8
eerste instantie de motie van PAL mede ondersteunen. Mocht deze motie niet worden aangenomen, dan
ondersteun ik de motie van de PvdA.
De heer Buurman: Het is verleidelijk om op alles wat over deze materie is gezegd in te gaan, ik
zal dat niet doen. Ik ben van mening dat wij leven onder een stelsel van rechtmatige volksinvloed en
dat het hier geen aangelegenheid van Leeuwarden alleen is, maar een landelijke aangelegenheid. Deze
zaak moet mijns inziens dan ook gedeponeerd worden bij de leden van de Tweede Kamer waarmee men
zich politiek verwant voelt. Ik stel mij achter het voorstel van b. en w. om dit adres voor kennisgeving
aan te nemen, want ik meen dat de gemeenteraad hier geen enkele taak in heeft.
De heer De Vries (weth.): De heer Bron heeft een goed overzicht gegeven van de problemen die ten
aanzien van de komende ontwikkelingen binnen het onderwijsveld op ons afkomen en ik denk dat ik mij
ontslagen kan achten van de plicht om daarop op dit moment nader in te gaan. Wij hebben straks bij de
begrotingsbehandeling ongetwijfeld de gelegenheid om de gevolgen van dit rijksbeleid nog eens met el
kaar na te gaan en te kijken of een en ander in onze lokale situatie bepaalde repercussies heeft en
waartoe deze zullen leiden. Het is natuurlijk zo dat er tot op dit moment sprake is van voornemens.
Straks zal de volksvertegenwoordiging zich moeten uitspreken over het regeringsbeleid zoals dat op het
ogenblik is gepresenteerd. Een en ander geldt ook ten aanzien van de extra kortingen op de onderwijs-
salarissen, waarvan de minister een dezer dagen op de televisie zei dat hij had te kiezen tussen de
1,65% en een x-aantal duizenden onderwijsgevenden uit het arbeidsproces te stoten, wat ik niet zosnel
kan narekenen. Met name deze bewindsman is enorm betrokken bij de situatie rondom de stakingen en
alles wat daarmee annex is. Dit signaal is wel degelijk verstaan zowel door het kabinet als door de
volksvertegenwoordiging en wij zullen afwachten in hoeverre de acties die de afgelopen weken zijn ge
houden - morgen zal mij overigens ook nog een petitie worden aangeboden - landelijk effect zullen
hebben op de te nemen regeringsmaatregelen. Tot deze maatregelen behoort ook de extra korting op de
onderwijssalarissen wat primair een zaak is tussen de onderwijsgevenden en de bewindsman.
Met de gevolgen van de 34 aangekondigde maatregelen zullen wij wel degelijk op lokaal niveau te
maken krijgen. In dit opzicht delen wij ook de bezorgdheid die de heer Bron heeft verwoord en waarbij
de andere sprekers zich stuk voor stuk hebben aangesloten. Op dit moment weten wij echter niet welke
maatregelen er wel en niet doorgang zullen vinden. Een en ander zullen wij moeten afwachten en daar
na moeten wij kijken tot welke situatie de te nemen maatregelen ten aanzien van ons onderwijsveld
leidt.
Als de heer Siemonsma uit bepaalde ter inzage gelegde stukken concludeert dat de verantwoordelij
ke wethouder geen grote mate van betrokkenheid heeft gedemonstreerd ten aanzien van deze zaak, ter
wijl een en ander veel eerder kenbaar was, dan ontken ik dat ten enenmale. Ik heb de afgelopen weken
nogal wat keren ontmoetingen gehad met het onderwijsveld waarbij wij de situatie hebben doorgespro
ken. Van de andere kant is het ook zo dat het niet op de weg van het college ligt om ten aanzien van
stakingsacties en dergelijke ondersteunende activiteiten of in het openbaar sympathiebetuigingen aan de
dag te leggen. Een en ander is voor volledige verantwoordelijkheid van het onderwijsveld zelf. Ik heb
er geen bezwaar tegen om de gevolgen van en de eventueel te nemen maatregelen tegen acties van het
onderwijs te behandelen in de Commissie voor het Onderwijs.
Samenvattend, mijnheer de voorzitter, wij delen de verontrusting die allerwegen de kop opsteekt.
Er is aanleiding voor het geven van signalen en die zijn er ook gekomen. Wij menen dat wij als ge
meente, wanneer de zaken zo doorgaan, voor bijzonder pijnlijke ingrepen zullen komen te staan. De
Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) heeft daarvan vandaag ook al uiting gegeven. In een
brandend protest heeft de VNG gezegd dat de rijksoverheid ten aanzien van de aanpak van rijksinstel
lingen en lagere overheden met ongelijke maten meet en dat men tegen dit regeringsbeleid en tegen de
ze voornemens ernstig protest aantekent. In dit protest is mede vervat het protest van de gemeente Leeu
warden. De motie van de heer Bron ontmoet onzerzijds geen bezwaar. De motie van de heer Siemonsma
in deze vorm wijzen wij af.
De heer Bron: De heer Siemonsma heeft enkele vragen aan mij gesteld. Beweerd wordt dat wij geen
bezwaar zouden hebben tegen de extra korting van 1,65%. Ik heb daarvan alleen gezegd dat er binnen
de fractie verschillende meningen zijn en dat er tegen de systematiek die heeft geleid tot de extra kor
ting van 1,65% - ik doel hierbij op de Wet interim inhouding salarissen onderwijs - wél bezwaar is,
maar dat is geen uitspraak van de hele fractie. Met opzet zijn wij niet verder ingegaan op die 1,65%,
want het hele accent van de acties van vorige week heeft zich immers daarop toegespitst. De extra kor
ting is primair een zaak voor het orgaan dat de belangen voor werknemers dient te behartigen, namelijk
de onderwijsvakbonden. Wij hebben de extra korting van 1,65% alleen maar aangestreept om een link
9
te leggen naar hetgeen waarop wij het accent graag zouden willen leggen en dat is de achteruitgang
van de kwaliteit van het onderwijs. Wij hebben ook aangegeven dat dat aspect vorige week wat is on
dergesneeuwd.
Ook is er gezegd dat er door mij een "onaanvaardbaar" zou zijn uitgesproken over het hoge werk
loosheidscijfer binnen het onderwijs, dat is een taxatie van de kant van de heer Siemonsma geweest
want ik heb daarover geen onaanvaardbaar uitgesproken. Ik heb alleen gezegd dat een dergelijk beleid
weieens zou kunnen leiden tot een kaalslag binnen het onderwijs en dat het hier en daar leed zou kun
nen veroorzaken. Wij leggen steeds weer primair het accent op de kwaliteit van het onderwijs omdat die
regelrechte gevolgen heeft voor onze gemeente en waarover deze raad zich dient uit te spreken.
Tenslotte is er een opmerking gemaakt over het feit dat wij ons helemaal niet uitspreken over acties
en dat wij niet achter de staking zijn gaan staan. Wat dat betreft wil ik graag een citaat voorlezen uit
een artikel in het blad van de Algemene Bond van Onderwijzend Personeel (ABOP) naar aanleiding van
een brief van de heer Wiegel. In het artikel wordt namens de ABOP gezegd: "De ambtenaar ontvangt
over die tijd gedurende welke hij in strijd met zijn verplichtingen opzettelijk nalaat een dienst te ver
richten geen bezoldiging." Wat betekent deze zin in gewoon Nederlands? Wie een dagtaak of het werk
onderbreekt moet over die dag of over de tijd dat het werk is onderbroken het salaris worden ingehou
den, niets meer en niets minder, geen sancties, geen disciplinaire maatregelen, geen ondersteuning,
geen gedoe, gewoon nuchter en zakelijk: een dag niet werken, een dag geen salaris. Duidelijker kan
het niet en de ABOP kan zich in deze benadering uitstekend vinden.
De heer Visser: Naar aanleiding van de motie van PAL, die na onze inbreng nog op tafel is geko
men, wil ik nog een stemverklaring geven. Het zal duidelijk zijn dat in ons standpunt de kwestie van de
salariskorting buiten schot is gebleven. Wij zijn ook van mening dat dit een zaak is tussen het rijk en de
onderwijsgevenden/de vakorganisaties. Daarom zijn wij aan genoemde kwestie voorbij gegaan wat bete
kent dat wij de motie van PAL niet zullen steunen.
De heer Siemonsma: Allereerst wil ik een opmerking maken in de richting van wethouder De Vries.
Hii zegt dat de betrokkenheid er wel degelijk is. Als dat zo is dan is het probleem misschien: hoe ma
ken wij die betrokkenheid tastbaar. Hoewel betrokkenheid op zich heel loffelijk is, is het nog veel be
ter als men er iets mee weet te doen en tastbaar weet te maken voor de betrokkene waar het om gaat.
Op die wijze kan men zich er dan in herkennen en zich met name door de werkgever gesteund weten. Ik
ben blij met de toezegging van de wethouder dat wij in de Commissie voor het Onderwijs nog eens over
alle gevolgen en maatregelen met betrekking tot de staking kunnen praten en ik neem aan dat wij dan
ook over het onderwerp kunnen praten dat ik dreigde ter sprake te brengen.
Ik vind het jammer dat de reacties op het derde element in onze motie toch wat afwijzend zijn. De
heer Visser zegt dat het hier zuiver om een kwestie gaat tussen rijk en onderwijsgevenden. De heer Bron
heeft een wat andere argumentatie. Wij achten dit punt echter wel belangrijk, omdat juist bij dit soort
maatregelen de betrokkenheid waarover ik zonet sprak kan blijken. De betrokkenheid van het zich ach
ter je werknemers stellen.
Uit het betoog van de wethouder heb ik begrepen dat wij ten aanzien van de andere punten eigen
lijk weinig anders kunnen doen dan afwachten. Wij moeten maar afwachten wat er misschien over ons
komt? Die 1,65% is zo'n mogelijkheid voor tastbare steun en wij vinden dat men die niet moet laten
schieten.
De Voorzitter: Ik denk dat wij de discussie nu kunnen afsluiten want de standpunten zijn over en
weer wel duidelijk. Ik breng dan nu de ingediende moties in stemming.
De motie van de heer Siemonsma en mevrouw Van der Werf wordt verworpen met 31 tegen 4 stemmen.
De motie van de heer Bron en mevrouw De Haan—Laagland wordt aangenomen met 34 tegen 1 stem
men.
De Voorzitter: Aan het in de aangenomen motie gestelde en aan de toezegging van de wethouder
zal gevolg worden gegeven.
De heer Schagen: Ik heb nog een opmerking over het bij de mededelingenlijst behorende overzicht
van de voor de raadsleden ter inzage gelegde stukken. In dit overzicht wordt onder anderen gesproken
over een brief van 1 november 1982 van het bestuur van de afdeling Leeuwarden van de Fryske Nasjona-
le Partij inzake het huurbeleid van het Gemeentelijk Woningbedrijf. In deze brief worden klachten naar