14
ontwerprampenwet en het plan civiele verdediging met elkaar samenhangen en ook hoe de voorlichting
over die plannen aan de bevolking plaatsvindt. De antwoorden op die vragen geven ons niet voldoende
duidelijkheid over de samenhang. Op vraag 75 antwoordt het college dat het rampenbestrijdingsplan
zich richt op rampen in vredestijd. Toch is naar onze mening in Leeuwarden een Commissie Rampenbe
strijdingsplannen ingesteld. Deze commissie kreeg als taak om het algemene raamwerk dat in de rampen
nota werd geboden uit te werken in concrete rampenbestrijdingsplannen. Naar mijn mening is deze com
missie ook gekomen met het voorstel voor de inrichting van de schuilkelder onder het Wilhelminaplein,
Wij vragen ons af hoe wij dat moeten rijmen. Kennelijk is het rampenbestrijdingsplan toch niet alleen
gericht op rampen in vredestijd. Bovendien is het beleid van de minister, zoals ook in het beleidsplan
staat beschreven, gericht op het integreren van die twee aspecten van de rampenbestrijding. Wij willen
graag hierover wat meer duidelijkheid hebben en in feite blijft dan toch onze vraag gehandhaafd om
welke rampen het precies gaat bij de uitwerking van het rampenplan en hoe gedetailleerd deze worden
beschreven op grond van welke militaire scenario's.
Uit het antwoord op vraag 76 blijkt dat het rampenbestrijdingsplan niet openbaar is. Eerlijk gezegd
hebben wij ons hierover verbaasd. Bij rampen in vredestijd denken wij bijvoorbeeld ook aan situaties die
zich kunnen voordoen bij het vervoer van gevaarlijke stoffen, ontploffing van LPG-tanks en dergelijke.
Het is denkelijk erg zinvol de bevolking in de omgeving van een LPG-tank op de een of andere manier
op de hoogte te stellen van wat er gaat gebeuren als zich ongelukken zouden voordoen. Wij vragen ons
af waarom dit soort zaken niet openbaar kunnen worden gemaakt. Staan er dan toch dingen in zo'n plan
die geheim zijn?
In vraag 78 en 79 hebben wij in feite het college van b. en w. gevraagd een beoordeling te geven
over de plannen van de minister. Het college geeft daar geen antwoord op. Wij vragen ons af of dat be
tekent dat het college, als hoofd van de brandweer, het eens is met het beleid van de minister en de
ontwikkeling die plaats heeft juist vindt. Ook de vraag of er overleg is met de brandweer blijft in feite
onbeantwoord.
In het antwoord op vraag 82 wordt gesproken over de rampenstaf. Kunt u zeggen wat voor staf dit
is? Betekent dat hetzelfde als de Commissie Rampenbestrijdingsplannen? Het antwoord vermeldt dat ook
civiele verdedigingsmaatregelen aan de orde komen, vandaar dat wij meenden het daaruit te kunnen af
leiden.
Een ander punt is, naast de toelichting die wij toch graag op de genoemde zaken zouden willen
hebben, dat onze fractie vindt - ook dit is reeds eerder gezegd bij de discussies over de civiele verdedi
ging - dat de raad en ook b. en w. door het uitvoeren van het civiele verdedigingsbeleid op geen enkele
manier hun verantwoordelijkheid aangaande de bescherming van de bevolking kunnen waarmaken. Veel
meer zou dat kunnen worden gedaan door het voeren van een actieve vredespolitiek. Daarop doelen wij
in vraag 85. Wij denken daarbij aan uitspraken zoals door de gemeente Nijmegen zijn gedaan: Geen
kernwapens op het grondgebied van de gemeente - dus geen kernwapens op Leeuwarder grondgebied -,
een kernwapenvrije zone, en dergelijke. Men zou daarbij ook kunnen denken aan oproepen aan de
Leeuwarder bevolking om deel te nemen aan de anti-kernwapendemonstratie, zoals de gemeente Zaanstad
dat de afgelopen weken heeft gedaan. Wij denken eveneens aan bijvoorbeeld het opzetten van projecten
voor vredesonderwijs, het protesteren tegen en het weigeren van de uitvoering van een atoomschuiikel-
derprogramma. In uw antwoord zegt u dat voor de gemeente op dit terrein geen taak ligt. Onze fractie
denkt daar duidelijk anders over. Wij vinden dat een gemeente, die de bescherming van haar bevolking
serieus neemt, daar zeker een taak in heeft» Wij zouden het college ten eerste willen vragen of het plan
civiele verdediging, waarover in het beleidsplan wordt gesproken, ook in de raad aan de orde wordt ge
steld en ten tweede of tegelijk met het genoemde plan de raad een voorstel kan worden voorgelegd,
waarin wordt aangegeven op welke wijze het college denkt vredespolitiek te kunnen voeren.
Mevrouw De Jong: Het antwoord op vraag 76 heeft mij ook hogelijk verbaasd. Een rampenbestrij
dingsplan heeft direct te maken met de maatregelen die de overheid neemt ter bescherming van haar be
volking, tenminste daar mag men vanuit gaan. Ik vind het een zeer bedenkelijke zaak dat een dergelijk
plan niet openbaar mag worden gemaakt, zelfs zonder dat alle details daarvan in de openbaarheid ko
men. Ik ben ook van mening dat dit geen geruststelling biedt naar de bevolking toe, doch dat het eerder
angst en onzekerheid oproept.
De Voorzitter: Ik geloof dat ik op de opmerkingen van de heer Heere niet hoef in te gaan. Hij heeft
meer een aantal kanttekeningen gemaakt en geen concrete vragen gesteld.
Mevrouw Van der Werf heeft wel een aantal vragen gesteld. Eerst zal ik de vraag over de open
baarheid van rampenbestrijdingsplannen beantwoorden; daarover heeft ook mevrouw De Jong een vraag
gesteld» Voor u beiden is het onbegrijpelijk dat het rampenbestrijdingsplan niet openbaar is. De inhoud
15
Lan is echter weinig geheimzinnig. Het rampenbestrijdingsplan is ook in december 1979 aan de orde
ieweest, toen het rampenplan door de raad werd vastgesteld. Rampenbestrijdingsplannen houden niets
Iders in dan dat voor bepaalde bedrijven zeer concreet moet worden aangegeven hoe moet worden op-
Itreden als er plotseling iets gebeurt. Met name vanwege het feit dat zeer concrete gegevens over be-
Ijven in een dergelijk plan moeten staan, heeft de wetgever - niet wij - bepaald dat de plannen niet
Lenbaar mogen worden gemaakt. (Mevrouw Van der Werf: Wij hebben in de raad vaak gepraat over de
LPG-tank in Bilgaard. Al meerdere malen is gepleit voor een rampenbestrijdingsplan voor die situatie en
larbij is ook gepleit voor het op de hoogte brengen van de bevolking wat zou moeten gebeuren in een
Lmpsituatie. Indertijd heeft het college in het kader van het uitwerken van het rampenplan geantwoord
daaraan aandacht te zullen besteden, ook aan het aspect van voorlichting aan de bevolking. Wellicht is
het volgens de wet inderdaad niet mogelijk de inhoud van een dergelijk plan volgens de letter te pub I i -
beren, maar ik ben van mening dat wel aandacht moet worden besteed aan voorlichting en dat in ieder
geval de bevolking duidelijk moet worden gemaakt wat haar rol in het gebeuren kan zijn.) Wij hebben
nderdaad gezegd dat het ons zinvol leek een plan klaar te hebben voor het geval een rampsituatie zich
laar zou voordoen. In feite is dat geen rampenbestrijdingsplan als bedoeld in de zin van de wet. Het is
swoon een plan dat betrekking heeft op een bepaald bedrijf. Nadat de raad in december 1979 het ram-
lenplan had vastgesteld, is de brandweer begonnen met het maken van een soort draaiboek waarin moet
lorden aangegeven wat te doen als plotseling een rampsituatie zich voordoet, hoe zo snel mogelijk ade-
iuafe hulp kan worden verleend en dergelijke zaken. Men is begonnen bij bedrijven met de grootste ri
sicofactoren en er wordt intensief met de leiding van de bedrijven overlegd. Dat zijn rampenbestri j-
ingsplannen als bedoeld in de zin van de wet. Toen de discussie nogmaals over de LPG-tank in Bilgaard
:wam, heb ik gezegd dat wij toch een commissie hadden die zich over dat soort zaken buigt en dat het
nij zinvol leek een draaiboek klaar te hebben liggen voor het geval er eens iets zou gebeuren met een
van de LPG-stations. Ik had het woord rampenbestrijdingsplan toen niet moeten gebruiken, want dat
geeft kennelijk verwarring. Aan het draaiboek voor de LPG-stations is ook gewerkt en als het klaar is
bestaat er geen enkel bezwaar om hieraan meer algemene bekendheid te geven, in ieder geval aan die
genen die er direct bij betrokken zijn.
Dan heeft mevrouw Van der Werf gevraagd waarom de Commissie Rampenbestrijdingsplannen zich
beeft bezig gehouden met de atoomschuilkelder, zijnde een commissie die zich bezig houdt met rampen
in vredestijd. Hiervoor was een praktische reden. Deze ambtelijke commissie, onder voorzitterschap van
de heer Bijkersma - ik heb de heer Bijkersma gevraagd voorzitter te willen worden, niet omdat hij raads
lid is, maar omdat hij geacht wordt een zekere kennis van dit soort zaken te hebben -, begeleidt de lei
ding van de brandweer bij het opstellen van rampenbestrijdingsplannen. Omdat de commissie toch be
stond, heb ik deze commissie gevraagd zich erover te beraden wat er moet gebeuren met de schuilkelder.
Anders had weer een andere commissie moeten worden ingesteld met ook iemand van de brandweer en
iemand van de BB. (Mevrouw Van der Werf: Is dit een eenmalige aangelegenheid geweest of gaat deze
commissie zich in het vervolg vaker bezighouden met bepaalde zaken die ook in het plan civiele verde
diging worden genoemd?) Als de raad kredieten afwijst, hebben zij niet zoveel te doen. (Mevrouw Van
derWert: Als u de beslissing van de raad bedoelt over het afwijzen van de inrichting van de schuilkel
der, dan ben ik daar blij om, maar daarmee geeft u nog geen antwoord op mijn vraag.) Voor een deel
wel. Deze commissie werkt als er iets moet worden geregeld. Voor de kwestie schuilkelder moest ook een
soort draaiboek worden gemaakt. Ik neem aan dat de commissie hiermee nog bezig is. (De heer Bijkersma:
Het draaiboek is klaar. Het is een organisatorische kwestie.) Een concreet antwoord op de vraag van me
vrouw Van der Werf is derhalve dat de commissie niet regelmatig werkt. (Mevrouw Van der Werf: Gaat
de commissie zich ook bezig houden met civiele verdediging of alleen met rampenbestrijdingsplannen in
vredestijd?) Ik ben nog niet klaar met alle vragen. De kwestie van de schuilkelder heb ik nu duidelijk
beantwoord. Ik heb de reden aangegeven waarom hetzelfde groepje mensen is gevraagd deze kwestie te
willen aanpakken.
Vervolgens heeft mevrouw Van der Werf gevraagd of de rampenstaf hetzelfde is als de Commissie
Rampenbestrijdingsplannen. Neen. De rampenstaf bestaat al heel lang. Het is een groep mensen die sa-
tien met mij een staf vormen. In deze staf zitten enkele diensthoofden, zoals de commissaris van politie,
be commandant van de brandweer, de directeur van de DGD, de kabinetschef en de directeur van de So
ciale Dienst. Een groepje van een man of tien, dat snel bij elkaar moet kunnen komen om leiding te ge
ven bij een rampsituatie. De groep komt ook 1 6 2 keer per jaar bij elkaar om van gedachten te wisselen
over dit soort problemen. De rampenstaf is maar één keer daadwerkelijk bezig geweest en dat was in fe
bruari 1979 toen Leeuwarden praktisch was afgesloten door de sneeuw. Een totaal andere groep derhalve
dan de groep die met de rampenbestrijdingsplannen bezig is geweest.
Mevrouw Van der Werf heeft ook nog gevraagd of het plan civiele verdediging in de raad komt. Het
15 net de bedoeling dat plan aan de raad voor te leggen. Het is echter geen geheim plan en het kan best
ter inzage voor de raad worden gelegd.