als hij de tuin zo belangrijk vindt, daarin niet hoeft te bouwen. Hij krijgt voor een gedeelte de moge
lijkheid.
Dan kom ik bij de moties die mevrouw Van Dijk heeft ingediend. Ik kan eerlijk gezegd de conse
quenties hiervan in de bestemmingsplannen niet zo een-twee-drie overzien. Ik had eerst de indruk dat
zij ten behoeve van de bedrijvigheid een meer flexibele aanpak wil. Nu begrijp ik uit de motie dat een
en ander ten opzichte van de woonfunctie voordelig zou zijn. Als het eerste het geval zou zijn dan zou
ik daar tegen zijn, want de woonfunctie in dit gebied is, met name door het gedwongen handhaven van
het grafisch bedrijf, zwaar onder druk komen te staan. Als dit de inhoud van de motie zou zijn dan zou
ik er tegen zijn, maar ik wacht wat dat betreft de reactie van het college af.
Mevrouw De Jong: Ik kan het in grote lijnen eens zijn met het voorstel dat wordt gedaan en zeker
na de wijzigingen die de wethouder heeft voorgesteld. De VVD heeft opgemerkt dat men het de bedrij
ven niet te moeilijk moet maken. Ik wil aan deze opmerking toevoegen dat wonen, met name door de
uitbreiding van het bedrijf van de firma Jongbloed, erg moeilijk wordt gemaakt, wat ik erg jammer
vind.
Wat betreft het bezwaarschrift van Mr. J.G. Geelkerken namens W. Walinga en 't Binnenhuys BV
het volgende. De plaats van de school is reeds gepland en het voorstel om de school aan de andere kant
van de Groeneweg, een erg drukke verkeersweg, te plannen lijkt mij onaanvaardbaar. Het gaat hier
uiteindelijk om onze kinderen die naar school moeten. Bovendien moet de school zo centraal mogelijk
gelegen zijn. In dezen ben ik het dan ook eens met het gestelde in de raadsbrief.
Ik wil ook nog even terugkomen op het punt van de grafische bedrijven. Het is bijzonder jammer en
betreurenswaardig dat hier een stuk woonfunctie verloren dreigt te gaan. Ik zie helaas ook geen andere
mogelijkheid, maar ik teken toch wel aan dat het jammer is dat de woonfunctie verloren dreigt te gaan.
De heer Geerts (weth.): Er is lang aan dit plan gewerkt door een heleboel mensen. Uiteraard is er
aan het plan die aandacht gegeven die het verdient. Ik zal proberen een antwoord te geven op de op
merkingen van de sprekers en spreeksters.
Over het pand van de firma Jongbloed heeft eigenlijk iedereen gezegd dat het jammer is dat de
woonfunctie teniet gaat. In de raadsbrief is dienaangaande een argumentatie genoemd die niet door ie
dereen wordt gedeeld. Het is wel zo, gezien de voorgeschiedenis, dat iedereen akkoord gaat met het
feit dat de woonfunctie op die plaats niet in het bestemmingsplan vermeld wordt, hetgeen overigens niet
wil zeggen dat daar niet gewoond zou kunnen worden. Op het ogenblik wonen er ook mensen en nie
mand zal zeggen dat die mensen er nu weg moeten. Het is alleen zo dat in verband met de stedebouw-
kundige opbouw en de voorgeschiedenis de woonfunctie niet in het bestemmingsplan is aangegeven.
Dan kom ik bij de kwestie over de nieuwbouw en de eengezinshuizen. Wij hebben in de Commissie
voor de Ruimtelijke Ordening een vrij uitgebreide bespreking gehad over de vraag of men in bestem
mingsplannen de wens, die men heeft ten aanzien van het aantal en de verschillende typen te bouwen
woningen, zou moeten opnemen. Ik wil wel zeggen dat er ook al het een en ander in dit bestemmings
plan, gezien de gedetailleerdheid, is geregeld, zoals de plaats, het minimum aantal, de hoogte, de
diepte, de gevelwanden en de nokrichting. Er is dus nogal wat geregeld. Anderzijds is het zo dat er al
vrij vergaande besprekingen zijn die tenderen in de richting van de bouw van erg veel kleinere wonin
gen. Het is trouwens een algemeen probleem dat het financieel erg moeilijk rond is te krijgen om grote
re eengezinswoningen in de binnenstad te bouwen. Het subsidieklimaat voor de wat kleinere woningen is
iets gunstiger en daarom zijn er in het verleden ook veel dergelijke kleine woningen gebouwd. Ik heb in
de Commissie voor de Ruimtelijke Ordening en ook in het gesprek dat ik heb gehad met de Initiatief
groep Wonen in de Binnenstad gezegd dat ik het een goede zaak zou vinden als wij in staat zouden zijn
meer eengezinswoningen te bouwen dan nu het geval is. De cijfers, die in een rapportje staan dat de
Initiatiefgroep Wonen in de Binnenstad ons geleverd heeft, wijzen overigens ook al in die richting. Als
wij hetgeen waar willen maken dat in het Structuurplan voor de binnenstad staat, namelijk een goede
sociale opbouw ook van de binnenstad, dan moeten wij daaruit de gevolgtrekking maken dat wij meer
eengezinswoningen moeten realiseren. Die wil is bij het college aanwezig. Wij zullen ook in die rich
ting streven, waarbij ik nog wel wil opmerken dat de financiële problemen nog net zo gelden als ze
golden. Het streven is zeker om ons ook in de binnenstad toch wat meer dan tot nu toe te richten op de
bouw van eengezinswoningen. Na deze uitleg zal het begrijpelijk zijn dat ik het niet noodzakelijk vind
dat wij een en ander weer apart in een toelichting opnemen. Wij zullen over deze materie straks ook
het nodige zeggen in het Volkshuisvestingsplan dat in staat van ontwikkeling is.
Ik kom dan nu bij de uitgang van het horecabedrijf. De heer Timmermans heeft al gezegd dat deze
kwestie niet tot dit bestemmingsplan behoort. Ik wil er nog wel even op wijzen dat er ook al het een en
ander privaatrechtelijk geregeld is. Er is geregeld dat de panden aan de Bagijnestraat geen horecabe-
19
stemming zullen krijgen. In tegenstelling tot wat ik beweerd heb in de Commissie voor de Ruimtelijke
Ordening is er overigens niets geregeld over de uitgang, want dat kan niet. Het is ook niet zo dat een
ander in de bestemmingsplannen geregeld kan worden. Wat wel geregeld kan worden is de bestem
en
ming, echter niet het gebruik maken van de straat voor die bestemming. Ik heb in de Commissie voor de
Ruimtelijke Ordening al toegezegd dat wij deze problematiek nog eens een keer zullen nagaan. Als
eerste reactie zeg ik dat het wel moeilijk zal worden om hierover iets te regelen.
In het algemeen heb ik instemming mogen constateren met de wijzigingen die het college heeft
voorgesteld ten aanzien van de woningen op de plaats van De Hofwijck en ten aanzien van de rooilijn
aan de Sint Anthonystraat.
Ik kom dan nu bij het bezwaarschrift van Mr. J.G. Geelkerken namens W. Walinga en 't Binnen
huys BV. Wat is er aan de hand? Wij hebben als raad beslist op welke plaats de school moet komen.
Mevrouw De Jong heeft heel terecht gezegd dat de school niet aan de andere kant van de Groeneweg
moet komen, omdat de kinderen dan allemaal die weg over moeten steken, nog afgezien van het feit dat
die plaats veel excentrischer ligt ten opzichte van de binnenstad dan de plaats die nu gedacht is. De
raad heeft zich duidelijk uitgesproken over deze plaats. Het oorspronkelijke voorstel was om op de
plaats waar de school komt woningen te bouwen. De raad heeft "nee" tegen dat voorstel gezegd, want
men vond dat er een school op deze plaats moest komen. Met dit gegeven zal de school dan ook ge
bouwd moeten worden en zal er de nodige ruimte voor moeten komen. Iets anders is dat wij zoveel mo
gelijk willen verhinderen dat de tuinen naar achteren brokkelig worden volgebouwd. Wij zeggen dat
men, als er compensatie moet komen voor de huidige bebouwing, die bebouwing aan moet laten sluiten
bi de bestaande gevels. Mogelijk kan zo'n aansluiting bij het pand waar het hier om gaat problemen
opleveren, maar daar kunnen wij dan overleg over plegen. Om deze redenen heeft het college gezegd
dat het voorliggende plan gehandhaafd zal moeten worden. Het college is het dan ook niet eens met
hetgeen gesteld wordt in de motie die door mevrouw Van Dijk is ingediend.
Dan ben ik nu toe aan de andere motie van mevrouw Van Dijk over een flexibele opstelling ten
aanzien van de bestemming van panden. Volgens mij is er hier sprake van een misverstand. Op bladzij
de 6 van de raadsbrief, onder ad n., staat dat het bestemmingsplan ervan uitgaat dat er een aantal
functies in het bestemmingsplan gerealiseerd moet worden en dat er een tabel is waarin het maximaal
aantal per functie staat aangegeven. Als nu voor een gebied het maximaal aantal per functie is over
schreden, dan kan die functie in het gebied niet meer voorkomen. Binnen de tabel kan men natuurlijk
per pand heel flexibel werken, hetgeen overigens iets is wat wij al veel vaker hebben gedaan. Er is ook
een aantal bestemmingsplannen waar het omgekeerde het geval is, namelijk dat woningen aan de woon
bestemming worden onttrokken en dat de bedrijfsbestemming voor een bepaald aantal woningen geldt. In
dit bestemmingsplan is precies het omgekeerde aan de orde, maar dat is niet iets nieuws. Men gaat uit
van het principe dat er verschillende functies in hetzelfde gebied zijn, wat op deze wijze is gereali
seerd. Ik zou dan ook willen voorstellen om de motie zoals die door mevrouw Van Dijk is ingediend niet
aan te nemen
Mevrouw Van Dijk is verrast omdat b. en w. gemeend hebben het standpunt over de rooilijn aan de
St. Anthonystraat te moeten wijzigen. Ik heb al uiteengezet waarom wij dat hebben gedaan.
De heer Van der Wal wijst op het feit dat de voorbereiding lang heeft geduurd en dat een en ander
ei aanleiding toe heeft gegeven dat een aantal beslissingen toch wel geforceerd genomen moesten wor
den. De beslissing ten aanzien van het bedrijf van de firma Jongbloed is daar een voorbeeld van. Ik
geef toe dat het ontwikkelen van dit bestemmingsplan wat langer heeft geduurd dan was voorzien. Ik
zou daar een aantal redenen voor kunnen opnoemen, maar ik denk dat dat op dit moment niet erg zinvol
is, want het is nu eenmaal mogelijk dat het ontwikkelen van een bestemmingsplan langer duurt. De tijd
die gesteld is tussen het nemen van het voorbereidingsbesluit en de tervisielegging is inderdaad 3 jaar.
Ce termijn van 3 jaar geldt omdat hier een structuurplan is. In andere gebieden is zelfs sprake van een
kortere termijn. Ik ben het met de heer Van der Wal eens dat men er zeker naar moet streven om een en
ander binnen 3 jaar klaar te krijgen omdat overschrijding van die termijn een aantal ongewenste effec
ten heeft.
De heer Van der Wal heeft ook een opmerking gemaakt met betrekking tot de knelpunten die zich
voordoen in de binnenstad. Hij verwijst naar het feit dat in het Structuurplan voor de binnenstad deze
zaak systematisch en afhankelijk van elkaar bekeken is en hij pleit voor een actualisering van het struc
tuurplan. Ik ben daar vooralsnog om heel praktische redenen niet voor. Ik heb zonet al iets gezegd over
de tijd die wij nodig hebben voor het realiseren van bestemmingsplannen, Ook wil ik wijzen op het feit
dat wij, op grond van een aanwijzing tot beschermd stadsgezicht, verplicht zijn voor het betreffende
gebied binnen een jaar, met een verlengingsmogelijkheid van een jaar, bestemmingsplannen klaar te
hebben. Wij hebben onze handen daaraan vol en wij kunnen er gewoon niets bij hebben. Uit zeer prak
tische overwegingen zeg ik dan ook dat wij op het ogenblik niet toe zijn aan een actualisatie zoals de
heer Van der Wal die bepleit.