I Verslag van de vergadering op donderdag 12 november 1981 van de afdeling II van de Gemeente— I raad van Leeuwarden ter voorbereiding van de behandeling van de ontwerp—begrotingen voor 1982 en het ontwerp—beleidsplan 1982—1986. 16 Dan heeft mevrouw Van der Werf een vraag gesteld over de samenwerking tussen de Bescherming Bevolking en de brandweer. Op dit moment heeft nog weinig discussie plaatsgevonden met de eigen brandweermensen over een mogelijke integratie, om de eenvoudige reden dat wij nog niet precies weten wat er gaat gebeuren. Dit punt is momenteel landelijk in discussie en men tracht definitief vast testel len welke taken van de huidige BB overgaan naar de brandweerhulpverleningsdiensten en welke taken overgaan naar de mobiele colonnes. Deze punten moeten nog worden uitgekristalliseerd en men is hier mee druk bezig. Er zijn wel bepaalde ideeè'n gelanceerd en deze zijn ook publiek gemaakt. De minister heeft over deze kwestie zeer uitvoerig met de Kamer gediscussieerd. Persoonlijk heb ik uitvoerig met de staf van de brandweer gesproken over de consequenties die een bepaalde integratie met zich mee kan brengen. Wat er echter precies gaat gebeuren, weten wij ook niet. Zolang de oude BB-gebieden en de brandweerhulpverleningsgebieden niet synchroon lopen, kunnen wij ook nog niets harmoniseren. Wij kunnen hoogstens elkaar helpen en dat doen wij ook. Op dit moment worden bij de wet afzonderlijke middelen vastgesteld voor de BB. Het is op dit ogenblik nog niet mogelijk een deel van die middelen aan te wenden voor een geïntegreerd geheel, voor de brandweer met wat wij de beroepsmensen van de BB noemen. Het is helaas nog een vrij vaag antwoord. Ik kan pas duidelijker antwoorden als er duidelijke voorschriften zijn gegeven. (De heer Heere: Als mevrouw Van der Werf wat meer gedetailleerde antwoor den wil hebben, kan zij die altijd bij mij halen.) (Mevrouw Van der Werf: Spreekt de heer Heere als raadslid of als privé persoon?) Ik wil hier liever buiten blijven. Ik wil ook nog antwoorden op de opmerkingen die mevrouw Van der Werf heeft gemaakt over de ci viele verdediging. Zij heeft gezegd - ik stel het enigszins zwart-wit Stop maar met de civiele verde diging en besteed alle energie aan vredespolitiek. Ik ben van mening dat deze twee zaken heel goed parallel kunnen lopen en dan zeg ik dat wij helaas ook over civiele verdediging moeten praten. Het ge meentelijk apparaat moet onder bepaalde omstandigheden verantwoordelijkheden op zich nemen en daarvoor gelden ook voorschriften, zoals ook de heer Heere al heeft gezegd. Om een concreet voorbeeld te noemen moet ik zeggen dat hier distributiebescheiden zijn. Dit is wettelijk geregeld en wij kunnen deze bescheiden echt niet met de heer Van Rooi jen meegeven voor de vuilverbranding. Wij passen er zorgvuldig op en wij zijn dat ook verplicht. Dit behoort tot de civiele verdediging en is vastgelegd in wetten. Wij voeren deze wetten uit. (Mevrouw Van der Werf: Betekent uw opmerking dat deze twee za ken parallel kunnen lopen dat u daarmee positief antwoordt op mijn vraag en dus bereid bent tegelijk mei het plan civiele verdediging een voorstel in de raad te brengen waarin u duidelijk maakt hoe u vredes politiek gaat voeren? Ik heb een aantal voorbeelden genoemd.) Dit punt heeft niets te maken met wel of niet willen. Een plan maken voor civiele verdediging is bedoeld om een erg concrete invulling te geven aan hetgeen wettelijk is voorgeschreven. Het is niet erg zinvol om in de tekst van het plan civiele ver dediging, hoe belangrijk het ook is, op te nemen hoe vredespolitiek moet worden bedreven. Vredespoli tiek moet voorop staan. Ik heb duidelijk gezegd dat mijn persoonlijke mening is dat het accent moet lig gen op vredespolitiek en ik denk dat velen in deze zaal die mening delen. Samen moeten wij ons sterk maken voor de vrede, maar zoals de wereld er vandaag de dag bij ligt moeten wij helaas ook iets doen aan civiele verdediging. Wij kunnen hierover van mening verschillen. (Mevrouw Van der Werf: Ik ben van mening dat wij in ieder geval iets aan vredespolitiek moeten doen. Ik wil derhalve dit punt claimen, want ik wil graag een uitspraak van de raad over de zin of zij vredespolitiek ook tot haar taak kan re kenen. Ik wil hierover in de begrotingszitting graag verder discussiè'ren.) Het staat u vrij te claimen dat u wilt dat de raad iets aan vredespolitiek doet. Het is genoteerd. (Mevrouw Van der Werf: Ik heb begre pen dat het college van b. en w. niet van plan is met een dergelijk voorstel te komen, vandaar dat ik claim zodat de raad daarover een uitspraak kan doen.) Wij komen inderdaad niet met een dergelijk voorstel, daarover kan ik erg duidelijk zijn en u krijgt straks in de begrotingszitting hetzelfde antwoord. Strikt formeel gesproken vraag ik mij af of de raad bevoegd is hierover een uitspraak te doen. Vredespo litiek voeren als zodanig is niet bepaald direct een taak van het gemeentebestuur. Het is iets anders dat men er zeer positief tegenover staat. Vredespolitiek bedrijven lijkt mij nu niet direct een taak van het gemeentebestuur, doch u kunt de gemeentewet er eens op nalezen. Dit behoort in ieder geval tot de taak van de raadsleden. De Voorzitter sluit, om 21.25 uur, de vergadering. Aanwezig van de afdeling: mevrouw M.A. van Dijk-van Terwisga en de heren J.F. Janssen, C. de Jong, ir. C.L. Rijpma (weth.), P.J. Sijbesma en P. D. van der Wal. Afwezig van de afdeling: de heer H. ten Hoeve. Aanwezige overige raadsleden: de dames E. Brandenburg-Sjoerdsma, H.J. de Haan-Laagland, H. Munsterman-Schotsman, C.J.M. Otsen, G. Visscher-Bouwer, G. Vollema-Doevendans en JE.M.T. Zondag-Demes en de heren B. Bilker, T.A. Boelens, J. ten Brug (weth.), J.R. Bijkersma, ir. C.G.H. Geerts (weth.), D.E. Heere, W. Miedema (weth.) (vanaf 20.25 uur), mr. H.S. Pruiksma, J. Scha- gen en N. Sterk. Voorzitter: de heer J.S. Brandsma, burgemeester. Voorts zijn aanwezig: de heren H. Achterhof, directeur Stedebouw en Bouwkunde van de Dienst Stadsontwikkeling, P. de Boer, plv. hoofd van de afdeling Financiën en Belastingen, L. D. Corée, directeur Grondbedrijf van de Dienst Stadsontwikkeling, H. Flinterman, hoofd van de afdeling Ruimtelijke Ordeningen Volkshuisvesting, mr. L.P.A. van Kats, loco-secretaris, mr. H.A. Lassche, plv. hoofd van de afdeling Ruimtelijke Ordening en Volkshuisvesting, ir. J.J. Muller, directeur Openbare Werken van de Dienst Stadsontwikkeling, en J. van der Wal, hoofddirecteur van de Dienst Sfadsontwi kke ling. Te behandelen: Par. 3. Beleidssector Ruimtelijke Ordening, Openbare Werken, Verkeer en Vervoer. De Voorzitter: Ik open de vergadering van de afdeling II en heet u allen hartelijk welkom. Ik heb vernomen dat de heer Ten Hoeve vanavond niet aanwezig zal zijn. Ik stel voor, evenals bij vo rige afdelingsvergaderingen, de vragen in groepjes tegelijk te behandelen. PAR. 3. BELEIDSSECTOR RUIMTELIJKE ORDENING, OPENBARE WERKEN, VERKEER EN VERVOER. A. Stadsvernieuwing. De heer Sijbesma: De vraag die ik ophang aan punt 88 luidt of er al iets bekend is over de be slissing van de minister wat betreft Achter de Hoven en Molenpad. Mevrouw Van Dijk—van Terwisga: Onze vraag is nog in hoeverre de in punt 87 genoemde ten tatieve reserveringen reeds zijn veilig gesteld en wat de aard is van de gewijzigde omstandigheden die daarop eventueel nog invloed zouden kunnen hebben. De heer Bijkersma: Ik wil mijn vraag graag vastkoppelen aan punt 92 betreffende het zich nog steeds in ongerede toestand bevindende terrein bij de BIeekerstraat(De Voorzitter: U weet de op lossing?) Mijnheer de voorzitter, daarvoor zit ik hier op het ogenblik niet. Nu ben ik hier om vragen te stellen. (De Voorzitter: Ik ben zo nieuwsgierig.) Welke maatregelen zijn destijds, toen het ter rein werd vrijgegeven voor een andere bestemming dan de oorspronkelijke, genomen om de nu ont stane situatie te voorkomen? Als er geen maatregelen zijn genomen, wat is dan aan dit probleem te doen? De toestand daar vraagt beslist om een oplossing. Het is niet de eerste keer dat ik dit punt aan de orde stel. In een commissie, waarin ik ooit eens heb gezeten, heb ik ook op de toestand van het terrein aan de Bleekerstraat gewezen, maar tot nu toe heeft men steeds gefaald. Er is nog steeds

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1981 | | pagina 9