79 overwegende dat - in maart 1981 een Emancipatienota door haar is vastgesteld - daarin tot instelling van een emancipatiecommissie is besloten - voor een aantal in de nota genoemde beleidsterreinen een emancipatiebe leid zal dienen te worden ontwikkeld constaterende dat ambtelijke ondersteuning zeer waarschijnlijk niet via de werkverruimende maatregel kan worden aangetrokken besluit voor zover in januari 1982 deze mogelijkheid pertinent wordt uitgesloten voor de tijd van twee jaar een medewerkster aan te trekken op het terrein van emancipatie." De motie is mede-ondertekend door mevrouw De Haan-Laagland. Mevrouw Zondag—Demes: Namens mijn fractie wil ik graag reageren op hetgeen mevrouw Otsen heeft gezegd. Wij allen zijn ervan overtuigd dat emancipatiewerk een zeer belangrijke zaak is. Inhei afgelopen jaar hebben wij de Emancipatienota vastgesteld. Er is een emancipatiewerkverband ingesteli waarvoor wel een tijdelijke kracht is aangetrokken, maar dat hebben wij als raad ook niet kunnen voor zien. Op de agenda van deze lange zitting staat onder punt 4 het vaststellen van het sociaal-cultureel plan 1982-1985. Zonder op dit punt vooruit te lopen wil ik toch zeggen dat in dit plan het emancipa tiewerk in al zijn facetten als duidelijk herkenbaar onderdeel naar voren komt, precies zoals de tijde lijke rijksbijdrageregeling ter stimulering van emancipatie-activiteiten dit voorschrijft. Bovendien heb ben wij in juli van dit jaar, in verband met de herstructurering van commissies en raden, een discussie nota ontvangen die aan de orde is geweest in de Commissie Een Goede Raad. Volgens de brief van het college van 31 juli 1981 hebben de stukken een zeer globaal karakter. De CDA-fractie hecht er daara aan niet nu een tussensprint te maken met als resultaat een ad hoc-beslissing. Wij zullen de eindrappor tage van de Commissie Een Goede Raad, die in het voorjaar zal afkomen, afwachten en dan beslissen over de materie die mevrouw Otsen zojuist hier aan de orde stelde. In voornoemde commissie zullen vast en zeker - daar rekenen wij op - alle financiële consequenties van het instellen of eventueel voortzetten van commissies en raden terdege worden overwogen. Misschien mag ik in verband hiermee de vorige wethouder van Welzijn, de heer De Pree, citeren, want hij heeft namelijk op 9 maart 1981 onder anderen over emancipatie-activiteiten gezegd: "Het is nog altijd zo dat toekomstige voorstellen die geld kosten, hier in de raad zullen worden behandeld, met het prijskaartje eraan vast." Ik zou wil len voorstellen dat alles wat mevrouw Otsen naar voren heeft gebracht, wordt meegenomen naar de Commissie Een Goede Raad, uitgezonderd de motie. Zoals u zult begrijpen uit hetgeen ik zo'éven heb gezegd, hebben wij aan deze motie momenteel geen behoefte. Wij zullen als CDA-fractie deze motie dan ook niet steunen. Mevrouw Van der Werf: Ik zou het betoog van mevrouw Otsen willen ondersteunen. Zoals bekend is de op 9 maart 1981 aangenomen Emancipatienota niet door onze fractie gesteund. Reden hiervoor dat wij zelf ook al een nota hadden ingediend, waarin op veel meer terreinen voorstellen werden ge daan voor het aan te vatten emancipatiebeleid. Er werd toen heel stellig beweerd dat het afwijzen van de PAL-nota zeker niet zou betekenen dat men geen emancipatiebeleid zou gaan ontwikkelen op de ge noemde terreinen. Op dat moment is al besloten dat de Commissie Emancipatie-aangelegenheden zou worden ingesteld en het is naar mijn mening daarom beslist niet nodig een en ander nog eens een keer de Commissie Een Goede Raad aan de orde te stellen. Het besluit om de commissie in te stellen is al genomen. Deze commissie zou een zeer belangrijke taak krijgen bij het uitwerken van beleidsvoorne mens en beleidsvoorstellen op de door mevrouw Otsen genoemde terreinen. Tot op dit moment is er - en het is al bijna een jaar geleden - nog eigenlijk helemaal niets gebeurd. Ik was het niet van plan, nu mevrouw Zondag de voormalige wethouder De Pree citeert, zou ik het toch ook even willen doen. Hij heeft namelijk op 9 maart 1981 ook gezegd: "De bedoeling van de in te stellen commissie ex 62 is dat een zekere garantie wordt geschapen dat er in de komende jaren inderdaad voortgang wordt gemaakt op het terrein van emancipatiebevorderende activiteiten, ook door de gemeente. Wanneer er niet een adres is dat met name die opdracht heeft, ben ik er niet zeker van of het emancipatiebeleid wel voortgang vindt. Het is echt niet de bedoeling dat deze Emancipatienota in een kast komt te en verder geen uitwerking meer heeft.Ook zei hij nog: "Als wij in de nota schrijven dat wij iets overwegen, dan betekent dit niet dat wij nog een jaar wachten alvorens wij tot daden overgaan. Het lot er echter veel op lijken en ik ben van mening dat er erg snel iets moet gebeuren. Ik heb bovendien Ee indruk dat, door deze taak niet aan te vatten, er in feite op een wat sluipende manier een taak Lordtafgestoten, terwijl dat nog steeds beleidskeuzen zijn die wij hier als raad moeten maken. Ik wil |demotie van mevrouw Otsen van harte ondersteunen. De heer Heere: Mag ik mevrouw Otsen een vraag stellen? Ik wil graag weten waar zij het geld Ivandaan wil halen om deze emancipatiemedewerkster te betalen. I Mevrouw Otsen: Ik heb een paar suggesties gedaan en ik wacht wat dat betreft het antwoord van de I rethouder af. De heer Geerts (weth.): Er is inderdaad reeds besloten dat de Commissie Emancipatie-aangelegen heden zal worden ingesteld en het is daarom ook niet nodig nog weer een keer terug te gaan naar de lUimissie Een Goede Raad. Het is duidelijk dat de raad heeft besloten dat de commissie moet worden ingesteld en dit punt is wat mij betreft dan ook niet ter discussie. In de Emancipatienota is ook gezegd Kt wij moeten trachten medewerksters aan te trekken in het kader van de werkverruimende maatregel. Later is gebleken dat dit toch wel problemen gaf. De betreffende pot is namelijk opgedroogd en het zal wei duidelijk zijn dat wij daaruit in ieder geval dit jaar niets meer mogen verwachten. Ik weet op dit Poment niet of wij in 1982 iets uit deze pot mogen verwachten, doch ik ben daarover niet al te opti- istisch. De kans is niet zo groot. Men kan dan toch wel de Commissie Emancipatie-aangelegenheden illen instellen, maar ik heb bij de afdelingsvergadering ook al gezegd dat dit mij niet zo zinvol lijkt, n kan wel een commissie aan het werk zetten, maar een dergelijke commissie heeft toch op zijn instambtelijke ondersteuning nodig voor secretariaatswerkzaamheden, voor coördinatie, voor voorbe- idingen voor het opstellen van stukken, enz. Met andere woorden, ik ben van mening dat een voor aarde waaraan in ieder geval moet worden voldaan het verkrijgen van ambtelijke ondersteuning is. Hoe komen wij aan die ambtelijke ondersteuning? Wij zouden kunnen afwachten of er in het kader ~n de werkverruimende maatregel nog iets gaat gebeuren. Ik zou echter willen voorstellen om bij de erwaarderingsoperatie op basis van prioriteitstelling nader te bekijken of wij in staat zijn een mede- erkster emancipatiezaken aan te trekken. Naar mijn mening kan pas bij de herwaardering een goede fweging van prioriteiten plaatsvinden. U weet dat een van de onderdelen van de herwaarderingsopera tie een bezuiniging van 40 tot 50 werknemers is. Dit is geen kleinigheid en wij zullen derhalve, deze feiten tegen elkaar afwegende, heel goed moeten bekijken of wij inderdaad nieuwe mensen kunnen aantrekken. Er is hier en daar in de raad gevraagd uit welke middelen een dergelijke kracht betaald zou moeten worden. Naar mijn mening moeten wij ook de financiële invulling in de totale context be kijken en ik wil u derhalve voorstellen deze discussie en de door mevrouw Otsen ingediende motie uit testelien tot de herwaarderingsvergadering van 19 april 1982. Tot die tijd zullen wij proberen toch de zevacature te vervullen via de wv-maatregelWij kunnen dan in april bekijken of het binnen de totale prioriteitstelling van de herwaardering mogelijk is iemand voor emancipatie-aangelegenheden aan te stellen. Ik wil overigens opmerken dat wij al heel wat werk hebben verzet. Het is niet zo dat het hele emancipatiebeleid op zijn gat ligt. U weet dat er enkele subsidies worden gegeven en ook de werkver banden zijn volop bezig. U weet ook dat er een aantal subsidievoorstellen is verwerkt in het sociaal- cultureel plan 1982-1985. Er zijn nog wat andere dingen gebeurd, zoals positieve discriminatie van vrouwen, stimulering van de deeltijdarbeid, een folder over de naamgeving, maar ik geef toe dat het nog wat rommelen in de marge is. Beleidsmatig zijn wij nog niet erg structureel met deze zaken bezig. Ik ben het met mevrouw Otsen eens dat er inderdaad een initiërend beleid moet zijn en daarvoor is de commissie wel nodig. Dat moge duidelijk zijn. De reden waarom de commissie nog niet is ingesteld en een medewerkster is aangetrokken, is dan ook van puur financiële aard. Naar mijn idee is het een heel praktische oplossing om te proberen tot april 1982 via de wv-maatregel toch in de vacature te voorzien. Als dat niet lukt, kan het geheel onderdeel zijn van de discussies over de herwaarderingsmaatregelen en ik ben van mening dat dat ook de juiste plaats is, omdat het uiteindelijk om financiële zaken gaat. In houdelijk zijn wij het volledig met elkaar eens. De Voorzitter: Gaan de indieners van de motie ermee akkoord dat de motie wordt aangehouden tot be raadsvergadering van 19 april 1982? (Mevrouw Otsen: Neen, ik zou de motie toch nu willen indie nen.) Akkoord, dan krijgt mevrouw Otsen nu het woord. Mevrouw Otsen: Naar mijn mening betekent alles wat de wethouder zojuist heeft gezegd alleen ™ar dat de zaak wordt vooruitgeschoven en inderdaad nog eens moet worden afgewogen binnen de

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1981 | | pagina 41