18
weten de verlangens op dat punt van het Justitieel Klachtenbureau. Men wil graag iets meer mogelijk
heden hebben. Het willen hebben van meer mogelijkheden kost geld. Men kan zich daarbij natuurlijk
de vraag stellen of er van degene die om advies komt een bepaalde beperkte bijdrage kan worden ge
vraagd. Van deze bijdragen zouden dan de extra kosten kunnen worden betaald. In de tweede afwijzen
de reden is niets anders gezegd dan dat er naast de vrijwillige hulpverlening nog verschillende andere
gesubsidieerde en gefinancierde mogelijkheden van rechtsbijstand en klachtenregelingen zijn. Dat is
gewoon het constateren van een feit.
Wij stellen dus voor om te handelen zoals hier is aangegeven. Over de vraag of subsidiëring vol
gend jaar al of niet moet worden meegenomen bij de afweging van nieuw beleid, zou ik de suggesties
willen afwachten die daarover dan door de raad op tafel worden gelegd.
Mevrouw Vlietstra: Ik begrijp dat de voorzitter er op zich geen bezwaar tegen heeft dat wij bij de
afweging van nieuw beleid voorstellen in gaan dienen, maar dat hij op dit moment blijft bij de afwij
zing van het subsidieverzoek. Ik vind dat jammer en ik ben ook niet overtuigd door zijn argumentatie.
Het gaat hier om een stuk werk dat dermate belangrijk is dat wij niet het risico moeten lopen dat dat
werk tussen wal en schip raakt. De voorzitter zegt dat door het Justitieel Klachtenbureau subsidie bij de
provincie is aangevraagd, dat is niet het geval, hetgeen destijds ook in de informatie is meegedeeld. Ik
blijf bij de twee dingen die ik in eerste instantie heb gezegd, namelijk dat het subsidieverzoek aange
houden moet worden tot de bespreking van nieuw beleid en dat intussen door de gemeente aandrang uit
geoefend moet worden op het provinciaal bestuur om de subsidiëring op zich te nemen. Met de voorzit
ter ben ik het wel eens dat in principe de eerste verantwoordelijkheid bij de provincie zou moeten lig
gen. "Om mijn zin te krijgen" dien ik hierbij een motie in die als volgt luidt.
"De raad van de gemeente Leeuwarden, in vergadering bijeen op 22 novem
ber 1982,
besluit
a. het subsidieverzoek van de Vereniging Justitieel Klachtenbureau Fries
land aan te houden tot meer duidelijkheid bestaat over de invulling van
nieuw beleid;
b. b. en w. opdracht te geven om aandrang uit te oefenen op het provinci
aal bestuur om de subsidiëring van het Justitieel Klachtenbureau op zich
te nemen
De motie is mede-ondertekend door mevrouw Brandenburg-Sjoerdsma
Mevrouw Van der WerfMijn fractie zal de motie steunen. Ik heb niets meer toe te voegen aan de
argumenten die ik in eerste instantie heb genoemd en aan de argumenten die nu nog door mevrouw
Vlietstra naar voren zijn gebracht.
De heer Pruiksma: Mijn fractie is van oordeel dat in 1977 op goede gronden besloten is om een
eenmalige subsidie te verstrekken. Ons zijn geen omstandigheden gebleken die nu tot een ander oordeel
zouden moeten leiden, hetgeen betekent dat de subsidie eenmalig behoort te blijven. Mijn fractie heeft
geen enkele behoefte aan uitstel van dit voorstel en er zou dus nu over beslist kunnen worden. Mijn
fractie zal conform het voorstel van het college stemmen.
De heer Bijkersma: Mijn fractie heeft helemaal geen behoefte aan de motie van de PvdA. Wij zul
len conform het voorstel stemmen.
Mevrouw De Jong: Ik wil onderstrepen dat het Justitieel Klachtenbureau in de afgelopen vijf jaar
steeds zijn bestaansrecht bewezen heeft en dat men zich in hoofdzaak richt op de meest kwetsbare groe
pen in onze samenleving. Deze groepen worden ook in ons programma als de meest kwetsbare genoemd
en wij vinden dat voor deze groepen maatregelen getroffen moeten worden en dat zij zoveel mogelijk
moeten worden ontzien.
Destijds is er een besluit genomen om een eenmalige bijdrage aan het Justitieel Klachtenbureau toe
te kennen. Omdat ongeveer 75% van de mensen die met klachten komen bij dit bureau uit de provincie
komt, vind ik dat subsidiëring een zaak is voor de provincie. Ik wil een en ander ook zeker in het licht
zien van de moeilijke financiële situatie waarin Leeuwarden verkeert. Wel ben ik van mening dat de
gemeente daar waar mogelijk is de aanvraag voor subsidie bij de provincie zal moeten ondersteunen,
want het is zeer noodzakelijk dat het Justitieel Klachtenbureau een kans krijgt.
Nogmaals wil ik er op wijzen dat in eerste instantie getracht moet worden om subsidie van de pro
vincie te krijgen. Met de raadsbrief zoals die aan ons is gepresenteerd kan ik instemmen.
19
De heer Buurman: Ik sluit mij volledig aan bij de woorden van de heer Pruiksma.
De Voorzitter: Ik vrees dat de Vereniging Justitieel Klachtenbureau Friesland zich eerst heeft ge
wend tot het Permanent Overlegorgaan Welzijnsbeleid en daar te horen heeft gekregen dat het overleg
orgaan als overlegorgaan functioneert en niet als instantie die rechtstreeks subsidieverzoeken in behan
deling neemt. Het subsidieverzoek moet gericht worden aan de provincie of aan de gemeente. Omdat
het Justitieel Klachtenbureau zelf al stelt dat men overwegend buiten Leeuwarden werkt, ben ik ervan
uitgegaan dat men al een subsidieverzoek had ingediend bij de provincie. Als dat niet zo is, dan zou
men alsnog een subsidieverzoek moeten indienen. Ik moet wel zeggen dat het niet juist is dat wij het
subsidieverzoek inbrengen in het genoemde overlegorgaan, want de afspraak is dat in het overlegorgaan
subsidieverzoeken worden behandeld die bij de partners worden ingebracht. In het overlegorgaan wordt
bepaald wie voor subsidie in aanmerking komt en wie die subsidie moet verstrekken. Ik heb al verteld
hoe de lijn is die dienaangaande is afgesproken. De provincie is de instantie die zou moeten subsidië
ren. Ik beveel het Justitieel Klachtenbureau aan, dat zullen wij ook wel schrijven, om zich recht
streeks tot de provincie te wenden - als men dat nog niet gedaan heeft -, want dat is gewoon in hun ei
gen belang.
Mevrouw Van der WerfHet Justitieel Klachtenbureau krijgt al een heel kleine subsidie van de pro
vincie. De provincie heeft te kennen gegeven dat men dat bedrag niet wil overschrijden. Er ligt niet
een concreet subsidieverzoek, maar de provincie heeft deze kennisgeving al gedaan. Het is duidelijk
dat het Justitieel Klachtenbureau voor een deel ook een functie heeft voor Leeuwarden zelf, want 40%
van de klachten is van mensen uit Leeuwarden. Ik kan mij voorstellen dat de gemeente vindt dat het
hier niet alleen om een gemeentelijke zaak gaat en dat zij het subsidieverzoek samen met de provincie
in het Permanent Overlegorgaan Welzijnsbeleid brengt. Volgens mij is dit een heel normale gang van
zaken.
De Voorzitter: Ik heb gezegd wat ons standpunt is.
De heer Bijkersma: De voorzitter heeft niet gereageerd op de motie. Heeft het college behoefte aan
de motie of is het college tegen de motie? Ik wil graag een antwoord op deze vraag.
De Voorzitter: Moeten wij zeggen dat wij tegen de motie zijn? Wij hebben toch een voorstel ge
daan? Uit datgene wat ik heb gesteld blijkt dat wij weinig behoefte hebben aan de motie. Maar goed,
als de raad meent om, wat punt a. van de motie betreft, niet nu een antwoord te geven maar een en an
der af te wegen bij nieuw beleid, dan moet de raad daarover beslissen en niet het college. Dan wat
pun!- b. van de motie betreft. Als de meerderheid van de raad b. en w. opdraagt om aandrang uit te oe
fenen op het provinciaal bestuur om de subsidiëring van het Justitieel Klachtenbureau op zich te nemen,
dan zullen wij dat doen. In dat geval zeg ik nog dat het Justitieel Klachtenbureau verstandig moet zijn
en een subsidieverzoek bij de provincie moet indienen. Dat is gewoon een procedurekwestie, van ons
hoeft het niet. (Mevrouw Vlietstra: Het verzoek zou op deze manier ondersteund kunnen worden.) Ik
heb al gezegd dat het gewoon verstandiger is dat men een subsidieverzoek indient bij de provincie. Ik
breng dan nu de motie in stemming.
De motie van de dames Vlietstra en Brandenburg-Sjoerdsma wordt verworpen met 21 tegen 14 stem
men.
Besloten wordt overeenkomstig het voorstel van b. en w.
Punten 18 en 19 (bijlagen nrs. 433 en 446).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van b. en w.
De Voorzitter: Ik stel voor de vergadering te schorsen om te overleggen over agendapunt 4.
De Voorzitter schorst, om 21 .10 uur, de vergadering.
De Voorzitter heropent, om 21 .20 uur, de vergadering.