Ill 112 Ik stap nu over op de ingediende moties. De motie van mevrouw Otsen verzoekt heel nadrukke lijk om het peuterspeelzaalwerk als beroepsmatig werk te verklaren. Als men het verzoek zou hono reren, dan zou dat zeer grote financiële consequenties hebben. Volgens mij zal men dan ook moeten erkennen dat de mensen recht hebben op een loon dat past bij dit professionele werk. Over het punt van de inventarisatie heb ik al gezegd dat ik hiertegen geen enkel bezwaar heb, mits zij maar opgenomen wordt in de programontwikkeling van volgend jaar. Wij zullen dan dit soort zaken bekij ken. Ik heb wat moeite gehad met de vraag of de eerste motie van mevrouw Waal kens al dan niet ver der gaat dan de motie van mevrouw Otsen. Ik neem toch aan dat, wanneer het college opdracht krijgt om iets op te nemen in de herwaardering, een dergelijke opdracht ook serieus is. Het zal toch niet zo zijn dat het een opdracht is waarvan men denkt: wij kunnen het doen en wij kunnen het laten. Als men een opdracht geeft kan ik die niet anders interpreteren dan dat men ook wil dat die opdracht zo wordt uitgevoerd. Men moet later niet zeggen dat de opdracht niet behoeft te worden uitgevoerd als blijkt dat een en ander geld gaat kosten. Ik kan de raad nu al verzekeren dat het in de motie gevraag de geld kost. Dat is het uitgangspunt. Als mevrouw Waalkens de motie indient moet zij ook zeggen welk bedrag zij voor het in de motie gevraagde over heeft; over de hoogte van dit bedrag heb ik in eerdere instantie al iets gezegd. Ik wil dit nog even nadrukkelijk zeggen, want anders zitten wij werk voor niets te doen. Straks komen wij met cijfers op tafel en dan zegt men nee. Dat is dacht ik niet de manier waarop wij hier moeten werken. De Voorzitter: Ik breng dan nu de motie van mevrouw Otsen in stemming. De heer Buising: Ik meen mij te herinneren dat mevrouw Otsen gevraagd heeft of haar motie in twee gedeelten in stemming zou kunnen worden gebracht. U brengt de motie van mevrouw Otsen nu in één keer in stemming, mijnheer de voorzitter. Er is meen ik afgesproken dat deze motie in twee gedeelten in stemming zou worden gebracht. De Voorzitter: Mevrouw Otsen heeft mij dat inderdaad gevraagd. Na de discussie heb ik niet be grepen of het in twee gedeelten in stemming brengen van de motie nog nodig was. Niemand heeft daar om gevraagd. Ik ben echter wel bereid om de moties in twee gedeelten in stemming te brengen. Ik breng dan nu deel a. van de motie van mevrouw Otsen in stemming. Over deel a. van de motie van de dames Otsen en De Haan—Laagland staken de stemmen (17-17). De Voorzitter: Dan breng ik nu deel b. van de motie van mevrouw Otsen in stemming. Mevrouw Van der Werf: Ik kom nu toch in de problemen, mijnheer de voorzitter. Deze motie is er op gericht dat de mate van eventuele subsidies door de gemeente binnen de sociaal-culturele sector wordt afgewogen. De eerste motie geeft ons in ieder geval nog de kans om de mate van eventuele sub sidies binnen het totaal van het beleid af te wegen. In mijn opvatting gaat de laatst genoemde motie toch verder. Volgens mij zal die motie dan ook eerst in stemming moeten worden gebracht. Wij willen een en ander niet binnen de sociaal-culturele sector afwegen maar binnen het geheel. De heer Ten Brug (weth.): Mevrouw Van der Werf zegt wel dat de volgorde van het in stemming brengen van de moties haar problemen geeft, maar zij legt volgens mij de moties anders uit dan wordt bedoeld. De Voorzitter: Dan breng ik nu deel b. van de eerste motie van mevrouw Waalkens in stemming, iet gaat er in dit deel om om als uitgangspunt te nemen dat per zaal één professionele kracht de lei— ling heeft en de verdere leidsters uit vrijwilligsters bestaan. Het is natuurlijk duidelijk dat hierbij de nterpretatie moet worden betrokken zoals die door mevrouw Waalkens aan de motie is gegeven. Deel b. van de motie van de dames Waalkens en De Jong wordt verworpen met 22 tegen 12 stemmen. De Voorzitter: Dan breng ik nu de tweede motie in stemming van mevrouw Waalkens, waarin staat de 20.000, die in het sociaal-cultureel plan is vrijgekomen in verband met de herschikking, lebesteden ten behoeve van een plan inzake de peuterspeelzalen conform de vorige door mevrouw [Waalkens ingediende motie. De motie van de dames Waalkens en De Jong wordt verworpen met 29 tegen 5 stemmen. De Voorzitter: Deel a. van de motie van mevrouw Otsen zal, nu de stemmen hierover staken, in de eerstvolgende vergadering weer in stemming worden gebracht. Ik stel dan nu voor om over te gaan tot stemming over het sociaal-cultureel plan 1982-1985. Het voorstel van b. en w. wordt aangenomen met 32 tegen 2 stemmen. De Voorzitter: Wij zijn thans aan het eind gekomen van deze vergadering van twee dagen. Harte lijk dank voor uw uithoudingsvermogen. Wij kunnen een streep onder ons werk zetten. Ik wens u allen prettige feestdagen, een goed uiteinde en ik hoop een goed begin. De Voorzitter sluit, om 23.00 uur, de vergadering. De Voorzitter: Het is voor mij uitermate moeilijk te bepalen welke motie het verst gaat. Ik breng deel b. van de motie van mevrouw Otsen in stemming. Deel b. van de motie van de dames Otsen en De Haan—Laagland wordt verworpen met 21 tegen 13 stem,men De Voorzitter: Dan breng ik nu deel a. van de eerste motie van mevrouw Waalkens in stemming. Dit deel gaat over een inventarisatie van het peuterspeelzaalwerk. De heer Geerts heeft al gezegd dat deze inventarisatie zal moeten worden meegenomen bij het eerstvolgende programma. Deel a. van de motie van de dames Waalkensi en De Jong wordt met algemene stemmen aangenomen.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1981 | | pagina 57