71 "De raad van de gemeente Leeuwarden, in vergadering bijeen op 15 decem ber 1981 kennis genomen hebbende van de feitelijke situatie welke is ontstaan op en rondom het terrein aan de Westerstraat (ijsbaankwartier), van mening zijnde dat de toestand daar op korte termijn om een oplossing vraagt, verzoekt het college binnen een termijn van 6 maanden voorstellen in dezen aan de raad te doen toekomen, verzoekt het college bij het niet vervullen hiervan dit aspect opnieuw in de raad ter discussie te stellen." De motie is mede-ondertekend door de heer De Beer. U vraagt zich wellicht af waarom ik in het laatste gedeelte van de motie heb gevraagd deze zaak opnieuw in de raad te brengen wanneer het college niet binnen 6 maanden met een voorstel hieromtrent kan komen. Reden hiervoor is dat ik van mening ben dat ook inzicht van de raad in deze situatie bij voortduring is gewenst. Ik geloof dat het een goede zaak is te trachten met elkaar tot een oplossing te komen en ik geloof ook dat het goed is dat de raad het college in dezen steunt, want ik weet dat het gemeentebestuur zich in een moeilijke positie bevindt. Ik blijf echter van mening dat het gemeentebe stuur de oorzaak van de moeilijkheden aan zich zelf heeft te danken. De heren Ten Brug (weth.) en De Jong zijn inmiddels ter vergadering gekomen. De Voorzitter: Ik dank de heer Bijkersma voor zijn boeiend historisch betoog. Ons antwoord hierop kan denkelijk vrij kort zijn. De noodsituatie, waarop ik in een eerder stadium al heb gewezen, was in dertijd wel degelijk aanwezig. Wij hadden hier te maken met iemand die om allerlei redenen, ook lig gende in persoonlijke verhoudingen, niet kon blijven staan op de plaats waar ook andere woonwagenbe woners in Leeuwarden staan. Wij zaten als gemeentebestuur toen in de dwangpositie dat wij onder erg moeilijke omstandigheden binnen een zeer korte tijd een standplaats moesten zoeken voor deze woon wagenbewoner. Wij zagen geen andere mogelijkheid dan hem een plaats te geven op het terrein datv. bestemd voor kermisexploitanten. Op dat momental wisten wij bijna zeker dat deze beslissing proble men met zich mee zou brengen. Ik kan de heer Bijkersma verzekeren dat dit onderwerp daarna een van de onderwerpen is geweest dat waarschijnlijk het meest frequent op de agenda van b. en w. heeft ge staan in de afgelopen 15 jaar. Er is enorm veel over gepraat. Wij hebben echter moeten constateren dat wij om allerlei redenen met een bijzonder moeilijk geval te maken hebben. Wij kennen ook de proble men van de bewoners van de Spanjaardslaan. Wij hebben ook een paar keer de Dienst voor Reinigingen Brandweer opdracht gegeven alles op en rondom het betreffende terrein weg te halen. Dit heeft ons veel geld gekost, dat wij in feite op iemand hadden moeten verhalen. Wij hebben het echter nergens kunnen verhalen en de kosten zijn daarom ten laste van de gemeente gekomen. De heer Bijkersma zegt nu, als een soort machtsspreuk, dat er orde en gezag moet zijn. Als burge meester ben ik het er mee eens dat er orde en gezag moet zijn, maar dat moet dan wel gebeuren binnen de gegeven mogelijkheden en beperkingen. Ik moet dan zeggen dat wij helaas tot aan vandaag de dag geen kans hebben gezien een andere, acceptabele, plaats te vinden voor de betrokken woonwagenbe woner. Dat betekent niet dat wij stil zitten. Ik kan u de verzekering geven dat wij op dit ogenblik alles in het werk stellen om een plaats voor betrokkene te vinden en wij hopen daarin op korte termijn te sla gen. Ik kan u namens het college niet de verzekering geven dat wij erin slagen een oplossing te vinden, maar wij doen ons uiterste best. Bovendien zitten wij inmiddels in een dwangpositie, want zoals u weet moet volgend jaar door dit gebied een weg worden aangelegd. Ik hoop dat de raad genoegen neemt met deze verklaring. Persoonlijk vind ik het ook niet erg zin nig om dieper op deze zaak in te gaan, maar het is zonder meer het goed recht van de raad om hierover anders te denken. Ik moet u eveneens zeggen dat het college weinig behoefte heeft aan de motie van de heren Bijkersma en De Beer. Ik waag het bovendien te betwijfelen of wij de raad uitvoerig moeten rapporteren over dit incidentele geval. U heeft van ons de verzekering dat wij alles doen wat mogelijk is dit probleem tot een oplossing te brengen en als wij die oplossing vinden is tegelijkertijd het pro bleem van de bewoners van de Spanjaardslaan opgelost. Dit is het antwoord namens het college. De heer Bijkersma: Mag ik hierop nog even reageren? De voorzitter zegt geen behoefte te hebben aan mijn motie, omdat hij van mening is dat b. en w. met de zaak bezig zijn en dat een oplossing wel licht op korte termijn - de voorzitter heeft daarbij duidelijk een aarzeling uitgesproken - kan worden ge vonden. Ik heb echter in de motie juist een termijn genoemd, omdat naar mijn mening deze zaak moet was 72 worden opgelost voordat er bij een volgende begrotingsvergadering weer vragen worden gesteld en de hele zaak dan weer opnieuw op gang moet worden gebracht. Bovendien wilde ik juist de raad niet bui ten deze kwestie houden, omdat ik vrees dat anders deze zaak zich weer jarenlang gaat voortslepen zonder dat er aandacht aan wordt besteed door de raad. Dergelijke zaken raken zo gemakkelijk op de achter' rond. Voor een aantal bewoners van de Spanjaardslaan is het van uitermate veel belang dat deze zaak nu op korte termijn wordt opgelost. Vandaar mijn motie met een termijnstelling van 6 maanden. De voorzitter heeft zojuist gezegd dat b. en w. druk bezig zijn met het zoeken naar een oplossing. Als de pogingen van b. en w. mislukken wil ik de zaak wel weer eens in een commissie aan de orde stellen. Dan komt dit punt toch weer te voorschijn zonder dat de raad daar direct om vraagt. Met deze gang van zaken zou ik wel vrede kunnen hebben en dan wil ik de motie wel aan de kant leggen. Het gaat er mij in principe om dat de bewoners van de Spanjaardslaan ijs en weder dienende kunnen rekenen op een spoedige oplossing van hun probleem. (De Voorzitter: Die commissie waarover de heer Bijkersma spreekt isb. en w. Hij trekt derhalve de motie in.) Zo heb ik het nou ook weer niet bedoeld! De Voorzitter: De stukken van de vergaderingen van b. en w. liggen ter inzage van de raad. Die stukken kunt u lezen en verder heeft u genoeg mogelijkheden om, als wij echt zouden falen, ons daar over te interpelleren of wat dan ook maar. (De heer Bijkersma: Voor een interpellatie heb ik toestem ming nodig van de raad.) Als u een goed argument heeft, krijgt u die wel. (De heer Bijkersma: Als op deze manier op de zaak wordt ingegaan, heb ik er wel vrede mee. Dan trek ik mijn motie in. Ik reken er echter op dat er op korte termijn iets gebeurt. Mag ik u vragen of u op het ogenblik met deze zaak bezig bent?) Ja, al jaren. (De heer Bijkersma: Neen, even serieus.) Op dit moment zijn wij echt met deze zaak bezig. De heer Bijkersma: Dank u wel. Ik ga met uw antwoord akkoord dat b. en w. met de zaak bezig zijn en dat zij hopen binnen korte termijn een oplossing te vinden. De Voorzitter: De heer Van der Wal zal thans spreken over de afbraak van panden aan de Willems- kade/'Snekerkade De heer Van der Wal: Om te beginnen wil Ik opmerken dat dit punt een beetje ongelukkig staat aangekondigd. Ik heb de moedwillige sloop aan de Snekerkade als voorbeeld gebruikt voor het niet of niet voldoende handhaven door het college van de zogenaamde anti-sloopartikelen in de Bouwverorde ning. Dit punt moet derhalve in die zin worden bezien. Ik heb begrepen dat geclaimde punten snel naar een motie toe moeten worden gepraat omdat men ervan uitgaat dat in de afdelingsvergadering al allerlei voorverhalen en dergelijke zijn gehouden. Ik kom daarom maar meteen bij de zaak en wil de volgende motie indienen, die ik daarna nog kort zal toelichten: "De raad der gemeente Leeuwarden, in vergadering bijeen op 15 december 1981, overwegende dat - de uitvoering van sloopwerkzaamheden aan panden in de gemeente Leeu warden is gebonden aan een door het college van b. en w. te verstrekken vergunning, - deze vergunning niet eerder zal worden verstrekt dan nadat de bouwver gunning voor de vervangende (ver-)nieuwbouw is goedgekeurd, - op verschillende plaatsen in de gemeente door eigenaren van panden sloopwerkzaamheden worden uitgevoerd of toegelaten, zonder dat daartoe vergunning van b. en w. is verstrekt, - het college van b. en w. tot nu toe weinig actief tegen deze overtredin gen van de gemeentelijke Bouwverordening heeft opgetreden, - door deze passieve houding van het college deze artikelen van de Bouw verordening, reeds kort na de inwerkingtreding, tot een dode letter drei gen te worden, - dit moeilijk de bedoeling kan zijn geweest toen de raad unaniem besloot sloopwerkzaamheden aan een vergunning te binden, dringt er bij het college dan ook ernstig op aan actief deze overtredingen van de Bouwverordening tegen te gaan en eventueel te bestraffen." De motie is mede-ondertekend door mevrouw Van der Werf. Ik zeg er bij dat men dat "bestraffen" dan wel wat ruim mag zien. In de betreffende afdelingsver gadering heb ik al een aantal voorbeelden van ongeoorloofde sloop genoemd. De Snekerkade is het con crete voorbeeld waarover het naar aanleiding van de vragen ging. Ondertussen ligt hier een brief op

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1981 | | pagina 37