7
C. Personeelsbeleid.
Punten 19 t.e.m. 24.
Mevrouw Otsen: Ik ben in ieder geval blij dat b. en w. in het antwoord op vraag 19b de toezegging
doen dat de vacaturecommissie een evaluatieverslag zal uitbrengen. Ik zou ervoor willen pleiten om in
dit verslag ook bijvoorbeeld de gevolgen van toename van tijdelijke arbeidskrachten, overwerk, overbe
lasting van ambtenaren en de vertraging die dit elders oplevert te verwerken. Ik neem aan dat het ver
slag niet beperkt zal blijven tot het aangeven van de hoeveelheid vacatures die in een bepaalde periode
is ontstaan, maar dat de door mij genoemde zaken ook expliciet aan de orde zullen komen. Ik zou ook
willen vragen of de eventueel negatieve adviezen van de vacaturecommissie met betrekking tot vacatu
res die niet kunnen worden vervuld, doch waaraan de medezeggenschapscommissie een positief advies
heeft gegeven, eveneens in het evaluatieverslag kunnen worden verwerkt.
Dan wil ik graag even ingaan op vraag 22. Naar mijn mening is het heel moeilijk om te kunnen be
oordelen waarom mensen van baan veranderen. Mensen zijn momenteel minder mobiel en zullen ook zo
gauw niet meer veranderen. Toch lijkt het mij zinnig om inzicht te krijgen in de redenen waarom mensen
vertrekken. Naar mijn gevoel kan ook de gemeente daarmee haar voordeel doen en ik zou daarom willen
voorstellen zogenaamde exit-interviews te houden op het moment waarop mensen weg gaan, waardoor
duidelijk inzicht kan worden verkregen in de motieven van vertrek. Ik heb mij laten vertellen dat dit
niet al te veel tijd kost en ik zou derhalve willen vragen of u deze toezegging kunt doen. (De Voorzitter:
Er komen steeds meer taken voor steeds minder mensen.)
Mevrouw Van der Werf: Ik zou graag een toelichting hebben op het in antwoord 19b genoemde eva
luatieverslag. Het is mij niet helemaal duidelijk wat precies in dit verslag zal worden aangekaart. Uit
vraag 19b komt duidelijk naar voren dat het niet-vervullen van vacatures in feite een politieke keuze
is. Welke taken moeten worden verminderd of moeten worden afgebouwd? Ongetwijfeld zal dat het ge
volg zijn, want anders leiden deze beslissingen alleen maar tot overbelasting van de ambtenaren die
blijven. Wordt dit element eveneens in het evaluatieverslag betrokken? Is in feite het evaluatieverslag
straks het kader waarbinnen de vacaturecommissie verder gaat werken? Op deze punten zou ik graag
een toelichting willen hebben.
De heer Miedema (weth.): Mevrouw Otsen en mevrouw Van der Werf komen terug op vraag en ant
woord 19b betreffende het evaluatieverslag van de vacaturecommissie. Men vraagt zich af wat de inhoud
van een dergelijk verslag moet zijn en hoe het college dat denkt in te vullen. Het mag wel duidelijk
zijn dat de vacaturecommissie en het beleid dat zij voert zijn opgezet met de bedoeling de uitgaven van
de gemeente te verminderen. De commissie heeft een financiële taakstelling. In dit kader kunnen wij
derhalve stellen dat overwerk, extra banen en tijdelijke banen strijdig zijn met de opdracht van de com
missie. Wil de commissie dan ook het doel bereiken dat zij zich heeft gesteld, dan zal zij zeer alert
moeten blijven op deze zaken. Ik kan rustig stellen dat deze punten momenteel nauwlettend in het oog
worden gehouden en wij zijn zeer wel bereid in het verslag opgave te doen van wat in deze sectoren
gaat gebeuren.
Dan vraagt mevrouw Otsen in het evaluatieverslag eveneens aan te geven hoe vaak de vacature
commissie negatief adviseert in gevallen waarin de medezeggenschapscommissie een positief advies heeft
uitgebracht. Als de vacaturecommissie van mening is dat een vacature niet moet worden vervuld en de
medezeggenschapscommissie is daarmee niet akkoord, dan spelen de overwegingen van de medezeggen
schapscommissie een grote rol. Uiteindelijk beslissen b. en w. in deze situaties. In wezen is het derhalve
niet relevant in het verslag te verwerken hoe vaak een advies van de vacaturecommissie in strijd is met
het advies van de medezeggenschapscommissie. Het wordt pas interessant als het college, na beide ad
viezen overwogen te hebben, een beslissing heeft genomen. Ik veronderstel dat het geen problemen zal
opleveren om bij de verslaglegging duidelijk aan te geven hoe vaak deze situatie zich heeft voorge
daan. Ik meen dat dit nog nooit is gebeurd, maar mocht het toch het geval zijn dan zijn wij zeker bereid
dit in het evaluatieverslag op te nemen.
Mevrouw Van der Werf vraagt wat de bedoeling is van een dergelijk evaluatieverslag en welke on
derwerpen aan de orde worden gesteld. Pas nu de vacaturecommissie een tijdlang haar werkzaamheden
verricht komt goed naar voren hoe verschrikkelijk moeilijk dit werk is. Wij komen nu tot de ontdekking,
zo wij het al niet altijd hebben geweten, dat nergens een vacature vrij komt die niet behoeft te worden
vervuld. Iedere man en iedere vrouw in het gemeentelijk apparaat blijkt hard nodig te zijn en wel het
hardst op het moment dat de vacature ontstaat. Toch zal een keuze moeten worden gemaakt en de kans is
niet gering dat slachtoffers in bepaalde sectoren gaan vallen. Naar mijn mening is dat geen goede zaak.
Voor de raad is het denkelijk belangrijk dat in een dergelijk evaluatieverslag wordt opgenomen wat de
problemen zijn waar men momenteel mee zit en hoe men die denkt op te lossen. Eveneens is het belang
rijk te weten hoe de ervaringen zijn van de commissie binnen het bestel van deze gemeente en wat de
verwachtingen zijn voor de toekomst. Eventueel zou ook het advies van de raad gevraagd kunnen worden
in bepaalde deelsectoren. Ik kan mij voorstellen dat de raad het zeer zinvol zou vinden eens een keer in
de gelegenheid te zijn over de vorderingen van de vacaturecommissie te discussiëren en eventueel sug
gesties aan te dragen hoe het misschien nog beter zou kunnen.
Naar aanleiding van vraag 22 heeft mevrouw Otsen gevraagd of een enquête kan worden gehouden
wanneer mensen van baan veranderen. Ik denk dat mevrouw Otsen - en dat is geen verwijt - deze vraag
beter een of twee jaar eerder had kunnen stellen, want het aantal mutaties wordt bijzonder gering. Men
sen die een redelijke baan hebben gaan op dit moment niet zo snel meer veranderen. Mevrouw Otsen
vraagt nu of bij vertrek van mensen een enquête kan worden gehouden om de redenen van dit vertrek te
peilen en uit deze peiling eventueel een wijziging van het beleid te distilleren. Het lijkt eenvoudig. De
vertrekkende kan een briefje invullen, maar de ervaring leert dat van dit soort eenvoudige enquêtes de
waarde ook erg eenvoudig is. Wil men dit goed doen, dan zal er wel iets meer werk moeten worden ver
zeten naar mijn mening is dat in deze tijd, nu wij een vacaturecommissie in functie hebben, niet reëel.
Naar mijn mening is het dan ook niet verstandig de toezegging, waarom mevrouw Otsen vraagt, te doen.
Mevrouw Otsen: Ik heb in ieder geval het woord enquête niet genoemd. Ik heb gevraagd om een in
terview op het tijdstip dat mensen weggaan. Ik stel mij voor dat deze mensen een gesprek met de afde
ling Personeelszaken kunnen hebben over de motieven waarom zij weggaan. Naar mijn mening is het
door de wethouder genoemde argument dat zo weinig mensen weggaan niet relevant in dit geval. Mensen
die vertrekken zullen hiervoor wel heel degelijke motieven hebben en het lijkt mij heel goed daarin in
zicht te hebben. Men heeft mij verteld dat een dergelijk interview niet zoveel tijd kost. Veel grote be
drijven en overheidslichamen schijnen bij vertrek van mensen deze zogenaamde exit-interviews al te
houden en daarom verbaas ik mij enigszins over het antwoord van de heer Miedema.
De Voorzitter: Het element dat mevrouw Otsen hier naar voren brengt is geheel nieuw voor ons. Op
dit moment zou ik willen voorstellen dat b. en w. zich eens over dit voorstel beraden en wij kunnen me
vrouw Otsen dan later laten weten wat onze conclusie is.
Mevrouw Otsen: Ik wil punt 22 graag onder voorbehoud claimen, mijnheer de voorzitter. Misschien
mogen wij bij de begrotingszitting uw antwoord hierop vernemen.
De Voorzitter: Wij zullen u voor de begrotingsvergadering laten weten wat het standpunt van b. en
w. hierover is. Als wij zeggen dat wij bereid zijn de interviews te houden, hoeft u punt 22 niet meer te
claimen. In het andere geval behoudt u het recht om dit punt eventueel te claimen.
Wat betreft de vacaturecommissie wil ik nog graag opmerken dat wij naar mijn mening pas een goe
de discussie over het beleid van deze commissie kunnen krijgen nadat het eerste rapport op tafel ligt.
Wij zu en er echt niet met de pet naar gooien, dat blijkt ook wel uit de toelichting van wethouder
Miedema. Pas nadat het verslag van de vacaturecommissie is verschenen, kunt u wellicht concreter op de
daarin genoemde onderwerpen inhaken en kan ook beter worden gezocht naar het juiste beleid.
Punten 31 t.e.m. 34.
De heer Buising: In het antwoord op vraag 33 noemt u het aantal uitzendkrachten dat via commerci
ële uitzendbureaus bij de gemeente werkzaam is, exclusief de Dienst Gezondheidszorg. Ik wil daarom
vragen hoeveel uitzendkrachten op dit moment dan bij de Dienst Gezondheidszorg werken. Ik wil hier
aan ook nog een opmerking vastknopen. Als ik mij goed herinner hebben wij één of twee jaar geleden
afgesproken in principe geen uitzendkrachten meer via commerciële uitzendbureaus bij de gemeente en
de gemeentelijke instellingen te laten werken. Het blijkt nu dat dit nog wel het geval is. Kunt u hier
over een verklaring geven?
De Voorzitter: Misschien weet de heer Kolenbrander hoeveel uitzendkrachten momenteel bij de
DGZ werkzaam zijn. (De heer Kolenbrander: Dat kan ik zo niet zeggen.) Wij weten het op dit moment
net, maar wij zullen het u nog laten weten, mijnheer Buising.
Mevrouw Otsen: Het antwoord dat op vraag 31 wordt gegeven lijkt een beetje onlogisch. Hier wordt
gezegd dat het gebruik van uitzendkrachten zoveel mogelijk zal worden beperkt, doch verder dat het