i 4 SI vende voorstellingen dan wat konden profiteren. De artiesten, of hun managers of impressario's, zijn daar achter gekomen en hebben daarom hun gages danig verhoogd. In het antwoord op vraag 298 zegt het college dat de tarieven van de Harmonie niet dusdanig mogen worden omhooggebracht dat bepaalde bevolkingsgroepen daardoor de voorstellingen niet zullen kunnen bijwonen. Dit verhaal gaat waarschijn lijk wel op voor voorstellingen die niet geheel zijn uitverkocht, alhoewel men ook dan nog kan twisten over het punt of het niet geheel uitverkocht zijn wordt veroorzaakt door hetgeen wordt geboden of door de entreeprijs. De Stichting Culturele Centra hanteert echter gedifferentieerde tarieven, die vermoede lijk mede te maken hebben met hetgeen geboden wordt. In die gevallen wordt niet gekeken naar wat de mensen voor de voorstelling over hebben. In situaties waarover het in de vraag gaat is het naar mijn me ning zo dat er, wanneer degenen die bij een entree van 30,niet komen doch bij een entree van 25,aarzelen en uiteindelijk tot de conclusie komen dat ze het bedrag ervoor over hebben, geen kaarten meer verkrijgbaar zijn. Dan is de zaak al uitverkocht. Men moet daarom meteen toehappen. Ik begrijp derhalve het antwoord van het college niet en ik zou het college toch in overweging willen ge ven na te gaan in hoeverre voor de voorstellingen waarover hier wordt gesproken toch een O-lijn tarief kan worden gehanteerd. Mevrouw Waalkens: Mijn vraag gaat ook over punt 298. In het antwoord wordt gesteld dat de entree niet zodanig hoog mag zijn dat bepaalde bevolkingsgroepen daardoor dit soort voorstellingen niet zouden kunnen bijwonen. Mijn vraag is of er duidelijke richtlijnen zijn waarnaar moet worden gekeken. Wat is de hoogte van een entree? Welke bevolkingsgroepen mogen welke voorstellingen zien tegen welke be dragen? Ik ben benieuwd naar de hiervoor aanwezige indicaties. De heer De Vries (weth.): De heer Meijerhof vraagt naar het overleg tussen het bestuur van de Stichting Culturele Centra en het bestuur van het Filmhuis over de mogelijkheden tot samenwerking. Via de gemeentelijke gedelegeerde in het bestuur is ons gerapporteerd dat het bestuur van de Stichting Cul turele Centra alleszins positief staat tegenover de gedachte het Filmhuis binnen de programmering van de stichting te realiseren. Men weet dat de gemeente hiervoor geen extra middelen kan fourneren, zodat de initiatiefnemers van het Filmhuis en het bestuur van de Stichting Culturele Centra in goede harmonie proberen tot een oplossing te komen. Ik wil nog wel eens informeren in hoeverre op korte termijn resul taten van dit overleg mogen worden verwacht. In ieder geval hebben wij de partijen vrij snel na de ver gadering van 6 juli 1981 bijelkaar gebracht. De heer Meijerhof maakt ook nog een opmerking over de tarieven.' De voorstellingen die de heer Meijerhof op het oog heeft, moeten in het algemeen worden geacht wel kostendekkend te zijn. Hij noemt bedragen die op het ogenblik door bezoekers van de Harmonie voor de programma's moeten worden betaald. Dit zijn inderdaad gedifferentieerde prijzen en het bestuur stelt de prijzen dan ook vast aan de hand van de doelgroepen die men voor bepaalde voorstellingen denkt te kunnen trekken. In dat opzicht moet men proberen binnen de financiële ruimte die de stichting is gegeven tot een optimalisering te ko men van het benutten van de financiële mogelijkheden. Wij hebben de indruk - een en ander behoort ook geheel tot de verantwoordelijkheid van het bestuur van de stichting - dat men op dit stuk van zaken goed de vinger aan de pols houdt; men probeert met een zo gedifferentieerd mogelijk aanbod van culture le activiteiten te komen. Het programma dat wij enige maanden geleden hebben ontvangen bewijst ook dat er een rijk geschakeerd aanbod is tegen gevarieerde prijzen. (De heer Meijerhof: De cijfers die wij in grote hoeveelheden bij een begrotingszitting krijgen wijzen echter uit dat er zelfs bij voorstellingen die meerdere avonden zijn uitverkocht nog een bedrag op wordt toegelegd.) (Mevrouw Visscher-Bouwer: Ik heb ergens gelezen dat men, als men bij deze uitverkochte voorstellingen 5,meer entree zou heffen en men dit drie avonden doet, zou uitkomen. Er komt dan een bedrag van 12.000,-- meer bin nen. De artiesten die voor uitverkochte zalen werken, verdienen verschrikkelijk veel aan ons. Ik ben van mening dat de genoemde bevolkingsgroepen de voorstellingen dan net zo goed zullen bezoeken, want ik kan mij niet voorstellen dat dit alleen de groepen met de minimum inkomens zijn. Het zijn gewoon mensen die dergelijke voorstellingen zo het einde vinden dat zij er beslist naar toe willen. Wij hebben al zoveel te betalen dat wij, door deze voorstellingen zwaarder te belasten, extra geld binnen moeten zien te halen ten bate van andere door ons nuttig bevonden zaken.) (De heer Meijerhof: Ik heb het toch iets anders bedoeld. Ik wilde aangeven dat het verschil tussen het bedrag dat aan de artiest wordt be taald en de entreegelden negatief is. Wij verdienen niets aan dergelijke voorstellingen. Wij verliezen er zelfs nog op.) Het probleem dat de heer Meijerhof schetst is een zaak die wij toch nog wel eers met het bestuur van de Stichting Culturele Centra willen doorpraten, evenals de suggestie van mevrouw Vis- scher. Er zijn echter grenzen ten aanzien van entreeprijzen waar men niet straffeloos doorheen kan gaan. (De heer Meijerhof: Dat geldt voor twee kanten. Ook voor de artiesten zijn er grenzen.) Ï5iy De Voorzitter: Mag ik hierover even filosoferen? Het zou voor ons het meest ideaal zijn als wij met de artiest konden onderhandelen en tegen hem konden zeggen: "Gij verdient teveelGij moet wat min der verdienen, want dat komt ons beter uit.Zo ligt de wereld er helaas niet bij en dan komt men voor het akelige dilemma of men deze dure artiesten wel moet laten komen. Wij weten van tevoren niet hoe veel mensen de voorstellingen zullen bezoeken. Er zijn echter enkele publiekstrekkers waarbij wij er van tevoren vanuit gaan dat de zaal praktisch vol komt. Bij deze publiekstrekkers komen nogal veel mensen met een kleine portemonnaie en daarom aarzelt men bij de Stichting Culturele Centra om juist voor deze voorstellingen de entreeprijzen te verhogen. Ik ben dan ook verbaasd over het gemak waarmee mevrouw Visscher voorstelt er maar 5,~ bovenop te gooien. Er zijn wel voorstellingen met een geheel ander publiek, waarbij het geen probleem zou zijn om 5,— bij de entreeprijzen te doen. Meestal zijn echter bij dit soort voorstellingen de zalen maar halfvol. Dit is het dilemma waarmee men bij de Stich ting Culturele Centra vaak zit. Het uitgangspunt is echter dat men probeert de voorstellingen, waarvan men weet dat ze veel publiek trekken, kostendekkend te doen zijn. Het is goed dat wij deze discussie hebben. Misschien kunnen wethouder De Vries en de heer Van den Berg een en ander nog eens aan het bestuur van de Stichting Culturele Centra overdragen. (Mevrouw Van der Werf: Ik wil toch wel graag weten waarover wethouder De Vries precies gaat praten, want voor de verandering ben ik het een keer helemaal met het antwoord van de voorzitter eens en kon ik de redenering van mevrouw Visscher ook niet volgen. Ik hoop derhalve niet dat de wethouder het punt van een verhoging van 5,entreegeld bij uitverkochte voorstellingen gaat inbrengen bij het bestuur van de Stichting Culturele Centra. Ik hoop ook niet dat wij op een dergelijke wijze een ad hoc-beleid gaan maken.) Daarom vulde ik het antwoord van wethouder De Vries ook even aan, want de praktijk is dat de primaire verantwoordelijkheid bij het bestuur van de Stichting Culturele Centra ligt. Het enige is dat wij, en dan met name wethouder De Vries, zo nu en dan met het bestuur van de stichting van gedachten wisselen over verschillende zaken. In zijn algemeenheid dienen wij ons te beperken tot de grote lijnen. Wanneer wij echter van mening zijn dat het om verschillende redenen verantwoord is hogere tarieven in rekening te brengen, is het onze taak erop toe te zien dat men dat doet, want wij moeten subsidiëren en niet zuinig ook. Ik herhaal ech ter dat het om verschillende redenen moet zijn en dan moet ook het zojuist door mij aangevoerde punt in aanmerking worden genomen. (Mevrouw Van der Werf: Het punt van de tariefstelling is iets dat toch al weer opnieuw in de commissies aan de orde komt. Ik ben van mening dat wij daar in zijn algemeenheid over moeten praten en dat er niet zomaar, naar aanleiding van uitverkochte zalen, wat bij die entree prijzen op moet worden gegooid.) Daarover zijn wij het wel eens. Die conclusie heb ik ook niet getrokken. (De heer Bijkersma: De wethouder heeft gezegd dat hij de suggestie van mevrouw Visscher zal meenemen. Dat is dan niet juist.) Laten hierover geen misverstanden ontstaan. Zo eenvoudig liggen de zaken niet. De suggestie van mevrouw Visscher wordt niet in die zin meegenomen dat men zonder meer voorstelt om even ƒ5,-- bij de tarieven op te doen. Wethouder De Vries gebruikt altijd zijn verstand als hij discussies voert met mensen en hij zal dit punt dan ook erg verstandig inbrengen. (De heer Bijkersma: Dergelijke opmerkingen kunnen een eigen leven gaan leiden.) De Voorzitter schorst, om 21.00 uur, de vergadering voor de pauze. De Voorzitter heropent, om 21.25 uur, de vergadering. PAR. 13. BELEIDSSECTOR SPORT. A. Sportbeleid. De heer Meijerhof: Het antwoord op punt 299 en met name het tweede deel daarvan komt op mij wat vreemd over. Ik heb geprobeerd er achter te komen waarom het antwoord luidt zoals het hier staat. Ik denk dat dat ingegeven is doordat de aard van de werkzaamheden, die in de vraagstelling zijn bedoeld, anders is uitgelegd dat de vraagsteller heeft bedoeld. Ik ben het met het antwoord van het college eens als men denkt dat de vraag gaat over het gedeelte dat door de Sportraad al is geïnventariseerd en dat door een aan te trekken kracht zou worden gegroepeerd of gesorteerd. Naar mijn mening is het object aantrekkelijker te maken. De gegroepeerde en gesorteerde gegevens moeten ook nog geanalyseerd wor den. Ontbrekende zaken zullen nog moeten worden bijgevoegd. Voordat de Sportraad met een advies inzake het beleid kan komen, zal vermoedelijk het bestand moeten worden geanalyseerd en zullen de knelpunten moeten worden bepaald. Met andere woorden, ik ben van mening dat voor een HBO-student het project aantrekkelijker te maken is dan bij de beantwoording van de vraagstelling is verondersteld, in de vraag wordt gesproken over een stage-project. Misschien ware het beter geweest te spreken over een afstudeerproject. Mijn vraag is of het college nu, met de toelichting die ik heb gegeven, bereid is

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1981 | | pagina 28