56 inleiding heeft gedaan. Uw suggestie om de moties over de kernwapenproblematiek naar morgen te ver plaatsen in verband met een door mevrouw Van der Werf geclaimd punt, vind ik terecht. Voor wat betreft de door mij namens mijn fractie ingediende motie over de werkgelegenheid ligt een en ander wat moeilijker. U heeft in uw inleiding gezegd dat het college aan deze problematiek een hoge prioriteit toekent en dat u het een goede zaak vindt om u te bezinnen op de vraag wat er aan moet worden gedaan. U stelt voor om over deze belangrijke aangelegenheid niet nu te stemmen, maar het college in de gelegenheid te stellen eerst een preadvies op te stellen waarna pas in februari de behan deling zal kunnen plaatsvinden. Aan dat voorstel zitten aantrekkelijke kanten. Het zou kunnen zijn dat daardoor de problematiek wat meer uitgediept op tafel komt. Ik geloof eigenlijk dat het belang van de ze hele zaak een dergelijke uitdieping niet meer behoeft. Ik denk dat wij daar allemaal allang van overtuigd zijn en dat het nu eigenlijk alleen maar gaat om een nadere concretisering van enkele aspec ten die ik daarbij heb genoemd. Nu wil ik niet zeggen dat het college op dit moment geen standpunt heeft over het probleem van de werkgelegenheid en dat het standpunt kennelijk nog gevormd moet wor den. Volgens mij heeft het college wel een standpunt over deze problematiek. Onze fractie heeft zich beraden op de vraag hoe wij op uw suggestie moeten reageren. Als het college bereid is om de motie in grote lijnen inhoudelijk te ondersteunen of over te nemen, dan zijn wij bereid om het uitgebreider ant woord van het college in februari af te wachten. Laat het college echter deze zaak helemaal open, daarmee suggererend dat er in februari wel eens een raadsbrief met een negatief advies uit zou kunnen rollen, dan wil mijn fractie liever direct een uitspraak terzake hebben. Ik wil u daarom vragen op dit punt straks in uw antwoord heel duidelijk te zijn. Mevrouw Van der Werf heeft ook een motie over de werkgelegenheid ingediend die wat minder on derdelen bevat dan de door mij ingediende motie. Ik heb echter het gevoel dat haar motie voor wat be treft de daarin genoemde onderdelen spoort met de onze. Een combinatie van deze twee moties vind ik ook interessant. Mevrouw Van der Werf zal daar straks ongetwijfeld ook zelf op ingaan. Misschien kunt u daarover ook nog een opmerking maken. Concluderend: Als het college ver mee wil gaan met de mo tie, maar eerst heel gedegen wil uitdiepen wat er precies kan, dan willen wij overwegen om de behan deling later te doen plaatsvinden. Wij vinden de problematiek van de werkgelegenheid zo belangrijk, dat wij daarover in deze vergadering, waar het gaat over hoofdlijnen van het beleid, een uitspraak van de raad wensen. Ik wil u nog vragen om straks in te gaan op de door mij gemaakte opmerking met betrekking tot de prioriteiten voor de politie. U heeft al een paar opmerkingen gemaakt over de politie, maar ik heb ook suggesties gedaan over prioriteitstellingen. Ook ik ben van mening dat uitbreiding van de politie op grote schaal niet kan, hetgeen betekent dat men in de werkverdeling accenten moet aanbrengen. Uw verzoek om enige zendingsarbeid te verrichten binnen mijn eigen partij over het al dan niet invoeren van een provinciale politie wil ik wel opvolgen. De opmerkingen van wethouder Rijpma over de Schil-Oost heeft hij zelf betiteld als cryptisch. Zo zijn die opmerkingen op mij ook overgekomen. De wethouder zegt echter dat de beschikking over een paar dagen in huis is. Nou, zolang wil ik best leven met die cryptische formulering. Wij zien de be schikking met belangstelling tegemoet. Wethouder De Vries is ingegaan op de situatie met betrekking tot de crisisopvang. Hij heeft gemeld dat daarover besprekingen plaatsvinden die binnenkort wellicht tot resultaat kunnen leiden. Maar ook dat kost geld. Ik ben erg benieuwd hoe de uitwerking van een len ander er uit komt te zien. Op de opmerking over het Filmhuis zal ik niet ingaan, dat kan de heer Pruiksma beter doen. De heer Miedema heeft geantwoord op mijn vragen met betrekking tot de stadsverwarming. Daarbij heeft hij gezegd dat een vraag van mij was: waarom duurt het zolang? Dat is niet helemaal waar. Ik heb nogal sterk het accent gelegd op de financiële kant van de zaak, omdat ik de indruk had en nog heb dat het financiële gedeelte wel eens het struikelblok zou kunnen vormen. Die indruk is mede 'eba- seerd op berichten die daarover zijn verschenen. De wethouder zegt dat er op 23 december een KEMA- advies komt. Ik kan mij dan ook voorstellen dat hij op het advies van de KEMA wil wachten, maai ik wil toch wel gezegd hebben dat het mij niet zozeer gaat om de traagheid van het project, maar veel meer om de grote zorgen die wij hebben over de financiering ervan. De heer Geerts is ingegaan op het drugsbeleid en alles wat daarmee samenhangt. Met name de koppeling of ontkoppeling van het drugsbeleid met betrekking tot Hippo heeft hij aangehaald. De wet houder zegt dat Hippo momenteel bezig is met het opstellen van een beleidsplan en dat er op korte ter mijn nadere berichten komen. Ook heeft de heer Geerts gesproken over een financieel tekort bij Hippo. Wij hebben geen idee hoe groot het tekort is. De wethouder zegt dan dat een en ander wel opgelost kan worden. Kan de heer Geerts ook een indicatie geven om welke bedragen het ongeveer gaat? Want hoe wordt een financieel probleem opgelost, als het tekort in de tonnen loopt? Ik wil ook nog iets zeggen over de opmerkingen die de heer Knol gemaakt heeft. Hij heeft geci 57 teerd uit een blaadje dat in de CDA-afdeling Leeuwarden-West is uitgegeven. Het verheugt mij dat on ze literatuur op dat gebied zo nauwkeurig wordt bestudeerd. (De heer De Vries (weth.): Literatuur?) Zeg dan maar lectuur, mijnheer De Vries. Misschien is het de heer Knol opgevallen dat het ijzer dat ik vanmiddag op sociaal-economisch gebied gesmeed heb niet op dat aambeeld is platgeslagen. Met ande rewoorden: tussen de visie die in het CDAambeeld is ontwikkeld, en de mijne valt nog wel enig ver schil te constateren. Die afstand heb ik met grote vrijheid genomen. In de eerste plaats omdat ik het met het door de heer Knol geciteerde stukje niet eens ben. In de tweede plaats omdat het nemen van afstand van een dergelijk verhaal in mijn partij niet zo'n groot misdrijf is. Er zijn partijen die daar wat meer moeite mee hebben. Zo gepeperd gaat het er momenteel bij ons nog niet toe. (Mevrouw Branden— burg-Sioerdsma: Men moet natuurlijk wel nauwkeurig zijn en het geschrevene moet ook waar zijn. Men kan toch niet zomaar zeggen dat er in "onze" partij maar raak geschreven wordt? Deze woorden slaan niet op u, mijnheer Heere, maar meer op het verhaal in het CDAambeeld.) Ik heb gezegd dat ik af stand heb genomen van hetgeen in het CDAambeeld staat en dat ik die afstand ook kan nemen zonder dat dat moeilijkheden zal opleveren. (De heer Ten Brug(weth.): Maar misschien wel consequenties!) Dat moet ik maar afwachten, mijnheer Ten Brug. Mijns inziens heb ik op de meer gedetailleerde opmerkingen die gemaakt zijn voldoende gerea geerd. Ik denk niet dat ik opnieuw moet ingaan, zoals mevrouw Brandenburg dat gedaan heeft, op de visie die wij hebben op de samenleving en de politiek die op die samenleving inwerkt. In mijn betoog heb ik geprobeerd die duidelijk weer te geven. Ik voel mij dan ook ontslagen van de plicht om onze al gemene politieke lijn nogmaals te plaatsen tegenover die van anderen. Overigens heb ik met belang stelling geluisterd naar de betogen van de andere fracties. De heer Bijkersma: Het college is ingegaan op enkele aspecten die ik in mijn algemene beschou wing naar voren heb gebracht. Ik wil op een aantal opmerkingen uwerzijds ingaan. Ik moet echter ook constateren dat u op enkele aspecten die ik naar voren heb gebracht niet bent ingegaan en ik wil u dan nu ook vragen daar straks toch nog op in te gaan. Met het voorstel over de behandeling van de moties kunnen wij instemmen. Het is volgens mij een goede zaak dat de behandeling naar morgen wordt verschoven, omdat een en ander dan rustiger en wel licht op een uitgebreider manier kan gebeuren dan nu tegen de klok van twaalf uur. De voorzitter heeft opgemerkt en min of meer bekritiseerd dat ik gezegd zou hebben dat het het college totaal heeft ontbroken aan een zakelijke inslag. Dat heb ik niet gezegd, mijnheer de voorzit ter. Ik heb gezegd dat het in het hele beleid heeft ontbroken aan een zakelijke inslag. Het is natuur lijk zo dat het college-beleid in al zijn facetten niet alleen maar op zaken gericht kan zijn. Er zullen natuurlijk ook andere aspecten meespelen. Op die manier is onze democratie ook ingericht. Ik vind echter dat het zakelijk aspect best wat meer aandacht mag hebben, want een dogmatisch denken bij de voorstellen heeft bij sommigen wat meer en bij anderen wat minder nadruk gekregen. In onze ogen is die nadruk te groot. (De Voorzitter: Ik heb gezegd dat u niet een erg hoge dunk heeft van onze zake lijkheid, mijnheer Bijkersma.) Ja, zo is het ook wel, mijnheer de voorzitter. (Gelach) U hebt het goed begrepen. Het kan misschien zijn dat het college de resterende maanden van de zittingsperiode nog een beetje zakelijk wil zijn. U hebt ook gezegd dat u het uitbesteden van werkzaamheden aan particulieren incidenteel wel ziet zitten, maar niet als een structurele aangelegenheid. Ik ben het daarover niet helemaal met u eens. Volgens mij zijn er toch een aantal zaken waarbij een uitbesteding aan particulieren echt wel voordeli ger is. Een en ander hoeft niet incidenteel te zijn. Daarover blijven wij van mening verschillen. U bent niet ingegaan op mijn vraag hoe het verder gaat met de schuilkelder. De schuilkelder is er we!, maar de interne voorzieningen zijn niet getroffen. Bent u nog van plan om op een andere wijze hieraan iets te doen? Ik zou toch wel graag een antwoord willen hebben op mijn vraag. (Mevrouw Van derWerf: Dat komt morgen bij onze motie wel aan de orde, mijnheer Bijkersma.) Nee, mevrouw Van der Werf. Ik heb mijn vraag in eerste instantie aan de burgemeester gesteld en ik wil van de burgemees ter graag een antwoord op die vraag hebben. Ik weet niet of ik veel tijd aan de motie van mevrouw Van der Werf zal besteden Wethouder Ten Brug heeft gezegd dat ik geen tegendekkingsplan heb. Aan het begin van mijn be schouwing heb ik gezegd dat wij aannemen dat een groot aantal aspecten nog in de totale herwaarde- nngsoperatie naar voren zal komen. Op grond daarvan dienen wij nu geen moties in. Ik begrijp de wet houder best als hij zegt dat men met een nieuw dekkingsplan moet komen als men posten schrapt of wij zigt en dergelijke. (De heer Ten Brug (weth.): Dus dat plan komt nog?) Wij zullen zeer zeker in april "ieteen dergelijk plan komen, omdat de voorzitter gezegd heeft dat het totale aspect dan nog kan wor den bekeken Ik ben blij met de instemming van de heer Ten Brug dat bijstelling van de scholenbouw concreet zal

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1981 | | pagina 29