103
104
Mevrouw De Jong: Er is veel aangedragen door de werkverbanden en de ambtenaren. Ik wil mijn
complimenten maken bij dit overzichtelijke rapport. Het rapport is goed leesbaar, hetgeen op zich al
een compliment waard is. Natuurlijk is het jammer dat het rapport wordt vastgesteld in een financieel
zo krappe tijd.
In grote lijnen ben ik het eens met het rapport. Ik vind het een zeer goede zaak dat er rechtstreeks
gesubsidieerd wordt aan de buurt/wijk. Met de reacties die u geeft op de binnengekomen bezwaren
ben ik het in hoofdzaak wel eens. Een uitzondering hierbij wil ik maken voor het peuterspeelzaalwerk.
Ik vind het werken met vrijwilligers op zich een heel goede zaak en ik ben ook van mening dat daar
mee heel goede dingen kunnen worden gedaan. Voor het peuterspeelzaalwerk wil ik echter een uit
zondering maken en wel om het volgende. Continuïteit voor met name peuterspeelzaalwerk - mevrouw
Waalkens heeft meen ik een en ander ook naar voren gebracht - vind ik een heel goede zaak. Een
professionele kracht voor een speelzaal is volgens mij dan ook geen overbodige luxe, hetgeen mijns
inziens in de herwaardering moet worden meegenomen.
Ik wil ook nog ingaan op de opmerkingen van de heer Jansma. Ik zou u willen vragen om hetgeen
de heer Jansma heeft gezegd over de aanpassingen van accommodaties voor gehandicapten opnieuw af
te wegen en te bekijken. De heer Jansma heeft een en ander gekoppeld aan de vraag om de kosten
van de aanpassingen eens af te zetten tegen de subsidie van Hippo. Ik ben het daarmee wel eens.
De heer Jansma heeft ook gezegd dat het volgens hem moeilijk is om aan jonge moeders die zich
vaak vereenzaamd voelen de benaming "moeder" toe te kennen. Met die uitspraak van de heer Jansma
heb ik de grootste moeite. Het is inderdaad zo dat veel jonge moeders het wel eens moeilijk kunnen
hebben, maar met hetgeen door de heer Jansma wordt gesteld heb ik de grootste moeite.
De heer Geerts (weth.): Er is heel wat gezegd, mijnheer de voorzitter. Ik zal proberen zo vo'le
dig mogelijk te antwoorden. Allereerst wil ik opmerken dat wij inderdaad bezig zijn met de afsluiting
van een procedure die ongeveer twee jaar werk gekost heeft. Ik ben ook blij met de waardering die
vanuit de raad gegeven is aan de mensen die aan het plan gewerkt hebben. Ik denk dan met name aan
de werkverbanden en de ambtelijke ondersteuning. Volgens mij is er met veel ambtitie gewerkt om het
resultaat dat u nu voor zich heeft rond te krijgen. De bedoeling van deze procedure was dat iedereen
die hier mee te maken heeft, ook invloed op het uiteindelijke resultaat kan krijgen. De uiteindelijke
politieke toetsing zou plaatsvinden door de raad, hetgeen wij vanavond doen. Of men in deze opzet
is geslaagd, kan men zich blijven afvragen. Wij vragen ons dat ook af en daarom gaat de evaluatie
commissie ook bezig met het analyseren van de hele planningsprocedure. De evaluatiecommissie zal
waarschijnlijk komen met aanbevelingen om die procedure te verbeteren, waarbij inderdaad het doel
van de planningsprocedure goed in het oog zal moeten worden gehouden. Gisteren heb ik al gezegd
dat het resultaat van de evaluatie nog in deze raadsperiode aan de orde komt.
Ik heb zojuist gezegd dat wij vanavond de politieke toetsing van het plan plegen. Volgens mij
is die politieke toetsing in de procedure verweven geweest. In de procedure hebben wij de Uitgangs
puntennota ten behoeve van het sociaal-cultureel plan 1982-1985 vastgesteld die de accentueringen
aan de verschillende werksoorten geeft. Een en ander is ook gebruikt als randvoorwaarde bij de stuk
ken die de verschillende werkverbanden hebben opgesteld. Uitgangspunt is wel geweest de budgettai
re neutraliteit. Het is bekend dat mevrouw Van der Werf dat uitgangspunt nooit heeft geaccepteerd.
De meerderheid van de raad heeft dat uitgangspunt wel geaccepteerd en is zelfs akkoord gegaan met
enige bezuiniging op dit terrein. Die bezuiniging hebben wij overigens wel toegepast volgens de uit
gangspunten zoals die in de uitgangspuntennota vermeld staan. Als ik denk aan de kortingen op de ac
crespercentages, dan is dat gebeurd voor die instellingen die niet tot de prioriteitsector gerekend kun
nen worden. Die instellingen zijn 6% gekort op de variabele kosten. Wij hebben de Accommodatieno
ta, die een wijkgewijze planning wil realiseren voor heel belangrijke accommodaties, in stand gela
ten. Wij hebben een korting toegepast van 20.000,op de werksoort kunstzinnige vorming die niet
een speciaal accent gekregen heeft ten behoeve van de werksoorten die wel een accent hebben gekre
gen om de plangebiedorganisaties mogelijk te maken. Overigens heeft mevrouw Waalkens de 20 ,000,--
voor een ander doel bestemd. Ik kom daar straks nog wel op terug.
Ik wil nadrukkelijk zeggen dat de voornaamste reacties van het college opgenomen zijn in de na
dere standpuntbepaling. Volgens mij zijn die reacties zo uitgebreid dat ik hier vanavond weinig hoef
te zeggen. Toch wil ik in grote lijnen uiteenzetten wat wij met die reacties bedoeld hebben.
Alle spreeksters en sprekers hebben het gehad over de plangebiedorganisaties. Een en ander is ge
baseerd op de in de uitgangspuntennota geformuleerde wenselijkheid van een gedecentraliseerde voor
zieningenstructuur. Hier is ook het beleid met betrekking tot de accommodaties op gericht. Men kan
zich afvragen wat decentraal is. Een wijk zal daarvoor wel te groot zijn en een buurt te klein. Als
men dan de wijken laat samenwerken heeft men een plangebied. Met zo'n plangebied kan men een
eenheid bereiken van een zodanige schaal dat het te overzien is. Ook kan men zich met de planning
bezighouden en wel op een zodanige wijze dat de samenhang tussen de verschillende werksoorten en
functies plaatsvindt op gedecentraliseerd niveau in plaats van op stedelijk niveau. Van verschillende
kanten is opgemerkt dat er bij het instellen van de plangebiedorganisaties flexibel moet worden gehan
deld, zowel qua invulling van de functie van de organisatie als qua territoriale begrenzing van het
plangebied. Het college is het met die opmerking eens. Wij zullen moeten kijken hoe een en ander
werkt en wij zullen de plangebiedorganisaties instellen via de weg van de geleidelijkheid. Wij moe
ten deze plangebiedorganisaties zien als een overlegvorm tussen uitvoerende organisaties om het ac
tiviteitenaanbod op elkaar te laten aansluiten.
Dan stap ik nu over op het punt van de rechtstreekse subsidie. Ik denk dat alle spreeksters en
sprekers wel met dat punt akkoord zijn gegaan. In de bezwaarschriften zijn daarentegen wel bezwa
ren gemaakt en ook tegen het feit dat de taak van de vrijwillige penningmeester te zwaar zou zijn.
Wij denken dat er met behulp van geschoolde buitenstaanders, te denken valt dan aan het administra
tiebureau van het COL, redelijke garanties geschapen kunnen worden dat de vrijwillige penningmees
ter zijn verantwoordelijkheden aan kan. Volgens mij is dat ook noodzakelijk want de gemeente moet
eisen stellen aan de boekhouding. Op het draagvlak van het administratiebureau kom ik straks nog te
rug. Alle spreeksters en sprekers zijn akkoord gegaan met het feit dat er een rechtspersoon moet ko
men, hetgeen volgens mij ook noodzakelijk is om de verantwoordelijkheden en de verhoudingen goed
te regelen.
Wat is de achtergrond waarom wij zeggen dat de subsidie rechtstreeks aan de instanties ten goe
de moet komen? De instanties die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering moeten volgens ons ook
het financieel beheer dat nodig is voor die uitvoering onder zich hebben. Wat voor mogelijkheden
zijn er voor de instanties met betrekking tot het financieel beheer? Zij kunnen het beheer laten voe
ren door het administratiebureau van het COL, maar dat hoeft niet. Staat daarmee het administratie
bureau van het COL op de tocht? Gezien de vele reacties die zijn binnengekomen van mensen die
adhesie betuigen aan het administratiebureau, is dat gevaar volgens mij niet zo groot. Anderzijds wil
len wij een structuur waarbinnen het mogelijk is dat mensen hun administratie onderbrengen bij ande
ren. Het uitgangspunt is geweest om de verantwoordelijkheden op die plaats te brengen waar ook de
verantwoordelijkheden liggen voor de uitvoering. Als alle mensen zeggen dat het een goede zaak is
om de administratie onder te brengen bij het administratiebureau van het COL - in de wandelgangen
ook wel de Stichting Piet genoemd - dan is dat een goede zaak. Wil men echter de administratie op
een andere wijze uitvoeren, dan moet men die vrijheid hebben. Volgens mij houdt de Stichting Piet
wel voldoende werk en is dat ook wel gegarandeerd.
ik stap nu over naar het peuterspeelzaalwerk. Heel nadrukkelijk wil ik het uitgangspunt van de
budgettaire neutraliteit van het sociaal-cultureei plan vooropstellen. Ik wil niet ontkennen dat bij
onze standpuntbepaling over het wel of niet geprofessionaliseerd zijn ook die financiële overwegin
gen hebben meegespeeld. Binnen deze sector kunnen wij niet steeds uitgaan van een uitzetting van
bet budget dat wij beschikbaar hebben voor deze sector. Wij moeten prioriteiten stellen. Wat wij
aan de een geven, kunnen wij niet aan de ander geven. Met andere woorden, wat de ene werksoort
krijgt zal de andere werksoort moeten inleveren. Een en ander houdt tevens in dat wij niet ineens
met heel diep ingrijpende veranderingen zullen kunnen komen. Dat zal zeker via de weg van de ge
leidelijkheid moeten geschieden.
Wij hebben in onze reactie de professionalisering niet afgewezen. Wij hebben wel een aantal
kanttekeningen bij die professionalisering gezet. Als men de argumenten die naar voren worden ge
bracht over professionalisering analyseert, dan komen er eigenlijk altijd twee dingen naar voren: de
deskundigheid en de continuïteit. Bij de deskundigheid moet de vraag gesteld worden of de opvoe
dingselementen in het peuterspeelzaalwerk de pedagogische deskundigheid van de ouders overstijgen.
Ons standpunt is dat dat niet het geval is, mits voldoende inhoudelijke begeleiding aanwezig is. Wij
hebben gezegd dat wij, wanneer wij mogelijkheden zien om het financieel te behappen, het profes
sionele werk tot het ondersteunende werk rekenen. Ik zeg nadrukkelijk: onder de juist genoemde voor
waarden. Ik kom daar straks nog op terug.
Over het punt van de continuïteit is geconstateerd - om de een of andere reden is men daarover
nogal gevallen - dat het in een aantal gevallen om niet meer dan twee dagdelen gaat. Wij hebben
baar niet mee bedoeld te zeggen dat wij iets af willen doen aan de intensiteit van de activiteit voor
de kinderen of aan de kwaliteit van de leiding. Wij hebben er alleen mee willen zeggen dat een
en ander, als men spreekt over twee dagdelen, ook te organiseren is met vrijwilligers op een zodani
ge manier dat de continuVteit gegarandeerd is.
Mevrouw Van der Werf heeft herinnerd aan de discussie die is gevoerd in de Commissie voor Wel-
zijnsaangelegenheden over de relatie uitvoerend werk en vrijwilligerswerk. Hierover zijn de meningen