107
speelzaal in vaste dienst wordt aangesteld. Daarbij vinden wij de rol van de ouders een heel belang
rijke. Het is goed om die rol van de ouders te benadrukken, omdat deze rol op kleuterscholen nog
al is teruggedrongen. Terugdringing van de rol van de ouders bij het peuterspeelzaalwerk willen wij
in ieder geval niet. Wij willen die terugdringing tegengaan en proberen de rol van de ouders in het
peuterspeelzaalwerk heel duidelijk te laten zijn. Het lijkt mij gewenst dat er een inventarisatie van
het peuterspeelzaalwerk - als een van de aangekondigde onderzoeken - plaatsvindt in het komende
jaar.
Wethouder Geerts heeft gezegd dat er alle aanleiding voor is om middelen te herverdelen. Ik ben
dat met hem eens, omdat er een ongelijke situatie is ontstaan. Dat heb ik ook geprobeerd aan te tonen.
Uit de brief van de begeleidsters van de peuterspeelzalen blijkt dat zij bereid zijn om mee te werken
aan een herverdeling. Ik vraag mij echter af of de begeleidsters bereid zullen zijn om aan die herver
deling mee te werken als er niets anders tegenoverstaat dan dat het peuterspeelzaalwerk vrijwilligers
werk blijft heten. Volgens mij zullen de begeleidsters dan vinden dat het college het zelf maar uit
moet zoeken. Ik kan de begeleidsters ook niet helemaal ongelijk geven als zij zo denken.
De speel-o-theek waardeert de wethouder heel positief. Het is eigenlijk jammer dat het bij die
waardering alleen blijft. Ik behoud de vrijheid om in ieder geval bij de bepaling van de programma's
van volgend jaar de prioriteitstelling waar de heer Geerts op heeft gedoeld te bekijken.
De door mij ingediende motie zal ik handhaven. Een groot deel van mijn fractie staat achter de
motie.
Achter punt a. van de eerste motie van mevrouw Waalkens - het punt handelt over een algehele
inventarisatie van het peuterspeelzaalwerk - kan ik mij volledig scharen. Een dergelijke inventarisa
tie heb ik ook steeds bepleit. Van punt b. van de eerste motie van mevrouw Waalkens - dit punt han
delt over het uitgangspunt dat er per zaal één professionele kracht de leiding heeft en dat de overige
leidsters uit vrijwilligsters bestaan - heb ik gezegd dat een en ander een gewenste situatie is. Ook ik
zou mij bij het gevraagde in deze motie willen aansluiten en een en ander als herwaarderingsproject
voor de begroting van 1983 willen opnemen. Punt b. van de motie van mevrouw Waalkens vloeit vol
gens mij ook logisch voort uit onze motie die uitgaat van de professionele erkenning van het peuter
speelzaalwerk.
Hetgeen in de tweede motie van mevrouw Waalkens staat wil mijn fractie niet overnemen. Mijn
fractie wil de 20.000,besteden op de manier zoals in het plan wordt voorgesteld.
De hear Jansma: Ik leau dat de froulju dy't réagearre hawwe op in bepaald part fan in sin dat ik
oanhelle haw Cit de brief fan de SSKWL rjocht hawwe op in ferklearring fan myn kant. Ik haw wiisd
op itjinge stiet yn dy brief: "Diverse onderzoekingen hebben uitgewezen dat jonge moeders bijzonder
eenzaam zijn in het proces van volop meedraaien in de maatschappij naar het gevoel van teruggewe
zen te worden naar kinderen krijgen en verzorging binnen het gezin." Ik fyn dat men, as men in bern
krijt en dan in hóshalding fersoarget, net tebekwiisd wurdt. Dat is itjinge dat ik hjir signalearje wol
en ik tink ek dat de formulearring sa as dy yn de brief fan de SSKWL stiet miskien net iens sa bedoeld is.
Mar as dat wol sa is, dan haw ik der de finger op lizze wollen. Ik wol yn gjin gefal de memmen lekje
dy't op de ien of oare wize yn it gewoane maatskiplike barren buten de hüshalding om meidraaie.
Natuerlik wol ik dat net! Dat hat perfoarst myn bedoeling ek net west. As dat sa oerkommen is dan
wol ik myn untskuldiging wol oanbiede. It giet my om it tebekwiisd wurden nei it bern krijen. Ik fyn
dat dat net in tebekwizing is, mar earder it tsjinoerstelde. Dat der nei de tiid iensumheidsproblemen
komme kinne, dêrfan bin ik my ek bewust.
Ut myn earste ferhaal hat wol bliken dien dat myn fraksje net meigean kin mei de moasjes fan
mefrou Otsen en fan mefrou Waalkens, om't der benammen aardich wat konsekwinsjes oan fêst sitte.
It giet om 28 of 29 beukerliedsters dy't oansteld wurde moatte. De finansiéle konsekwinsjes fan dy
oanstelling binne net düdlik te oersjen.
Wy binne ek noch wat nijsgjirrich nei de plangebietenYn earste ynstansje haw ik der ek in pear
wurden oan bestege. Ik haw noch in pear fragen. Tsjinoer wa is sa'n bestjoer no einliks ferantwurd-
lik? Op hokker wize wurdt it bestjoer keazen? Hokker sanksjes binne der as der eat mis giet? Wy
hawwe hjiroer noch wat soarch. Miskien kin de wethalder noch in antwurd jaan op dizze fragen.
Mevrouw Waalkens: Ik heb nog een vraag over de administrateur bij het COL. Ik zou mij kunnen
voorstellen dat slechts een kwart van de verenigingen zich nog wil vervoegen bij het COL om adrrn
nistratieve ondersteuning. Wat ik mij dan afvraag is of wij hiermee het hoofd of de armen van de ad
ministrateur er niet afhalen, met andere woorden wie betaalt de overige driekwart, als die niet meer
wordt betaald door de verenigingen die nu nog gebruik maken van deze administrateur.
Met betrekking tot de peuterspeelzalen heb ik gevraagd om een inventarisatie. Daarbij heb i
108
j|genoemd dat er bijvoorbeeld in één buurt drie peuterspeelzalen zijn. Ik zou mij kunnen voorstellen
dat die drie peuterspeelzalen worden teruggebracht tot één peuterspeelzaal. Het zou ook kunnen dat
een peuterspeelzaal een dependance heeft en dat de leidster van die peuterspeelzaal dan een profes
sionele kracht is. Om meteen 28 of 29 dames of heren als professionele kracht aan te stellen lijkt mij
wat voorbarig. Wij hebben gesproken over de leidster van één zaal. Op deze manier hoeven wij niet
over tonnen te spreken, want volgens mij kost een leidster niet meer dan 50.000, Als wij 28 pro
fessionele krachten aanstellen dan zouden wij op 1.400.000,komen en niet op zes ton die in het
sociaal-cultureel plan wordt genoemd. Deze zes ton zou nodig zijn voor de gehele professionalisering
van het peuterspeelzaalwerk. Wij hebben gevraagd om een inventarisatie. Na de inventarisatie kan
een plan worden gemaakt, waarna het plan als een herwaarderingsvoorstel kan worden aangeboden.
Wij zijn nog lang niet zover dat een en ander moet worden ingevoerd en dat het geld meteen dan maar
optafel moet komen. Wij vinden het toch een belangrijke zaak dat gekeken moet worden naar de mo
gelijkheden. Ook kunnen wij ons voorstellen dat wij ten aanzien van de professionalisering in het
klein beginnen en alvast onze principes op papier zetten. De professionalisering van het peuterspeel
zaalwerk kan daarna geleidelijk uitgroeien. (De heer Ten Brug(weth.): Dat betekent dat wij in feite
het gehele tekort moeten optellen bij de verwachte belastingverhoging waar de raad gisteren nogal
wat moeite mee had.) Ik denk dat wij het boekje met de herwaarderingsvoorstel Ien niet moeten door
pluizen. (De heer Ten Brug(weth.): Dat is verstandig, mevrouw Waalkens.) Wij kunnen beter de her
waardering als geheel nemen dan dat wij nu ineens de belastingen eruit lichten, mijnheer Ten Brug.
Ten aanzien van de motie van mevrouw Otsen zijn wij eigenlijk wat bang dat wij, wanneer wij
binnen het sociaal-cultureel plan gaan heroverwegen, dan totaal geen kans maken om enige profes
sionalisering tot stand te brengen. Ik denk niet dat wij met de inhoud van die motie een stap verder
komen
Het verbaast mij dat de heer Jansma niet voor punt a. van onze eerste motie is. Dat punt gaat
over de inventarisatie van het peuterspeelzaalwerk. Hij heeft gezegd dat zijn fractie tegen de moties
is.
Mevrouw Van der Werf: Ik heb de eerste motie van mevrouw Waalkens mede-ondertekend en ik sta
nog steeds volledig achter de inhoud van die motie. Het lijkt mij ook heel consequent te passen in de
lijn die wij tot nu toe in deze zaak hebben gevolgd. Wij hadden een en ander al opgenomen in ons dek
kingsplan en wij hebben ons dus heel goed gerealiseerd om welk bedrag het hier gaat. Wij vinden nog
steeds dat het in de motie gevraagde mee moet worden genomen in de herwaarderingsoperatie. De mo
tie vind ik helemaal niet onlogisch en wij zullen er zeker niet door in de knoop raken.
Ik ben het eens met het antwoord dat mevrouw Otsen heeft gegeven op de opmerkingen van de
beer Geerts dat de pedagogische kwaliteiten van de peuterleidsters niet de pedagogische kwaliteiten
van de ouders hoeven te overstijgen. Inderdaad, twee kinderen begeleiden is iets anders dan 15 kin
deren begeleiden. Bovendien, zoals ook in alle brieven staat geschreven, gaat het om nog veel meer
zaken: het op een goede manier inspelen op alle opvoedingsvragen waarmee de peuterleidsters wor
den geconfronteerd, het stimuleren dat ouders elkaar bij dit soort zaken helpen en adviseren, het on
derhouden van contacten met allerlei organisaties, enz.
De bedoeling van de passage in de brief van de SSKWL die de heer Jansma zojuist heeft voorge
lezen is volgens mij precies zo zoals die in de brief staat. Door de factoren die ik in eerste instantie
beb genoemd komt het er inderdaad in de praktijk op neer dat vrouwen, wanneer zij kinderen krijgen,
inde meeste gevallen teruggewezen worden naar het huis en de opvoeding. Zo wordt dat ook door die
vrouwen gevoeld. Ik zie dat wethouder Geerts in gesprek is. Ik vind het prettig als hij even naar mij
luistert. (De Voorzitter: De wethouder kan twee dingen tegelijk!) Nou, dat vind ik erg knap van hem.
het lijkt mij gewoon beter dat ik even wacht tot de heer Geerts is uitgepraat.
Ik kom nu tot de conclusie van het verhaal dat ik in eerste instantie heb gehouden en van de op
merkingen die ik in tweede instantie heb gemaakt. Wij zullen niet voor dit plan stemmen, ook al zijn
wij het er op onderdelen wel mee eens, en wel om de volgende redenen. Ten eerste vinden wij dat
bet plan in onvoldoende mate tot stand is gekomen in samenspraak met de Leeuwarder bevolking. Ten
tweede gaan wij niet akkoord met de randvoorwaarde dat de sociaal-culturele sector als geheel moet
inleveren. Ten derde vinden wij dat nieuwe initiatieven te weinig gehonoreerd worden in dit plan. Ten
vierde zijn wij het niet eens met een van de centrale uitgangspunten dat vrijwilligerswerk een belang-
nijke zaak is. Ten vijfde schatten wij in dat de motie over de peuterleidsters niet zal worden aangeno
men. Het geheel van deze punten bijelkaar genomen brengt ons tot de conclusie dat wij niet instem
men met het plan.