J430
geen bezwaar tegen dat op het Vliet enige verbeteringen voor het fietsverkeer worden aangebracht,
maar eigenlijk wil ik voorstellen dit plan niet uit te voeren en wel om de volgende redenen: Het Vliet
is, na de dempingen die hebben plaatsgevonden en door de aanleg en inrichting, een van de meest
troosteloze routes in onze stad geworden. Ik zou daarom graag het geld dat nu voor een kleine verbete
ring ten behoeve van het fietsverkeer beschikbaar is, willen reserveren voor een post uit de stelpost ci
viel-technische werken waardoor wij in de nabije toekomst tot een grotere herinrichting en een betere
aankleding van het Vliet kunnen komen, zodat deze belangrijke toegangsweg iets meer aanzien krijgt
dan hij nu heeft. Bovendien zijn op een bepaald gedeelte van het Vliet meer woningen gekomen dan wij
indertijd verwachtten. Ik denk in dit verband wel eens aan het Gedempte Zuiderdiep in Groningen. In
dertijd een troosteloze buurt, die nu op een vrij eenvoudige manier weer aantrekkelijk is gemaakt. Mis
schien kunnen wij bij het Vliet hiernaar ook streven.
De heer Geerts (weth.): De heer Timmermans vraagt of de 10.000,die in punt 137 is vermeld,
voldoende is voor de investerings- en exploitatiekosten van een bewaakte fietsenstalling. Dat denken
wij niet. De 10.000,-- per jaar is bedoeld als bijdrage in de exploitatielasten en die lasten zullen
misschien ook nog op andere manieren moeten worden opgebracht. Wij hebben uit de stelpost civiel
technische werken op het ogenblik 50.000,-- afgezonderd om een investering mogelijk te maken. Of
dit bedrag voldoende is, kan ik u nog niet zeggen. Wij zijn met het onderzoek bezig en het eerste on
derzoek is, en dan kom ik bij de vraag van de heer De Beer, naar de plaats waar de bewaakte fietsen
stalling moet komen. De bepaling van de plaats is minder eenvoudig dan men wel denkt. Er is weliswaar
ruimte genoeg in de binnenstad, maar aan bijna elke plaats is wel een nadeel verbonden. Een fietsen
stalling kan bijvoorbeeld nogal wat overlast geven als hij niet op de goede plaats wordt gerealiseerd.
De dienst is op het ogenblik bezig met het zoeken van een plaats en ik verwacht dat dienaangaande
binnen een termijn van enkele maanden wel duidelijkheid zal zijn.
De heer Sterk wil graag dat met de aanleg van het fietstunneltje tussen de Hemrik en Cammingha-
buren in 1983 wordt begonnen in plaats van begin 1984. Het zou mooi zijn als het kon. Ik moet u zeg
gen dat ik zelfs nog enige moeite had met het antwoord dat begin 1984 zou worden begonnen, want wij
zullen er ontzettend hard aan moeten werken om op dat tijdstip inderdaad van start te kunnen. Er moet
nog worden begonnen met de voorbereiding van de procedures. Het zou niet reëel zijn als ik de heer
Sterk een versnelling van de aanleg zou toezeggen. Zoals het nu staat, zullen wij er erg hard aan moe
ten trekken begin 1984 met de uitvoering te beginnen.
De heer Ten Hoeve grijpt de verbeteringen voor het fietsverkeer op het Vliet aan om te wijzen op
de situatie ter plaatse. Het Vliet is een nogal smakeloze straat zonder een duidelijk eigen gezicht en
wij zouden toch wat aan de inrichting moeten doen, zegt de heer Ten Hoeve. Alleen stelt hij dan iets
voor waar ik niet zo voor ben, namelijk dat wij een bedrag uit de stelpost civiel-technische werken, uit
de voorzieningen die wij voor het fietsverkeer hebben, zouden moeten overhevelen naar de herinrich
ting van de straat. Ik ben van mening dat wij de voor fietsvoorzieningen gereserveerde één miljoen per
jaar in stand moeten laten, want de fietsvoorzieningen behoren tot onze belangrijkste prioriteiten.
Overigens is de in het antwoord op vraag 135 genoemde verbetering op het Vliet maar een heel minima
le. Het betreft hier de aanleg van een parkeerplaats zodat de fietsvoorziening vrij komt te liggen. Ik
begrijp echter dat de heer Ten Hoeve de intentie heeft te zeggen dat wij wat aandacht aan het Vliet
zouden moeten besteden opdat de straat wat meer karakter krijgt. Ik denk dat wij deze suggestie wel
kunnen meenemen. Ik weet alleen niet wanneer een herinrichting van de straat kan worden uitgevoerd,
want een en ander moet toch worden gerangschikt in de lijst van prioriteiten die wij hebben.
De heer Timmermans heeft ook nog gesproken over de fietsenstandaards die in de stad zijn geplaatst.
Hij heeft gevraagd of de onderlinge afstand van de standaards niet wat groter kan worden. Ik weet ook
wel dat het een ontzettend gedoe is om een fiets in een standaard te krijgen, zeker als er ook nog fiets
tassen op de fiets zitten. Wat dat betreft zou het redelijk ideaal zijn wat bredere standaards te nemen,
maar dat is natuurlijk veel duurder want standaards met grotere onderlinge afstand zijn er in Nederland
niet. Wij zouden die speciaal moeten laten maken en, ruw geschat, denk ik dat de factor twee dan toet"
al gauw aan de orde is. (De heer Timmermans: Er zijn toch losse standaards te krijgen?) Ja, maar die
zijn nog veel duurder. (De heer Timmermans: Dat begrijp ik, maar wat zijn de kosten van fietsenstan
daards in verhouding tot het aanleggen van parkeerplaatsen? Als ik zie wat voor magere gevalletjes nu
op de Nieuwestad zijn geplaatst - die overigens al weer half los liggen - denk ik dat men in eerste in
stantie wel op een koopje uit kan zijn maar dat men in tweede instantie daarmee niets bereikt, want de
fietsen worden toch tegen de hekken langs de gracht gezet en niet in de standaards.) (De Voorzitter:
Denkt u dat een fiets in een ander formaat standaard wel zal blijven staan?) (De heer Timmermans: De
zelfstandige fietsenstandaards zijn van een ander formaat dan die welke nu zijn geplaatst. Deze stan
daards zijn over het algemeen veel zwaarder gefundeerd en hebben een eigen betonnen voet. Men kan
V5
dergelijke standaards op de juiste onderlinge afstand plaatsen. Ik zou het college toch in overweging
willen geven zulke standaards aan te schaffen.) Ik zie de heer Muller knikken en ik begrijp daaruit dat
hij dit punt wel eens wil bestuderen. Ik zeg er echter nadrukkelijk bij dat wij ook hier weer moeten be
kijken wat het gaat kosten en of wij de middelen beschikbaar hebben.
Punten 141 t.e.m. 149.
De heer Timmermans: Vraag 142 gaat over het woonerf. Ik constateer dat het antwoord van het
college nogal strikt is. Naar mijn gevoel getuigt het een beetje van koud watervrees. Het antwoord van
het college en de hantering van het instrument woonerf zoals die in Leeuwarden gebeurt gaat naar mijn
gevoel voorbij aan de redelijke wensen die vanuit buurten komen en ook aan de oogmerken die men toch
aan het instrument moet toekennen. Ik wil beginnen met het geven van een definitie van een woonerf
zoals in de wet is gesteld: Een woonerf is een gebied voor voetgangers, spelende kinderen en rij verkeer,
waarbij duidelijk is dat het rijverkeer een ondergeschikte positie heeft. Om nu te voorkomen dat, en nu
volg ik even de gedachtengang die geleid heeft tot de opstelling van de wet, overal en nergens een
bord "woonerf" kan worden neergezet, ook in situaties waarin het voor rijverkeer absoluut niet duidelijk
is dat er sprake is van een ondergeschikte positie, heeft men richtlijnen, ook wel eisen te noemen, ten
aanzien van de inrichting opgesteld. Er zijn elf richtlijnen of eisen, die tezamen vermoedelijk zullen
leiden tot een inrichting die aangeeft dat het rijverkeer een ondergeschikte positie heeft. Mijn indruk
van de situatie in Leeuwarden is dat men de zaken omdraait. Hier wordt gezegd dat het bord "woonerf"
niet juridisch hard te maken is als niet aan alle eisen van de minister van Verkeer en Waterstaat is vol
daan. Daartoe wordt elk inrichtingsplan getoetst door de Commissie voor Verkeersaangelegenheden die,
laten wij dat nu maar eens vaststellen, zelf de niet objectief begrensde eisen gaat invullen en die eisen
vervolgens als maatgevend gaat aanduiden voor het juridische instrument. Kortom, de commissie bepaalt
of er voldoende parkeerplaatsen in het gebied zijn en of er wel of niet sprake moet zijn van aparte stro
ken voor voetgangers, fietsen en rijverkeer. Mijn conclusie is echter dat er in de wetgeving wel dege
lijk ruimte is voor interpretatie. Dit is geen pleidooi om de richtlijnen te negeren die behoren bij de in
richting van een woonerf, maar het is wel een pleidooi om die richtlijnen ook werkelijk te gebruiken als
richtlijn en niet als schijnbaar objectieve eis. Uit een landelijk onderzoek is gebleken dat 80% van de
in Nederland aangelegde woonerven niet voldoet aan de eisen, doch ik constateer uit ditzelfde onder
zoek dat alle woonerven blijkbaar voldoen aan de wensen die bewoners en gemeenten hadden ten aan
zien van de inrichting. Als ik vervolgens constateer dat de drie woonerven in Leeuwarden op de keper
beschouwd ook niet precies voldoen aan de wettelijke eisen, moet er naar mijn mening in deze gemeen
te ruimte zijn voor een wat soepeler hanteren van het begrip woonerf en moet de aanvragers niet meer
het schijnbaar objectieve beeld worden voorgelegd dat een woonerf niet kan worden toegestaan wanneer
niet aan alle inrichtingseisen is voldaan. Ik zou ervoor willen pleiten dat het college in het vervolg
aanvragen voor het instellen van een woonerf meer naar de geest van de wet gaat interpreteren en min
der naar de letter.
Mevrouw Jongedijk—Welles: Punt 141 gaat over een maximum snelheid van 30 km per uur op wegen.
Wanneer de inrichtingseisen bekend worden waaraan wegen moeten voldoen om een maximum snelheid
van 30 km per uur te mogen vaststellen, gelden die eisen dan ook voor dorpskernen? Ik denk bijvoor
beeld aan Swichum.
De heer Geerts (weth.): Ik wil beginnen met de vraag van mevrouw Jongedijk of de inrichtingseisen
voor wegen waarvoor een maximum snelheid van 30 km zou mogen worden vastgesteld ook voor dorpsker
nen gelden. Ik moet daarop antwoorden: Ja, dat geldt ook voor dorpskernen, dus ook voor Swichum. In
het aatste overleg met Dorpsbelang Wirdum is deze zaak aan de orde geweest en is de vraag naar voren
gekomen of wij zouden willen bevorderen dat er borden die een maximum snelheid van 30 km per uur
toestaan komen. Wij hebben daarop geantwoord dat wij dat op dit moment nog niet kunnen doen, want
het is nog geen wettelijk mogelijk bord. Overigens betwijfelen wij of het in de toekomst wel mogelijk
zal zijn dergelijke borden te plaatsen, want wij hebben de indruk dat de genoemde inrichtingseisen on
der andere te maken hebben met de vraag of een weg een doorgaande weg is of een woonstraat. De situ
atie in Swichum zou wel eens zo kunnen zijn dat het onmogelijk is 30 km borden te plaatsen. Daarnaast
ben ik van mening dat geen borden moeten worden geplaatst op plekken waarvan men weet dat mensen
er zich niets van zullen aantrekken. Hoe meer borden worden neergezet waar niemand op let, hoe min
der mensen in het algemeen op borden gaan letten. Met die afweging moeten wij ons ook bezig houden,
doch dat is meer een algemene opmerking en slaat niet op de situatie in Swichum.
De heer Timmermans is zijn betoog wat formeel begonnen met een definitie over woonerven. Ik wil