185} De heer De Vries (weth.): Eigenlijk heeft de heer Bijkersma al antwoord gegeven op de opmerkin gen van de heer Meijerhof. Wij zijn op het ogenblik bezig de zaak van de herwaardering, ook ten aan zien van de subsidiëring van toerisme en VVV, op een rij te zetten. Wij hebben kennis genomen van de opmerkingen van de directeur van de VVV. Wij hebben tot onze vreugde gezien dat de VW nogal waf oplevert. Wij zullen, mede tegen die achtergrond, het herwaarderingsproject gaan bekijken. Mevrouw Munsterman maakt een opmerking over de accommodatie voor de watersporters in de Prin sentuin. Deze zaak is via het provinciaal bestuur voorgedragen voor honorering via het ISP. Wij kunnen er op rekenen dat de zaak in 1982 zijn beslag zal krijgen en dat in de Prinsentuin een piekfijne accom modatie tot stand zal komen met douches, verwarming en alles wat dies meer zij. De watersporter zal nog meer dan tot nu toe van de aanlegplaats in de Prinsentuin kunnen genieten. D. Dienst voor Sport en Recreatie. De heer Boelens: Uit het antwoord op vraag 316 ben ik niet veel wijzer geworden. Misschien kan het college hierop nog een toelichting geven. Men zegt dat in het verleden een vergelijkbaar onderzoek is gedaan naar mogelijke besparingen door middel van integratie van werkplaatsen ten behoeve van de verschillende diensten. Dat onderzoek heeft niet tot het gewenste resultaat geleid. Kan het college iets naders over dat resultaat zeggen? De Voorzitter: Het onderzoek waar de heer Boelens op doelt, heeftal vrij lang geleden plaatsge vonden. Zelfs al voor de tijd dat wethouder De Vries deze portefeuille had. Ik kan mij herinneren dat wethouder Tiekstra heel erg druk met dit punt bezig is geweest. Wethouder Tiekstra had toen zowel de portefeuille Plantsoenendienst, die valt onder Openbare Werken, als de portefeuille Sport en Recreatie, Er is toen erg serieus en diepgaand nagegaan of wij wezenlijk efficiënter zouden kunnen werken door in tegratie van zowel arbeidskrachten als werkplaatsen. Na rapportering hebben wij in b. en w. de con clusie moeten trekken dat met die integratie praktisch geen winst zou kunnen worden bereikt. Dit was het resultaat van het destijds gehouden onderzoek. Het antwoord komt enigszins negatief over. Het lijkt net of wij in het onderzoek verdronken zijn, maar dat is niet zo. Er is erg serieus bekeken of wij iets konden bereiken. Het is een vrij grondig onderzoek geweest. Het huidige beeld is niet veranderd, want de Plantsoenendienst en met name de Dienst voor Sport en Recreatie werken nog op dezelfde wijze als voorheen. Het is daarom niet zinvol opnieuw tijd en energie aan deze zelfde materie te besteden. De heer Boelens: Mag ik hierop nog even ingaan? Het tweede gedeelte van vraag 316 is iets anders, Hierin wordt namelijk gevraagd of door coördinatie van materieelomloop en personeelsroosters de kosten kunnen worden belVivloed. Ik heb de indruk dat momenteel bij de Dienst voor Sport en Recreatie te wei nig aandacht kan worden besteed aan het materieel wat betreft onderhoudsvoorzieningenAan de andere kant constateer ik dat de dienst momenteel vier boerderijen heeft waar het materieel kan worden gebor gen. Als ik bij wijze van spreken de zaak wat eventuele tarifering betreft scherp zou willen stel en, zou ik mij afvragen of men door de gestegen rentekosten plus veranderde omstandigheden sinds het jaar waar in het onderzoek plaatsvond - naar ik meen in 1974 - wel in voldoende mate kan meten of op dit terrein de dienst eigenlijk wel effectief functioneert. Het gaat namelijk om het opstellen van een manuurtarief waarin de kosten voor huisvesting inclusief afschrijving en rente over het geïnvesteerd vermogen worden ondergebracht en tevens de kosten van gereedschap en machines plus loon- en overheadkosten. Een en ander gebeurt bij andere diensten meen ik wel, maar niet bij de Dienst voor Sport en Recreatie. Ik wil het even niet alleen bij de Dienst voor Sport en Recreatie houden maar ook het gemeentelijk beleid ten aanzien van de groensector, de Plantsoenendienst, erin betrekken. Wanneer men het over locaties heeft, denk ik dat men overal in de stad steunpunten moet hebben van waaruit plantsoenen en sportvelden kun nen worden bewerkt. In de Commissie voor de Dienst voor Sport en Recreatie is echter reeds verschillen de malen een voorstel gedaan om een centrale werkplaats in te richten. Als men de apparatuur en ma chines die in een centrale werkplaats worden ondergebracht rendabel wil laten zijn, zal men toe, moe ten zorgdragen voor een bezetting van de machines en dit zou men wellicht in overleg met andere dien sten kunnen realiseren. Ik heb nu enkele opmerkingen gemaakt. Het enige dat ik aan b. en w. zou wil len vragen is of zij voldoende aandacht willen geven aan de beleidsvorming van het door mij genoemde onderdeel, ook als veranderingen binnen de Dienst voor Sport en Recreatie zouden plaatsvinden. De Voorzitter: Wij hebben bij punt 316 alleen gepraat over integratie. Ik laat aan wethouder De Vries over of wij nu op de vragen van de heer Boelens moeten ingaan. Het lijkt mij in feite meer een zaak voor de Commissie voor de Dienst voor Sport en Recreatie. Ik meen dat de heer Boelens zelf ook in die commissie zit. Het lijkt mij zinniger dat de commissie maar eens flink in de opmerkingen duikt die 14 S8 heer Boelens nu op tafel legt. Is wethouder De Vries het hier mee eens? (De heer De Vries (weth.): De Voorzitter sluit, om 21.50 uur, de vergadering.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1981 | | pagina 30