8
De Foarsitter: Op in gegeven momint lieten jo yn jo petear falie dat jo üt namme fan de minder
heid fan de riedsadvyskommisje sprieken. (De hear Jansma: Ja, dat wie it part dat dêr betrekking op
hie.) Luke jo dizze wurden wer yn, mynhear Jansma? (De hear Jansma: Ja, mynhear de foarsitter.)
Mevrouw Brandenburg—Sjoerdsma: De heer Jansma heeft de feiten nog eens op een rijtje gezet.
Ik denk echter dat hij één belangrijk feit heeft vergeten en daarmee eigenlijk had moeten beginnen.
Een jaar voordat deze hele situatie namelijk begon te spelen is via de inspraakprocedure het bestem
mingsplan Vogelwijk vastgesteld. In de raadszitting waar een en ander speelde waren wij van mening
dat dit een heel belangrijk feit was. Onze intentie was op dat moment om het bestemmingsplan niet
te veranderen. De heer Jansma vertelt dan dat in het Roekenest werk wordt gedaan voor bejaarden.
Dat is waar. Daartegen hadden de buurtbewoners maar ook de raadsleden die tegen het voorbereidings-
besluit hadden gestemd geen bezwaar. Waar het om ging was het jongerenwerk in de weekenden. Over
de geluidshinder - de heer Jansma zegt dat tegen geluidsoverlast allerlei regelingen zijn te treffen -
moet ik wel opmerken dat het geluid in hoofdzaak wordt geproduceerd buiten de muur van het Roeke
nest. Het standpunt dat door de meerderheid van de Raadsadviescommissie voor de Beroep- en Bezwaar
schriften wordt ingenomen, wordt door ons onderschreven. Ik meende toch dat ik het punt van het be
stemmingsplan - ik vind het ook een heel gewichtig punt - nog^even moest noemen. Wij blijven dus bij
ons standpunt van de vorige keer.
De heer De Beer: De VVD-fractie is van mening dat de raad op 26 januari een verkeerde beslis
sing heeft genomen en wel om de volgende redenen. Toen wij het bestemmingsplan Vogelwijk hebben
vastgesteld, was de woonbestemming een van de uitgangspunten die wij hebben gehanteerd. Dat ge
beurt in alle delen van de stad. Bij de vorige behandeling op 26 januari heb ik vanuit mijn fractie
gezegd waarom wij op dat moment tegen het nemen van een voorbereidingsbes luit waren. Ik zal de
hele opsomming niet weer herhalen, want deze staat keurig vermeld op pagina 2 van de raadsbrief.
Wat wel belangrijk is vindt u onderaan op pagina 3 van de raadsbrief. Daar staat dat op dat moment
de belangen van alle betrokkenen tegen elkaar moeten worden afgewogen. Tijdens de hoorzitting is
duidelijk gebleken dat wij - de commissie die het beroepschrift heeft behandeld - op dat moment niet
op de hoogte zijn geweest van alle elementen die op dat moment een rol hebben gespeeld. Het is ook
niet zo dat de bewoners van de omgeving van het Roekenest daarna met bezwaren zijn gekomen. Zij
hebben in feite altijd al bezwaren gehad tegen de hele gang van zaken daar. Op 26 januari is voor
al het accent gelegd op het bejaardenwerk. Dat was op dat moment helemaal niet belangrijk, want
tegen het bejaardenwerk is op geen enkele manier geageerd. Er is niemand geweest die heeft gezegd
dat het bejaardenwerk niet door moest gaan en er is ook niet gezegd dat er niet gebouwd mocht wor
den ten behoeve van bejaarden. Het ging uitsluitend om een uitbreiding voor het jeugd- en jongeren
werk in de wijk. Duidelijk is ook gebleken dat er niet in maar vooral buiten het gebouw veel over
last zal worden veroorzaakt. Mijn fractie is van mening dat op 26 januari een verkeerde beslissing is
genomen. Wij staan achter het besluit zoals dat geformuleerd is in de raadsbrief.
De heer Van der Wal: Mijn fractie heeft op 26 januari het standpunt ingenomen dat in een voor-
bereidingsbesluit een voornemen van het gemeentebestuur wordt neergelegd. Hierna kunnen belang
hebbenden bezwaren en bezwaarschriften volgens de formele procedures indienen, waarna deze kun
nen worden afgewogen en er een beslissing in het kader van het wijzigen van een bestemmingsplan
wordt genomen. In dat opzicht hebben wij gezegd dat wij een en ander zullen afwachten en dat wij
grote twijfels hebben aan de uitbreiding van het Roekenest. Naar onze mening constateert de Raads
adviescommissie voor de Beroep- en Bezwaarschriften op blz. 3 onderaan terecht dat de informatie
in de raadsbrief uiterst summier is te noemen. Inmiddels is er heel wat gebeurd en is er een vracht
aan informatie boven water gekomen, waaronder degelijker tekeningen. Ik kan mij herinneren dat er
in de Commissie voor de Ruimtelijke Ordening sprake was van een zeer summier schetsje. Op dit mo
ment is alle informatie via een bijzondere en buitengewone procedure, althans voor een voorberei-
dingsbesluit, boven water gekomen. Deze informatie wegende doet ons tot de conclusie komen dat
de uitbreiding van het Roekenest, zoals die gepland is, niet door moet gaan. Ik ga hierbij niet in
op allerlei exploitatie-overwegingen die misschien passen in bejaardenwerk en in een accommodatie
nota. Wij hebben hier te oordelen in het kader van de Wet op de ruimtelijke ordening. Strikt formeel
kan men reageren in de trant van: laat het voorbereidingsbesluit maar doorgaan, want de bezwaren
komen nog wel terug bij het bestemmingsplan. Het lijkt ons verspilling van energie als men nu aan
de hand van de hoeveelheid informatie die ons ter beschikking staat tot een afgewogen oordeel kan
komen. Het betekent echter niet dat ik het met de meerderheid van de commissie eens ben dat de
raad bij het nemen van voorbereidingsbesluiten de belangen van alle betrokkenen tegen elkaar had
9
moeten afwegen. Voorbereidingsbesluiten spreken een voornemen van de raad uit dat dan nog getoetst
kan/moet worden. In zijn algemeenheid ben ik het niet met de opmerking van de raadsadviescommis
sie eens dat de raad bij het nemen van het voorbereidingsbesluit de belangen van alle betrokkenen
tegen elkaar had moeten afwegen. Het al of niet ontvankelijk verklaren van het beroepschrift vind
ik een min of meer juridisch steekspel. Ik denk dat het wel degelijk betrekking heeft op de zaak en
dus ontvankelijk moet worden verklaard. Wat dat betreft wacht ik ook het antwoord van de voorzit
tervan de Raadsadviescommissie voor de Beroep- en Bezwaarschriften af. Vooralsnog neem ik aan dat
hef beroepschrift wel ontvankelijk verklaard kan worden. Daarom stemt mijn fractie, na heroverwe
ging, in met het meerderheidsadvies van de raadsadviescommissie.
Mevrouw De Jong: Ik heb alle waardering voor de argumenten zoals die door het CDA naar voren
zijn gebracht om het voorbereidingsbesluit te blijven handhaven en de zaak bij het Roekenest niet op
slot te zetten. Toch ben ik van mening - de heer Van der Wal heeft het zojuist ook gezegd - dat de
informatie er nu in feite al is. Er zijn zoveel bezwaarschriften binnen gekomen, dat wij niet moeten
aarzelen om op dit moment al een uitspraak te doen. De opmerking op blz. 4 van de raadsbrief "On
der deze omstandigheden dienen de belangen van de omwonenden naar het oordeel van de meerder
heid van de commissie te prevaleren boven die van de Stichting Ontspanningscentrum Leeuwarden-
West" is voor mij een zeer zwaarwegend argument om in te stemmen met hetgeen in het besluit is
weergegeven
De Voorzitter: Ik geef nu het woord aan de heer Rommerts.
De heer Rommerts: Ik maak graag van de gelegenheid gebruik om ons advies nog even toe te lich
ten. De vraag is of bij dit raadsbesluit rechtstreeks het belang van de bezwaarden is betrokken. Dat
is zo ongeveer de formulering in de wet. De raadsadviescommissie heeft ook over een en ander be
raadslaagd. Zij is tenslotte tot de conclusie gekomen dat het belang van de bezwaarden wel bij het
raadsbesluit is betrokken en dat hier dus wel ontvankelijkheid bestaat. De commissie heeft hiervoor
drie motieven
In de eerste plaats betreft het hier een voorbereidingsbesluit dat betrekking heeft op één pand.
Men heeft voorbereidingsbesluiten waarbij een groter gebied betrokken is en waar zich allerlei kwes
ties kunnen voordoen die men bij het nemen van het voorbereidingsbesluit nog niet duidelijk kan over
zien. !n dit geval gaat het om het pand Roekstraat 45. Het voorbereidingsbesluit is het wegnemen van
een hindernis op een weg die rechtstreeks leidt naar dat ene geval. Wij vinden dat op zichzelf al een
argument om te zeggen dat hier wel-ontvankelijkheid is.
Tweede argument is dat het raadsvoorstel van b. en w. van 24 december 1980 zegt dat uit stede-
bouwkundige overwegingen geen bezwaren bestaan tegen de thans voorgestelde bestemming. Het valt
ons op dat het college van b. en w. - ik wil niet veronderstellen dat er een slip-of-the-pen heeft
plaatsgevonden - toch ook wel op het standpunt stond dat men al stedebouwkundige overwegingen
liet gelden bij de beoordeling van dit voorbereidingsbesluit. Wat dat betreft zit de gemeente dus
helemaal op de lijn van de raadsadviescommissie.
Het derde argument dat ik wil aanvoeren is dat "niet-ontvankelijk" in de moderne rechtstoepas-
sing een beslissing is waar men zuinig mee moet zijn. De mensen begrijpen over het algemeen niet
het verschil tussen niet-ontvankelijkheid en afwijzing. Men raakt in de war door deze twee begrip
pen. Maar bovendien is het een vervelende beslissing. Men heeft zich met allerlei argumenten sterk
gemaakt en men heeft de raad en andere betrokkenen overstroomd met stukken. Tenslotte blijkt dat
de zaak waar het eigenlijk om gaat, materieel helemaal niet aan de orde komt. Dat is een beslissing
die soms onvermijdelijk is, maar als zij niet onvermijdelijk is, dan wil men in de moderne rechtstoepas-
sing die beslissing toch zo zuinig mogelijk toepassen. Dit was dus het derde argument dat wij konden
aanvoeren om hier tot een wel-ontvankelijkheid te adviseren.
Wat de materiële beoordeling betreft heeft de raad kunnen lezen wat hierover is gezegd. Ik ge
loof niet dat ik in herhaling hoef te treden wat dat betreft. Het gaat om de overlast, waarvan wij als
raadsadviescommissie overtuigd zijn dat deze door voorwaarden in de bouwvergunning niet ten vol
loop te vangen zal zijn. Al was het alleen maar omdat een groot deel van die overlast niet in het
gebouw plaatsvindt maar op straat en rond het gebouw en dus losstaat van voorwaarden die men aan
de bouwvergunning zou kunnen verbinden. Er is natuurlijk ook geluidsoverlast van binnen het ge
bouw, maar wij hebben niet de illusie dat ook deze geluidsoverlast volledig af te schermen is. In
dit verband kan men denken aan het pand in de Schoolstraat. Het is wel van belang te zeggen dat
de omliggende bebouwing in de Schoolstraat verder verwijderd is van de geluidsbron dan in de Roek
straat het geval is. Het laat zich aanzien dat hier de bezwaren, ook ten aanzien van de geluidsover-