110 109 Mevrouw De Jong: Ik heb de moties van mevrouw Waalkens mede-ondertekend. Ik blijf van me ning, ondanks de woorden van de wethouder, dat inventarisatie een heel goede zaak is om te zien wat wij hebben en op welke manier wij alles zo eerlijk mogelijk kunnen verdelen. Een en ander kan worden meegenomen in de herwaardering om zo te komen tot een goede afweging. Ik wil nog wel stellen dat ik het vrijwilligerswerk een erg goede zaak vind. Het vrijwilligerswerk zal zeker in de komende tijd onontbeerlijk blijken te zijn. Gezien het feit dat continuïteit in het peuterspeelzaalwerk een erg belangrijk iets is, kies ik voor deze opstelling. Mevrouw Otsen: Ik zou willen vragen of de moties afzonderlijk in stemming kunnen worden ge bracht en of er afzonderlijk over de verschillende onderdelen van de moties kan worden gestemd. Mijns inziens gaat het eerste deel van mijn motie vooraf aan de eerste motie die door mevrouw Waalkens is ingediend. (De heer Ten Brug(weth.): Het tweede deel stelt niks voor!) Nou, dan kunt u er ook rustig voor stemmen, mijnheer Ten Brug. Ik vind het onzin van de heer Ten Brug om een dergelijke opmer king te maken. Ik zou er in ieder geval op aan willen dringen om deel a. en b. van mijn motie ge scheiden in stemming te brengen. De Voorzitter: Ik zeg u toe, mevrouw Otsen, dat ik de moties afzonderlijk in stemming breng. Ik stel voor de vergadering even te schorsen. De Voorzitter schorst, om 22.30 uur, de vergadering. De Voorzitter heropent, om 22.45 uur, de vergadering. De heer Bijkersma: Ik wil in tweede instantie het woord nog even voeren. Uit de interruptie van wethouder Ten Brug heb ik begrepen dat hij zich grote zorgen maakt omtrent de financiële consequen ties van professionalisering van het peuterspeelzaalwerk. Ik heb voor zijn opmerking begrip. Volgens mij heeft de heer Ten Brug mevrouw Waalkens verkeerd begrepen voor wat betreft punt b. van hear eerste motie. In punt b. van die motie staat dat als uitgangspunt moet worden genomen dat er per zaal één professionele kracht de leiding heeft en dat de verdere leidsters uit vrijwilligsters bestaan. De heer Ten Brug heeft mijns inziens uit punt b. van die motie gelezen dat er vastgesteld moet worden det er per zaal één professionele kracht moet worden aangesteld. Mevrouw Waalkens heeft met punt b. van haar motie bedoeld bij de opstelling van het plan na te gaan hoeveel het aanstellen van één professio nele kracht kost. Het plan zou kunnen worden betrokken bij de inventarisatie en de herwaarderings operatie. Als de wethouder dan met heel grote getallen komt kunnen wij zeggen dat een en ondergoed is onderzocht en dat wij het voorstel tot het aantrekken van één professionele kracht per zaal niet steunen omdat een en ander teveel kost. (De Voorzitter: Wat betekent dan het tweede deel van de mo tie van mevrouw Waalkens? Betekent het dat het uitgangspunt om per zaal één professionele kracht aan te stellen wordt meegenomen in de herwaardering?) Ja, mijnheer de voorzitter, dat willen wij graag en daarom zou de mogelijkheid van het aanstellen van één professionele kracht per peuterspeel zaal eens moeten worden onderzocht. (De heer Ten Brug(weth.): Op zich betekent dit geen herwaar dering, mijnheer de voorzitter. Het verzoek van de heer Bijkersma is gewoon een kwestie van het in voeren van een stuk nieuw beleid. Bij de herwaardering zullen de kosten daarvan toch moeten worden gevonden.) Wij willen niet vastleggen dat het college als uitgangspunt moet nemen dat er per peuter speelzaal één leidster moet worden aangesteld. Het is ook onze bedoeling niet dat dit uitgangspunt een nieuw beleid moet worden. Een en ander is te scherp gesteld en bovendien zou het college daar door in financiële moeilijkheden komen. (De heer Rijpma (weth.): Dat uitgangspunt staat wel in de motie, mijnheer Bijkersma!) Ik heb zojuist gezegd wat de intentie van de motie is, mijnheer Rijpma. Als de heer Rijpma die intentie niet begrijpt, dan wil ik hem die nog wel eens uitleggen. (De heer Rijpma (weth.): Is de heer Bijkersma namens de drie ondertekenaarsters van de motie gemachtigd om die motie uit te leggen op de manier zoals hij zojuist heeft gedaan?) Ik heb alleen getracht om de heer Ten Brug iets te verduidelijken, mijnheer Rijpma. Mevrouw Waalkens heeft mij verzekerd dat de door mij gegeven uitleg aan de motie overeenkomt met de bedoeling die zij en volgens haar ook de twee andere ondertekenaarsters met de motie hebben. (De Voorzitter: Is de heer Bijkersma uitge praat?) Ik blijf achter de woorden staan die ik zojuist heb gezegd, mijnheer de voorzitter. De heer Heere:Er is wegens de korting die er momenteel door CRM wordt toegepast toch al een tekort van twee ton op de plannen dat nog niet is gedekt. Als er nu nog eens een paar ton aan dat te kort wordt toegevoegd, dan weet ik helemaal niet meer hoe groot dat gat wordt. Mevrouw De Jong: Met de woorden van de heer Bijkersma ben ik het volledig eens. Mevrouw Van der Werf: Ik heb de motie duidelijk vanuit een andere intentie mede-ondertekend. Voor ons betekent het gevraagde in de motie inderdaad dat er per peuterspeelzaal één professionele leidster komt. Ik denk overigens dat wij uit de problemen zijn wanneer eerst onderdeel a. van de motie van mevrouw Otsen in stemming wordt gebracht. Dit onderdeel gaat om hetzelfde principe als het principe in de eerste motie van mevrouw Waalkens. Daarna kan de motie van mevrouw Waalkens, die een verdergaande strekking heeft dan de motie van mevrouw Otsen, in stemming worden gebracht. Mevrouw Waalkens: Om alle verwarring te voorkomen, mijnheer de voorzitter, moet punt b. van mijn motie als volgt worden gelezen: "Als uitgangspunt van het plan te nemen dat per zaal één pro fessionele kracht de leiding heeft en de verdere leidsters uit vrijwilligsters bestaan. Hiermede een nieuw plan op te stellen en dit plan als herwaarderingsproject op te nemen voor de begroting 1983. De Voorzitter: Ik ben bang dat er straks bij de stemming over de moties geen sterveling is die weet waar over gestemd moet worden. Bestuurlijk vind ik dat een heel vreemde zaak. Ook het col lege heeft tegen de moties aangekeken. Het college heeft geconstateerd dat een deel van de moties op twee manieren kan worden uitgelegd. Ik vind dat een erg vervelende zaak. Ook uit de discussie blijkt wel dat er verwarring is. Naar mijn mening weten wij straks nauwelijks waarover wij stemmen. Ik vraag mij dan ook af of ik de indieners van de moties moet vragen of zij willen aangeven wat er precies bedoeld is met hetgeen in de motie staat. De raad weet dan straks waarover moet worden ge stemd. Als de indieners van de moties echter vinden dat het hun heel duidelijk is wat er met de mo ties bedoeld wordt, dan houdt natuurlijk alles op. (Mevrouw Van der Werf: Wij geven dus duidelijk een andere uitleg aan de moties.) Ik vind daarom dat geprobeerd moet worden om één motie te ma ken. Er kunnen natuurlijk ook twee moties worden gemaakt, maar dan moet een ieder wel duidelijk zeggen wat hij wil Punt b. van de eerste motie van mevrouw Waalkens kan men op twee manieren uitleggen. Hier in staat als laatste zin: "Hiermede een nieuw plan op te stellen en dit plan als herwaarderingsproject op te nemen voor de begroting van 1983." Betekent deze zin dat het plan opgenomen moet worden in bet herwaarderingsproject en dat er dan niet meer over valt te praten of betekent het dat men een en ander gaat afwegen tegen andere prioriteiten? (Mevrouw Van der Werf: Nee.) Ik begrijp natuurlijk wel dat mevrouw Van der Werf "nee" zegt. In het college hebben wij ook gezegd dat men deze zin op twee manieren kan uitleggen. Is mevrouw Waalkens het met mij eens als ik haar motie als volgt interpreteer: Onder punt a. van de motie vindt een algehele inventarisatie plaats. Onder punt b. wordt als uitgangspunt genomen dat er per zaal één professionele kracht de leiding heeft. Uit de in ventarisatie zal een bepaald bedrag voor financiering van de professionele krachten rollen. In de to tale herwaardering zal worden bekeken of dit uitgangspunt dan realiseerbaar is. (Mevrouw Waalkens: Ja, mijnheer de voorzitter, ik ben het met uw interpretatie eens.) Is mevrouw De Jong het ook eens met mijn interpretatie? (Mevrouw De Jong: Ja, mijnheer de voorzitter.) Kan mevrouw Van der Werf betook eens zijn met mijn interpretatie? (Mevrouw Van der Werf: Ik trek mijn handtekening onder deze motie terug, als die op deze manier wordt uitgelegd.) Ik streep uw handtekening door, mevrouw Van der Werf(Mevrouw Van der Werf: Het zou logisch zijn als ik een nieuwe motie zou indienen van de strekking zoals ik die bedoel. Ik zal dat echter niet doen omdat ik de indruk uit de discussies heb gekregen dat een dergelijke motie in ieder geval niet zal worden aangenomen.) Nu is er in ieder geval duidelijkheid en geef ikgraag het woord aan wethouder Geerts. De heer Geerts (weth.): Vragen als: Hoe zien wij plangebiedorganisaties en hoe communiceert zo'n organisatie met de achterban, moeten nog nader worden geregeld. Wij moeten deze zaak nog ontwikkelen. In de subsidie-verordening zal moeten worden opgenomen op welke manier een en an der geregeld moet worden. Wij zullen in die verordening eisen moeten stellen ten aanzien van de vertegenwoordiging in die plangebiedorganisaties, ten aanzien van de werking van zo'n organisatie, ten aanzien van de terugkoppeling naar de achterban, enz. Er is ook nog gevraagd wat er met het administratiekantoor van het COL gebeurt als een groot deel van de administratie niet meer door het COL hoeft te worden gedaan. Als men als uitgangspunt hanteert dat men een vrije keuze heeft waar men de administratie laat verrichten, dan kan men moei lijk zeggen dat die administratie dan door het COL of de Stichting Piet moet worden verricht. Wij hebben gezegd dat men de vrijheid heeft om over dit punt zelf te beslissen. Het zou kunnen inhouden dat de Stichting Piet inderdaad niet voldoende werk houdt. Als een stichting echter niet voldoende werk heeft dan gebeurt er met deze stichting hetzelfde wat ook gebeurt met andere stichtingen die geen werk hebben. Het in stand houden van het administratiekantoor van het COL is geen doel op zich. Ik wil dat toch nadrukkelijk verklaren.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1981 | | pagina 56