18
"De raad van de gemeente Leeuwarden, in vergadering bijeen op 3 mei
1982, ter behandeling van de herwaardering 1982-1986 spreekt als haar me
ning uit dat:
gelet op de hoogte van de huidige gemeentelijke belastingen, die omgere
kend per inwoner ca 223,-- bedragen,
overwegende dat de belastingen van de overige gemeenten in de provincie
Friesland omgerekend per inwoner een bedrag van ca 200,niet te boven
gaan,
is van mening dat het uiterste moet worden gedaan om te voorkomen dat de
gemeentelijke belastingen in de periode 1982-1986 nog verder worden ver
hoogd,
en geeft daartoe het college opdracht met nadere voorstellen te komen om
de financiële problemen voor de periode 1982-1986 op een andere wijze het
hoofd te bieden dan door middel van het verder verhogen van de gemeente
lijke belastingen door het invoeren van een rioolretributie."
(Mevrouw Waalkens: Veel honden aanschaffen, mevrouw De Jong.) Dat zou inderdaad een oplossing
zijn. Wij komen dan toch uit op het principe "de vervuiler betaalt". Ik merk dat wij aardig op één lijn
komen.
Ik wil voorts de ambtenaren danken voor het vele werk dat zij in deze rapportage hebben gestoken
en ik kan u verzekeren dat D 66 wil blijven meewerken om op constructieve wijze de moeilijkheden het
hoofd te bieden.
De heer Bijkersma: Mevrouw Waalkens heeft in haar betoog het college enkele suggesties aan de
hand gedaan voor wat betreft de subsidieverlening aan een aantal instellingen. Wij hebben gemeend de
ze suggesties te moeten verwoorden in enkele moties. De moties luiden als volgt:
De raad van de gemeente Leeuwarden, in vergadering bijeen op 3 mei
1982, besluit:
de subsidiepost aan het jongerencentrum Hippo te verminderen met
37.500, ten behoeve van een halve beroepskracht voor de samen te voe
gen jeugdcentra Krats en Biels."
"De raad van de gemeente Leeuwarden, in vergadering bijeen op 3 mei
1982, besluit:
geen korting 6 50.000,-- toe te passen op de te verlenen subsidie aan de
VVV Friesland-Leeuwarden."
Beide moties zijn ondertekend door mevrouw Waalkens en mij. (De heer De Vries (weth.): Waar komt de
dekking vandaan, mijnheer Bijkersma?) Mevrouw Waalkens heeft in haar verhaal duidelijk aangegeven
waar de dekking vandaan moet komen. Wellicht heeft u niet goed geluisterd, maar dat kan ik niet hel
pen
De Voorzitter schorst, om 21.00 uur, de vergadering voor de eerste pauze.
De Voorzitter heropent, om 21.50 uur, de vergadering.
De heer Ten Brug (weth.): Het is de bedoeling dat ik eerst inga op de opmerkingen uit de algemene
beschouwingen die de fracties hebben gegeven met betrekking tot ons voorstel Herwaardering 1982-
1986. Ik kan redelijk kort zijn in mijn antwoord omdat het merendeel van de sprekers op dit punt ook
kort is geweest.
Datgene wat wij momenteel aan het doen zijn is, volgens de omschrijving van de heer Meijerhof,
een logisch gevolg van de stappen en besluiten van de raad in juli en december 1981De heer Meijer
hof heeft erbij gezegd dat het college zijn huiswerk goed heeft gedaan; in ieder geval heeft het college
zijn huiswerk afgemaakt. Hij heeft ook nog een punt aangehaald dat met name in de decembervergade-
ring van de raad bij de begrotingsbehandeling aan de orde is geweest en dat is het punt van de duidelij
ke discrepantie, een wijziging ten nadele van de gemeente, tussen de lastenverdeling van het rijk en de
gemeenten. Ik ben het daarmee roerend eens. Het mag ook de raad bekend zijn dat de Vereniging van
Nederlandse Gemeenten op dit stuk van zaken voor alle gemeenten een kritisch geluid heeft laten ho
ren. Daarnaast heeft de heer Meijerhof opgemerkt dat uit de rapporten van de werkgroepen zou kunnen
blijken dat de ene werkgroep, en dan met name de werkgroep Onderwijs, de zaak meer allround heeft
19
aangepakt dan de andere. Misschien is dat ook wel zo. Ik moet er echter wel bij zeggen dat de werk
groep Onderwijs het op dit punt ook iets gemakkelijker heeft gehad, want wat onderwijs betreft bestaat
er nu eenmaal een wettelijke grens die men niet mag overschrijden. Men wist derhalve duidelijk waar
de grens van de eventueel aan te brengen bezuinigingen lag. Niettemin heeft men, maar daarop kom ik
in tweede instantie wel terug, toch een aanzienlijk bedrag aan bezuinigingen voorgesteld en het col le
ve heeft deze voorstellen overgenomen. Ogenschijnlijk bestaat er derhalve wat frictie tussen de werk
zaamheden van de diverse werkgroepen. Ik zeg opzettelijk ogenschijnlijk, omdat de situatie waarin de
diverse werkgroepen zich bevonden niet voor alle gelijk was.
De heer Meijerhof heeft gepleit voor een wat andere aanpak van beleid dan wij tot nu toe hebben
jedaanHij heeft verwezen naar het verhaal dat de heer Van den Eist in juli 1981 heeft gehouden, in
houdende dat wij ook grondig zouden moeten kijken naar de effecten van het bestaande beleid. Dit punt
is op dit moment in allerlei gemeenten een punt van discussie, zo ook in het congres over de financiële
nood van de Nederlandse gemeenten, maar daarmee is de oplossing van het probleem nog niet gegeven.
Ik heb hier al eens eerder naar voren gebracht dat wij als Nederlandse gemeenten wel al een beetje
waren ingesteld op een planning, maar dan een planning met een voortgaande groei. Het wordt ook uit
de artikelen die in het blad De Nederlandse Gemeente zijn opgenomen, met name uit het artikel van de
hoofddirecteur, de heer Berg, wel duidelijk dat het uiterst moeilijk is zonder meer over te gaan van een
planning bij voortgaande groei naar een planning bij afname van de inkomsten van de gemeente. Na
tuurlijk moet men naar de effectiviteit van de uitgaven kijken, maar of men daarvoor een speciale
operatie moet opzetten, waag ik te betwijfelen. Wij lazen in de raadsstukken van de gemeente
Groningen, die wij dezer dagen ontvingen, dat men daar gaat stoppen met de analyse van het
bestaande beleid. Analyse van het bestaande beleid gaat in dezelfde richting als die welke de heer
Meijerhof heeft genoemd. In Groningen is men tot dit voorstel gekomen op grond van de opgedane erva
ringen dat er ten eerste geweldig veel tijd in de analyses gaat zitten, ten tweede dat er heel veel kos
ten aan verbonden zijn en ten derde dat de uitkomsten van de analyses niet in verhouding staan tot de
kosten die men ervoor moet maken. Daarbij komt nog, zoals ook de raadsleden zojuist al hebben opge
merkt, dat dit niet de laatste bezuinigingsoperatie is waarover wij ons moeten buigen. Bij een herwaar
dering komen uiteraard zaken als het effect van de tot dan toe gedane uitgaven en de effecten van de
voorgestelde toe te passen bezuinigingen automatisch aan de orde. Het is gemakkelijk om te stellen dat
wij - ik bedoel dat niet als een verwijt aan de heer Meijerhof want men hoort dit vaker - moeten trach
ten anderhalf keer het bedrag te bezuinigen dat wij nodig hebben. Wij zouden dan twee dingen berei
ken. Ten eerste het feit dat er wat meer verschuivingsmogelijkheden zouden zijn, want men behoeft
tenslotte maar tot eenmaal het bedrag te komen, en ten tweede zou er op deze manier ook nog wat kun
nen overblijven voor een nieuw beleid. Er is een aantal gemeenten dat deze weg wil inslaan. Er zijn
ook al gemeenten die met deze methode zijn gestart, maar die ondanks alle moeite die zij zich getroost
hebben niet op anderhalf keer het bezuinigingsbedrag kwamen, omdat verschillende posten in allerhande
commissies sneuvelden onder het mom dat het anderhalf keer bezuinigen in feite niet nodig was en dat er
nog wel wat te verschuiven viel en uiteindelijk sneuvelden die posten dan in de raad. Dit alles houdt
echter niet in dat ik van mening zou zijn dat dit punt niet de nodige aandacht moet hebben, want ook
de belastingverhoging die in dit beleidsplan voor 1986 is vastgesteld houdt hiermee verband en ik heb
begrepen dat belastingverhoging op zich bij niemand in de raad met gejuich zal worden begroet. Ook
het college heeft belastingverhoging heel duidelijk als een sluitpost gezien. Het is zonneklaar dat,
wanneer wij meer kunnen bezuinigen dan wij op dit moment mogelijk achten, het meerbedrag kan wor
den afgetrokken van het bedrag van de belastingverhoging die naar onze mening in 1986 zal en moet
plaatsvinden. Het zal u allen duidelijk zijn dat de belastingverhoging de sluitpost is om te komen tot
een sluitend beleidsplan, met name met betrekking tot de goedkeuring van Gedeputeerde Staten. 1986
is nog ver weg en wij kunnen er onderweg nog heel veel over praten. Ik wil derhalve op dit punt niet al
teveel uitspraken doen. Die uitspraken zullen in een volgende raadsperiode moeten plaatsvinden en niet
op dit moment.
De heer Pruiksma heeft gezegd dat uit de tekst van het herwaarderingsvoorstel de hoop opklinkt dat
wij er thans zijn. Als dat zo zou zijn, deugt de tekst niet of de heer Pruiksma heeft daaruit een ver
keerde conclusie getrokken. Hij heeft daarbij zelfs gewaarschuwd voor vals optimisme. Het is heel dui
delijk dat wij op dit punt niet optimistisch zijn. Het was een lang verhaal en misschien is de heer Pruik
sma net niet aan de laatste bladzijde toegekomen, maar daar zou hij alsnog onze visie kunnen vinden.
Ik ben dankbaar voor de opmerking van de heer Pruiksma dat het college een bewuste afweging heeft
gemaakt van wat wel en wat niet kon. Wij konden ook niet anders want wij hebben, ik zeg het nog
maals, gehandeld op grond van de raadsbesluiten van juli en december 1981
Mevrouw Waalkens heeft gezegd, en ik denk dat niemand in deze zaal haar zal tegenspreken, dat
wij de zaak op nog grotere schaal zullen moeten aanpakken indien wij volgens onze opdracht met een