12
Punt 8 (bijlage nr. 443).
De Voorzitter: Aan de orde is thans: Beschikbaar stellen van een krediet ten behoeve van de ver
bouw van de Prins Frederikkazerne tot 197 wooneenheden en een dienstencentrum voor gehandicapten.
De heer Bijkersma: Met het voorstel zoals het hier ligt gaat mijn fractie akkoord. Wij hebben na
melijk een tijdje geleden al beslist over de kazerne. Ik wil toch nog graag een kanttekening plaatsen
omdat in dit raadsvoorstel een aantal cijfers is genoemd omtrent de verbouwing van de Prins Frederikka
zerne. Het gaat hier om een bijzonder hoog bedrag. Wij hebben destijds de Prins Frederikkazerne aan
gekocht om er een aantal gemeentelijke diensten in onder te brengen. Dat plan is toen niet doorgegaan
vanwege het feit dat er een berekening was gemaakt die ettelijke miljoenen guldens hoger was dan de
getallen die nu voor ons liggen. Wij vinden het nog steeds bijzonder jammer dat er destijds niet naar
andere mogelijkheden is gezocht om een begroting te maken. Wij zijn van mening dat, als het bedrijfs
leven voor een bepaald bedrag kan bouwen, ook onze instanties een bedrag te voorschijn hadden moeten
halen dat in die richting lag. Destijds hebben wij er voor gewaarschuwd dat men een eigen dienst nooit
een eigen zaak moet laten ontwerpen en begroten. Ik wil hierbij niet tornen aan de integriteit van de
mensen die hebben ontworpen en begroot, want ik ga er vanuit dat die integer zijn. Toch houdt het la
ten ontwerpen van zaken door de eigen dienst een gevaar in, dat komt nu duidelijk aan het licht. Er is
nu een begroting gemaakt voor de realisering van een aantal wooneenheden die beneden die 15 miljoen
gulden ligt. De begroting die er destijds lag was ettelijke miljoenen guldens hoger. Als wij toen ge
koerst hadden op het lagere bedrag dan hadden wij wellicht twee diensten kunnen onderbrengen in de
kazerne en hadden wij niet voor hoge lasten gezeten. Deze kanttekening wilde ik toch graag even ma
ken en het college hierop wijzen.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w.
Punten 9 t.e.m. 12 (bijlagen nrs. 437 439 442 en 440).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van b. en w.
Punt 13 (bijlage nr. 445).
De Voorzitter: Dit punt luidt: Subsidiëring projecten voor Mensen zonder Werk 1983.
De heer IJestra: In de Commissie voor de Werkgelegenheid hebben wij niet de gelegenheid gehad
om over de aanvraag van de Stichting voor Industrie- en Handelsontwikkeling Friesland (SIHOF) van ge
dachten te wisselen. Dit was zeker gebeurd in de vergadering die gepland was op 23 november 1982,
ware het niet dat die vergadering is uitgesteld tot 21 december 1982. Ik zou graag van wethouder Kess-
ler willen weten waarom dit punt niet is opgenomen op de agenda van 23 november 1982. De vergade
ring van 23 november is uitgesteld omdat er geen agendapunten zijn. Is de aanvraag van de SIHOF dan
niet belangrijk om aan de orde te worden gesteld? Is het mogelijk dat de vergadering hierover alsnog zo
spoedig mogelijk plaatsvindt?
De heer Schagen: Ik wil graag iets weten van het college. In de Commissie voor Welzijnsaangele-
genheden is vrij uitgebreid gepraat over de voorstellen. Toch zijn er een paar punten waarover de be
treffende wethouder wellicht een duidelijker uitspraak kan doen. De heer IJestra heeft al gevraagd
waarom de aanvraag van de SIHOF niet in de Commissie voor de Werkgelegenheid aan de orde is ge
steld. Deze vraag heeft ook een beetje te maken met de opmerking die ik wil maken. Het werkge1 gen-
heidsbeleid wordt, voor wat betreft het sociaal-cultureel gedeelte, in de Commissie voor Welzijnsaan-
gelegenheden behandeld, het meer economisch gerichte gedeelte wordt behandeld in de Commissie voor
de Werkgelegenheid en de onderlinge afweging - het gaat hierbij om de vraag hoeveel geld men o'/er
heeft voor het een en voor het ander - vindt door de gescheiden manier van behandelen niet plaats. Ik
kan mij goed voorstellen dat er in de Commissie voor Welzijnsaangelegenheden wel op sociaal-culturele
aspecten getoetst wordt, maar dat de onderlinge afweging bijvoorbeeld in de Commissie voor de Werk
gelegenheid plaatsvindt. Het op deze wijze tracteren van aspecten in twee verschillende commissies
leidt niet tot een prioriteitstelling en helemaal niet tot het verdelen van de bedragen in het geheel. Een
en ander kwam ook al direct aan de orde in de Commissie voor Welzijnsaangelegenheden omdat de aan
vraag van de SIHOF wel aan deze commissie ter beoordeling werd voorgelegd. Wij hebben toen gezegd
dat deze aanvraag in de Commissie voor de Werkgelegenheid moet worden behandeld. Ik vind dat iiet
13
sociaal-cultureel gedeelte en het meer economisch gerichte gedeelte in één commissie moeten worden
afgewogen. Ik kan mij voorstellen dat de Commissie voor Welzijnsaangelegenheden dan het sociaal-cul
tureel aspect op zijn merites bekijkt. Beide afwegingen moeten echter wel plaatsvinden.
Ik wil ook nog een opmerking maken over de projecten die zijn ingediend. In de projecten vindt
men een groot aantal overlappingen, dat heeft de wethouder ook toegegeven. Hij heeft een en ander
verdedigd door te zeggen dat de verschillende groepen die aanvragen indienen verschillende achterban
nen en verschillende doelgroepen hebben; dat is gedeeltelijk waar. Dat verhaal kan men echter niet te
lang volhouden, want anders hebben wij binnen de kortste keren honderd en één dezelfde projecten met
honderd en één verschillende doelgroepen. De coördinatie die zal moeten plaatsvinden tussen de indie
ners van de projecten vindt pas plaats op de secretarie-afdeling. Ik vind dat een te laat stadium om nog
te gaan coördineren, want de projecten zijn dan al geformuleerd. Het zou volgens mij goed zijn dat de
indieners van dit soort projecten er op worden gewezen dat men al in het voorbereidend stadium met el
kaar moet overleggen over een en ander, want anders kan men op een secretarie-afdeling ook niet veel
meer doen aan coördinatie, behalve constateren dat meerdere projecten hetzelfde zijn.
Mijn fractie hecht eraan te zeggen dat het bedrag dat nu is opgenomen voor deze soort werkzaam
heden een komend jaar niet hoger zal moeten zijn. Wij gaan nu al over het bedrag heen dat wij voor
1983 hebben opgenomen, want wij nemen nu al een hap van 12.000,-- uit het nieuwe beleid dat nog
moet worden vrijgemaakt. Mijn fractie stelt nu al vast dat het bedrag voor dit soort projecten het ko
mende jaar binnen de huidige begrotingsgrenzen moet blijven. Wanneer er totaal nieuwe initiatieven
komen die erg zinvol zijn dan is er uiteraard over een en ander te praten, maar in principe willen wij
de richtlijn aanhouden zoals ik zojuist heb aangegeven.
Mevrouw Van der WerfToen vorig jaar het beleid is gewijzigd ten aanzien van het project Mensen
zonder Werk zijn wij akkoord gegaan met de grotere nadruk op de arbeidsgerichte scholing en de werk
projecten, mits die zouden passen in het totale werkgelegenheidsbeleid. Wij hadden dienaangaande de
Commissie voor de Werkgelegenheid een belangrijke functie toegedacht, waarbij ik bijvoorbeeld denk
aan criteria die men zou kunnen opstellen ten aanzien van de projecten die men wel en niet wil steu
nen. Wij zijn dan ook niet gelukkig met het feit dat deze zaak alleen in de Commissie voor Welzijns
aangelegenheden is behandeld, omdat men daarin toch niet verder komt dan het natte vingerwerk dat tot
voor kort altijd met betrekking tot dit soort zaken plaatsvond. Ik ben wel akkoord gegaan met de behan
deling in deze commissie vanwege de tijdsdruk die speelde, maar heel nadrukkelijk niet vanwege de re
den zoals die door de wethouder naar voren werd gebracht namelijk dat het hier primair toch om een
stuk ieugdwelzijnsbeleid zou gaan. Wij hebben de ommezwaai vorig jaar gesteund om het beleid ten
aanzien van dit soort zaken juist uit die sfeer te halen. Natuurlijk spelen ook welzijnsaspecten mee,
maar niet overwegend. Ik wil mij verder aansluiten bij de opmerkingen zoals die door de heer Schagen
zijn gemaakt, want er moet een goede afstemming op dit gebied plaatsvinden. De suggesties die de heer
Schagen heeft gedaan kan ik wel onderschrijven.
De heer Boelens: De voorstellen die het college hier doet betreffen een aspect dat te maken heeft
met de totale werkgelegenheidsproblematiek. Wij hopen dat dit aspect samen met andere aspecten tot
uitdrukking komen in de nota over de werkgelegenheidsproblematiek. Mijn vraag is - ik sluit mij dan
aan bij de vraag van de heer IJestra - waarom dit punt niet is behandeld in de Commissie voor de Werk
gelegenheid. Over de coördinatie heeft de heer Schagen gezegd - ook wethouder De Vries heeft dat
gedaan in de Commissie voor Welzijnsaangelegenheden - dat de voorstellen binnenkomen op de secreta
rie. Het blijkt nu wel dat er geen coördinatie is. Wat denkt het college daaraan te doen? Ik wil hierbij
ter illustratie nog een brief aanhalen die wij kregen van de Stichting project Mensen zonder Werk waar
in men ook aandacht vraagt voor de coördinatie en speciaal ten aanzien van het overleg over het inge
diende werkplan. Zou de wethouder ook willen ingaan op de door de Stichting project Mensen zonder
Werk genoemde zogenaamde ommezwaai met betrekking tot de cursorische activiteiten van de stichting?
De heer De Vries (weth.): Ik neem aan dat wethouder Kessler zal reageren op de vraag waarom de
subsidie-aanvraag van de SIHOF niet is opgenomen op de agenda van de Commissie voor de Werkgele
genheid.
De heer Schagen snijdt een zaak aan die ook al in de Commissie voor Welzijnsaangelegenheden aan
8e orde is geweest. Het gaat dan met name om de vraag wanneer iets thuishoort bij de Commissie voor
de Werkgelegenheid en wanneer iets thuishoort bij de Commissie voor Welzijnsaangelegenheden. Ik heb
ln de Commissie voor Welzijnsaangelegenheden met nadruk gesteld - mevrouw Van der Werf heeft dat
zojuist ook al genoemd - dat ik activiteiten in het kader van het te voeren beleid voor werklozen pri
mair zie als een stuk maatschappelijk welzijn, dus meer dan enkel werkgerichte activiteiten. Volgens