11
10
zien. Ik denk daarbij aan een bouwplan voor een- en tweepersoonshuishoudens in Camminghaburen
waarover ook overleg is gepleegd in de Commissie voor de Ruimtelijke Ordening. Dat plan is ons spon
taan aangeboden door een bouwmaatschappij naar aanleiding van een ontwerp van een aantal Leeuwar
der architecten. Het is een goede zaak dat wij, naast de initiatieven die het college en de raad onder
nemen, positief inspelen op de plannen die ons door het bedrijfsleven gratis worden aangeboden wanneer
die in onze planning passen. Als wij met het aangebodene ons voordeel kunnen doen dan heeft het col
lege daar geen enkel bezwaar tegen. Ik ben ervan overtuigd dat ook de raad daarop positief wil inspe
len.
Aan het plan Camstraburen is nog geen uitwerking gegeven. Woningcorporaties zijn op het ogenblik
terughoudend omdat men weet dat het contingent, vooral in de goedkope woningwetsector, heel moei
lijk te verkrijgen is. Het is niet onwaarschijnlijk dat de richtlijnen die voor de bouwprogramma's voor
het volgend jaar worden gegeven niet zullen uitgaan van de bouwkosten zoals die voor dit jaar gelden.
Als er voor een woningwetwoning van een bepaalde grootte, bijvoorbeeld 3? eenheid, op het ogenblik
een norm voor Leeuwarden geldt van 106.000,--, dan garandeer ik de raad dat die norm voor het vol
gend jaar lager ligt, hetgeen ook geldt voor een- en tweepersoonseenheden. Een en ander betekent dat
er een zekere terughoudendheid is. Architecten die een opdracht hebben van een woningcorporatie
moeten daardoor hun plannen herzien hetgeen uiteraard kosten met zich meebrengt. Wij hebben er wel
voor gezorgd dat er momenteel bij de h.i.d. voor de volkshuisvesting voldoende plannen liggen om het
contingent van 1.000 woningen ruimschoots te overschrijden. Mocht het zo zijn dat het Westen van het
land verstek laat gaan, het contingent verdeeld moet worden en het ministerie van mening is dat de
120.000 woningen gebouwd moeten worden - het kan ook zijn dat men het geld liever bij zich houdt -,
dan kan men voldoende woningen in Leeuwarden kwijt. Misschien wijst een en ander toch op activitei
ten waarvan de heer Van der Wal betwijfelt of wij ze ontplooid hebben.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w.
Punt 17 (bijlage nr. 333).
De Voorzitter: Dit punt luidt: Realisering van een kunstwerk op de Prins Hendrikbrug.
De heer Janssen: Bij de realisering van dit kunstwerk op de Prins Hendrikbrug zijn niet alleen de
kunstzinnige aspecten in het geding, ook de nuttige functie van het kunstwerk speelt een rol. Ik wil
even ingaan op de nuttige functie.
Met de realisering van dit kunstwerk wordt een in het verleden gemaakte fout (die gepleegd is door
het aanleggen van een brede Prins Hendrikbrug) weer goed gemaakt. Vooral visueel gezien wordt de
fout weer teruggedraaid. (De Voorzitter: Daar hebt u zelf destijds aan meegewerkt, mijnheer Janssen.)
Nee, net niet, mijnheer de voorzitter. (De Voorzitter: Net wel, mijnheer Janssen. U was al raadslid
toen hierover werd beslist.) Een en ander is een uitvloeisel van de beslissing die in 1965 genomen is en
ik ben in augustus 1966 raadslid geworden. (De Voorzitter: Er was toen ook nog een raadslid dat om de
ze beslissing aftrad.) Ik wil even verder gaan met mijn verhaal, mijnheer de voorzitter. Door de uit
voering van het plan komt er voor de voetgangers een meer vloeiende aansluiting op de Prins Hendrik
straat. Op de ter inzage gelegde schets staat niet erg duidelijk aangegeven dat er naast het kunstwerk
enige parkeerplaatsen blijven bestaan. Op dit moment bevindt zich ter plaatse een algemene invaliden
parkeerplaats. Het verdient aanbeveling deze parkeerplaats niet op de ingetekende plaats te realiseren,
want ik vrees dat het kunstwerk ontsierd wordt doordat er bij een algemene invalidenparkeerplaats een
bord geplaatst moet worden. Men krijgt dan binnen het "woud van buizen" ook nog een bord en dat vind
ik niet juist. Het verdient misschien aanbeveling om de invalidenparkeerplaats naar de eerste parkeer
plaats langs de gracht te brengen. De loopafstand tot het centrum wordt hierdoor nauwelijks groter en
deze plaats voldoet dan dus toch aan de norm voor een invalidenparkeerplaats in die hoek. Men kan de
bank bereiken en men kan ook nog, wanneer men iets beter kan lopen, de Prins Hendrikstraat bereiken.
Uit esthetisch oogpunt vind ik het beter dat het aanzicht van het kunstwerk niet bedorven wordt door
een bord voor een invalidenparkeerplaats.
Voor het overige kan mijn fractie zich wel in het voorstel vinden.
De heer Rijpma (weth.): Ik kan mij nauwelijks voorstellen hoe het er ter plekke met die parkeer
plaats uitziet. De aanbeveling van de heer Janssen wil ik graag aandragen bij een van mijn medewer
kers die dan ter zake wel een beslissing van b. en w. zal uitlokken.
De Voorzitter: Dit punt zal in ieder geval nog in de Commissie voor Verkeersaangelegenheden aan
de orde worden gesteld.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. met inachtneming van de toezeg
ging van de voorzitter.
Punt 18 (bijlage nr. 321)
De Voorzitter: Dit punt luidt: Preadvies inzake het verzoek om een startsubsidie van de Stichting
Lesbisch Archief. Ik geef tegelijk in discussie de brief van 18 augustus 1982 die nog van de subsidiever
zoeksters is ontvangen en die ook ter kennis van de raad is gebracht.
Mevrouw Van der Werf: In deze raadsbrief wordt om twee redenen voorgesteld het subsidieverzoek
van de Stichting Lesbisch Archief niet in behandeling te nemen. De eerste reden is dat de subsidiever
zoeksters te laat zijn met hun aanvraag. Er kan niet een beroep worden gedaan op de post Onvoorzien
omdat de stichting, aldus b. en w., voor één mei 1981 had kunnen voorzien dat in 1982 met het les
bisch archief gestart zou worden. Uit een toelichting van een betrokkene in de Commissie voor Wel-
zijnsaangelegenheden heb ik begrepen dat dat beslist niet zo is en dat de eerste plannen voor zo'n ar
chief er pas in oktober 1981 lagen. Het eerste argument lijkt mij dus niet op te gaan. De tweede reden
is dat b. en w. uit het feit dat het archief al gestart is afleiden dat het project niet op korte termijn af
hankelijk van subsidie zou zijn. Ik zou het omgekeerde willen stellen namelijk dat juist omdat het ar
chief gestart is, mede dankzij het spontaan uit allerlei privébezit geschonken materiaal, de subsidie op
korte termijn dringend nodig is met name omdat het gaat om brand- en inbraakpreventie.
Mijn fractie wil het subsidieverzoek wel ontvankelijk verklaren en gaat daarom niet akkoord met
dit voorstel
De heer Geerts (weth.): Een van de afspraken die de raad gemaakt heeft bij het maken van de pro
cedure voor het sociaal-cultureel werk is dat aanvragen tijdig moeten worden ingediend zodat ze in be
handeling kunnen worden genomen. Er is dienaangaande een peildatum gesteld opdat alle aanvragen af
gewogen kunnen worden en er prioriteiten gesteld kunnen worden. Wel is op deze regel een uitzonde
ring mogelijk, namelijk als niet te voorzien is dat een aanvraag ingediend moet worden wat kan gebeu
ren door veranderende omstandigheden of door zich plotseling voordoende feiten. Het college heeft ge
oordeeld dat daarvan in dit geval geen sprake is. Er is nog een andere overweging die bij het niet in
behandeling nemen van de aanvraag speelt. Wanneer deze aanvraag bekeken wordt bij het Sociaal-Cul
tureel Programma 1983 dan kan de raad daarover in december van dit jaar - dus op vrij korte termijn -
een beslissing nemen. Overigens zal er dan nog wel gekeken moeten worden of deze aanvraag onder de
criteria voor subsidieverlening valt en zal er ook gekeken moeten worden naar de begroting, maar dat is
een kwestie van nadere afweging.
Het is juist dat bij het niet in behandeling nemen van de aanvraag gespeeld hebben de formele af
weging dat de aanvraag niet op tijd is ingediend, het feit dat er niet voldoende reden is om de aanvraag
niet op tijd in te dienen en dat de noodzaak om de aanvraag te behandelen ook niet in bijzondere mate
aanwezig is.
Ik wil toch ook nog wijzen op de precedentwerking wanneer wij de aanvraag wel in behandeling
zouden nemen. Vorig jaar is er ook een aantal aanvragen om de door mij zojuist genoemde redenen af
gewezen. Ik vind dat wij in dit geval dan ook consequent moeten blijven.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. met aantekening dat de PAL-frac-
tie wenst te worden geacht tegen te hebben gestemd.
Punten 19, 19a, 20 en 21 (bijlagen nrs. 323, 347, 313, 332).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van b. en w.
Punt 22 (bijlage nr. 320).
De Voorzitter: Dit punt luidt: Vervanging sportvloer Kalverdijkje.
De heer Meijerhof: Dit probleem is al een hele tijd geleden eens in de Raad voor Sportaangelegen-
heden aan de orde geweest. In die raad zijn bij de rondvraag al vaker van dergelijke punten aan de or
de gekomen zoals deklagen voor sintelbanen en de vloer in een zwembad. Ook deze sportvloer werd bij
de rondvraag aan de orde gesteld. In de Raad voor Sportaangelegenheden is toen de informatie verstrekt
dat deze vloer gelegd is, dat staat ook in deze raadsbrief, op een oneffen betonvloer zonder afstrijk-