8 toch noodzakelijk is een flink bedrag op te voeren om in geval van langdurige ziekte en zich vrij on verwacht voordoende pieken uitzendkrachten te kunnen inschakelen. Ik heb uit de beleidsnota gelezen dat het bedrag van 54.000,van vorig jaar nu tot 100.000,is verhoogd. Baseert u het antwoord op de veronderstelling dat er veel meer zieken zullen komen en dat de pieken nog groter zullen worden dan voorheen? Anders zie ik niet in waarom het bedrag moet worden verdubbeld. Misschien dat u hier over een toelichting kunt geven. De Voorzitter: Wat betreft het bedrag dat in het beleidsplan is opgevoerd voor het aanstellen van tijdelijk personeel kan ik u twee dingen zeggen. Ten eerste dat wij dit bedrag zo reè'el mogelijk moesten schatten en ten tweede dat wij ons hebben voorgenomen dat dit bedrag taakstellend moet zijn. Of wij daarin slagen is nog de vraag. Wij zullen echter wel ons uiterste best doen om de begrotingsbedragen zorgvuldig te bewaken. Wij hebben ook opdracht daartoe gegeven. Een dergelijke opdracht is echter ge makkelijker gegeven dan uit te voeren. Als de bewaking straks aangeeft dat het maximum is bereikt, vraag ik mij af of wij domweg kunnen stoppen met de werkzaamheden. Er zijn nu eenmaal werkzaamhe den waarmee niet kan worden gewacht tot het volgende jaar. Wij zullen echter ons best doen ons aan de taakstelling te houden. U zou de begrotingsbedragen niet moeten vergelijken. Wij hebben gekeken wat er het vorige jaar op rekeningbasis is uitgerold en hebben nu een zo reè'el mogelijk bedrag vastgesteld. Tegelijkertijd hebben wij gezegd dat dit bedrag het maximum dient te zijn. Wethouder Miedema zal nu nog antwoord geven op de tweede vraag van de heer Buising. De heer Miedema (weth.): De heer Buising vraagt naar aanleiding van punt 31 naar de uitzend krachten die bij de gemeente werkzaam zijn. In september 1980 waren dat drie personen en deze mensen waren inderdaad aangetrokken via een commercieel uitzendbureau. Wij hebben deze drie gevallen ex pliciet nageplozen en het is gebleken dat de andere bureaus niet in de krachten konden voorzien die de gemeente op dat moment nodig had. (De heer Buising: Wij hadden de afspraak dat wij dat in principe niet zouden doen.) Wij staan nog achter dit principe. In principe nemen wij geen uitzendkrachten van com- merciè'le bureaus, maar nood breekt wet op een gegeven moment. Datzelfde zou ik ook nog tegen me vrouw Otsen willen zeggen. Zij is verbaasd over de uitbreiding van het krediet. Willen wij echter de taakstelling halen en met minder mensen het werk gaan doen, dan houdt dat in - ook de burgemeester heeft terecht hierop gewezen - dat wij ook het werk moeten aanpassen en dat lukt niet altijd. Ergo, de rek is er vaak uit en komen er dan pieken of komt er ziekte dan zal men eerder tot een tijdelijke voor ziening moeten besluiten dan in een vorige termijn. Voorzichtigheidshalve is in de begroting deze post verhoogd, omdat bij het niet opnieuw vervullen van vacatures de kans dat wij een korte tijd een uit zendkracht moeten hebben duidelijk toeneemt. (Mevrouw Otsen: Is het functioneren van de vacaturecom missie op zich een reden om te veronderstellen dat er enige vertraging zal ontstaan bij het vervullen van vacatures?) Als vacatures niet vervuld worden, houdt dit onlosmakelijk in dat spanningen op de afdelin gen optreden. Die spanningen behoeven niet onrustbarend te zijn. Op het moment echter dat er ziekte komt, zit de rek er niet meer in om het werk met de overblijvende mensen op te vangen. Men is dan eer der genoodzaakt voor korte tijd een uitzendkracht te nemen. Punten 35 t.e.m. 41. Mevrouw Zondag—Demes: Ik wil graag ingaan op punt 37. In verband met de toekomstige wettelijke bepaling dat minstens 5% van het personeelsbestand uit minder-validen moet bestaan, lijkt het mij toch wel noodzakelijk dat Leeuwarden alvast op deze situatie inspeelt. Zou men ook nu al gebruik kunnen maken van het concept-ontwerp Wet Arbeid Gehandicapte Werknemers? In artikel 1 van dit concept ontwerp wordt namelijk wel een omschrijving van minder-validiteit gegeven. Het is allemaal nog niet definitief, maar ik vraag mij toch of of wij nu alvast niet op deze bepaling moeten inspelen. Mevrouw De Jong: Hetzelfde punt 37 had ik ook willen aanhalen. Mevrouw Zondag heeft hierover al iets gezegd en ik kan mij volledig bij haar woorden aansluiten. Verder zou ik iets willen vragen over vraag 39. Hoe zit het eigenlijk met de rente waartegen de hypothecaire geldleningen aan ambtenaren worden uitgezet? Ik heb het vermoeden dat de rente lager is dan bij een bank en dat de voorwaarden gunstiger zijn. Juist in deze tijd van grote tekorten en bezuini gingsacties vraag ik mij toch af of wij deze post niet moeten afstoten. Wij stoten wel meer posten af die wij liever gehandhaafd zouden zien. Ik vind echter hypotheekverstrekking een duidelijke taak van bank- en financieringsinstellingen. 9 De heer Miedema (weth.): Mevrouw Zondag legt de vinger bij vraag 37 en in wezen wordt in vraag J8 hetzelfde gevraagd, namelijk hoe hoog het percentage minder-valide ambtenaren is dat op dit mo- nent bij de gemeente Leeuwarden werkzaam is. Ik heb daar geen duidelijk antwoord op, omdat het cri- (rium waar de grens ligt tussen valide en minder-valide op dit moment niet is aan te geven. Inderdaad s een wettelijke bepaling op komst, waarin van de gemeente wordt gevraagd een zeker percentage min- jer-valide mensen in dienst te nemen. De invoering van deze bepaling laat echter nog wel een hele tijd op zich wachten en de criteria die men daarin wil handhaven en voorschrijven zijn mij op dit moment niet bekend. Pas als deze criteria bekend zijn, kunnen wij de balans opmaken. Ik wil hieraan wel graag oevoegen dat bij het benoemingsbeleid van de gemeente Leeuwarden duidelijk wordt getracht minder- validen die solliciteren op te vangen en zo mogelijk in het arbeidsproces op te nemen. Mocht enige aanpassing op een afdeling nodig zijn vanwege de handicap van deze man of vrouw, dan wordt dat ge- jaan. Ik ben van mening dat het personeelsbeleid van de gemeente Leeuwarden hierin goed te noemen is maar op de expliciete vraag hoeveel minder-validen er momenteel bij de gemeente werken, moet ik iet antwoord om de zojuist door mij genoemde redenen schuldig blijven. Mevrouw De Jong heeft een vraag gesteld over de hypotheekverstrekking aan ambtenaren. Zij vraagt of het niet zinvol zou zijn deze taak in het kader van de bezuiniging af te stoten. Ik ben wat verbaasd over deze vraag, want het zijn niet alleen gemeenteambtenaren die een garantie van de ge meente kunnen krijgen, ook andere burgers binnen de gemeente - dat is het criterium - kunnen deze ga rantie krijgen. (De heer Ten Brug (weth.): Dat is een heel andere zaak.) Het gaat er om welke rente moet worden betaald. Als wij leningen tegen een sterk gereduceerde rente zouden verstrekken, was ik het met mevrouw De Jong eens. (De Voorzitter: Wij mogen vooropstellen dat de regeling alleen geldt voor ambte naren. De gemeenten kunnen deze algemeen landelijke regel toepassen. Men moet de rente betalen die men ook moet betalen als men een hypotheek van de bank neemt. Dit is het concrete antwoord.) Mevrouw De Jong: Waar ligt dan de taakstelling die de gemeente op zich neemt? Ik begrijp dit punt niet goed. Wanneer u zegt dat de hypotheek tegen dezelfde rente wordt verstrekt als bij de bank, vraag ik mij af waarom de gemeente de taak overneemt die in feite banken en financieringsinstellingen toe komt. De Voorzitter: Ik wil hierop graag antwoorden. Ik heb al wat langer meegedraaid dan wethouder Miedema. Er worden wat extra faciliteiten verleend. Een aantal jaren geleden, toen de huidige situatie totaal nog niet heerste, is een landelijke regeling getroffen die inhield dat ambtenaren zowel bij het rijly de provincie als de gemeenten een lening direct van het rijfy de provincie of de gemeente konden krijgen. Ten principale voor dezelfde rente die men ook bij de bank.zou moeten betalen, maar men kreeg wat bijkomende faciliteiten zoals afsluitprovisie en dergelijke. Het voordeel is eenmalig en wij kunnen er verschillend over denken of dit een taak van de overheid is of niet. (De heer Sijbesma: Geen taak voor de overheid, maar wel voor de werkgever misschien.) Zo zou men het kunnen stellen. (Me vrouw Willemsma—de Jong: Zijn deze faciliteiten aan een bepaalde rang gebonden?) Neen, dat is niet zo. Men hoeft hiervoor geen bepaalde rang te hebben. Ik hoop dat de vraag van mevrouw De Jong hier mee voldoende duidelijk is beantwoord. D. Huisvesting gemeentelijke diensten. De heer Buising: Naar aanleiding van het antwoord op vraag 43 wil ik graag weten hoe ver de in het antwoord genoemde onderhandelingen zijn gevorderd. Kunt u hierover wat duidelijker zijn? Mevrouw Zondag—Demes: In vraag 42 wordt gesproken over nieuwe huisvesting voor het Gemeente lijk Woningbedrijf. In verband met het bestemmingsplan Oldegalileè'n is het naar mijn mening noodzake lijk spoedig een oplossing te vinden voor de huisvesting van het Woningbedrijf, anders dreigt daar de hele zaak vast te lopen. De heer De Jong: Mijn vraag is of het antwoord dat u geeft op vraag 44 in strijd is met de motie die de raad indertijd heeft aangenomen over het pand St. Jacobsstraat 25. De motie luidde namelijk vrij vertaald dat aan het pand St. Jacobsstraat 25 weer een winkelfunctie zou worden gegeven zodra de nieuwbouw op de hoek van de St. Jacobsstraat/Gouvemeursplein gereed zou zijn. Naar mijn idee zitten er mensen in deze raad die menen dat de verbouw van de St. Anthonyschool eerder klaar is dan de bouw van het winkelcentrum op de hoek van de St. Jacobsstraat/Gouvemeursplein, maar de tekst van de motie luidde zodanig dat zodra de bouw op de genoemde hoek zou zijn voltooid het pand St. Jacobsstraat 25 weereen winkelfunctie zou krijgen.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1981 | | pagina 5