20 niet wordt betaald. Als wij besluiten tot het aanschrijven op grote schaal, moeten wij daarmee ook doorgaan en voor de gevolgen durven staan. Anders is het niet zinvol. Ik heb er moeite mee een be paald gedeelte van de stad uit te kiezen voor een gerichter aanschrijvingsbeleid. Als wij zouden wil len aanschrijven, moeten wij de dienst opdracht geven op te treden in alle gevallen waar het fout zit, ongeacht waar het is of wie de eigenaar is. In Rotterdam gebeurt het wel op die manier en het is mij be kend dat daarmee grote bedragen zijn gemoeid. Een gemeente neemt grote financiële risico's als men werkzaamheden voor rekening van de eigenaar laat uitvoeren. De consequenties van een actief aan schrijvingsbeleid moeten derhalve goed worden ingeschat. Dit is de achtergrond van het antwoord van het college. De heer Timmermans: Gelet op de claims die gelegd zijn, wil ik graag even reageren. Ik begrijp uit het sloopvergunningverhaal, dat ik liever bouwvergunningverhaal zou willen noemen, dat het colle ge instemt met de intentie om een signaalmoment te krijgen via een vergunning naar particulieren die een pand willen uithollen. Dat is de consequentie van het verhaal van de heer Miedema. Als dat zo is, heb ik geen behoefte, los van de vraag of men daarvoor de huidige bouwverordening moet aanpassen, mijn claim te handhaven, doch dat is het juridische verhaal. (De Voorzitter: Dat is niet essentieel.) Dat is in wezen niet essentieel. Het gaat er om dat het college bereid is te trachten greep te krijgen op gedeeltelijke sloop via de bouwverordening. Als ik dit goed begrepen heb, vervalt uiteraard mijn claim. Mijn tweede punt was het aanschrijvingsbeleid. Wethouder Miedema heeft hier als argument aange voerd dat het voeren van een actief beleid uniform zou moeten worden toegepast omdat anders een vorm van rechtsongelijkheid zou ontstaan. Ik denk inderdaad dat dit een redelijk argument is, alleen vraag ik mij af of men een dergelijk argument tot het uiterste moet doortrekken. Ik geloof zeker dat het zinvol is klachten via een overredingssysteem, ofte wel de eerste onderdelen van het piepsysteem, tot opheldering te brengen. De gemeente is uiteraard volstrekt vrij om in uiterste consequentie te bepalen wat zij wil. De afweging of iets lonend is ten opzichte van de gestelde belangen moet toch plaatsvinden. Mijn frac tie meent dat het in stadsvernieuwingsgebieden, waar de gemeenschap vermogens in stopt om de woon omgeving en woonkwaliteit boven water te krijgen, alleszins gerechtvaardigd is bij notoire probleemge vallen in te grijpen. In elk stadsvernieuwingsgebied zijn wel enkele probleemgevallen aan te wijzen waarbij men van tevoren al weet dat er, als er niet wordt ingegrepen, niets van de grond komt en het probleem van de rotte appel in de mand blijft met alle effecten vandien. De wethouder heeft ons daarom absoluut niet overtuigd met zijn argumentatie ten behoeve van een totaal beleid dat uniform wordt toe gepast. Bovendien is het - daar wil ik toch nog een keer op wijzen - strijdig met het collegeprogram. Wij menen daarom dat onze claim vooralsnog moet worden gehandhaafd. De Voorzitter: Na overleg met de leden van het college stel ik voor dat wij over de beide punten die de heren Timmermans en Niemeijer naar voren hebben gebracht een gespreksnotitie maken die wij op vrij korte termijn in de Commissie voor Openbare Werken aan de orde zullen stellen. Wethouder Miede ma en de directeur van Bouw- en Milieutoezicht zullen bij die vergadering aanwezig zijn en aan de discussie deelnemen. Het voorstel dat wij doen, zullen wij in die gespreksnotitie uitwerken. Wij zullen niet zomaar wat opschrijven. Wij hebben goed naar de heren geluisterd en zullen trachten zoveel moge lijk hun suggesties mee te nemen. In het geval u het eens bent met datgene wat wij in de gespreksnotitie voorstellen, is alles opgelost. Wanneer wij het echter niet eens kunnen worden in de commissievergade ring, spreken wij af dat het probleem opnieuw in de raad aan de orde wordt gesteld. Deze oplossing lijkt mij meer zinvol dan een herhaling van de discussie die wij nu hebben gehad in de begrotingszitting die binnenkort zal plaatsvinden. Bovendien zou een dergelijk probleem in de algemene discussies kun nen verdrinken. Kunnen de heren Timmermans en Niemeijer het eens zijn met dit voorstel? (De heer Timmermans: Wij kunnen het hiermee eens zijn.) (De heer Niemeijer: Ja, zo leggen wij het vast.) Punten 157 t.e.m. 160. De heer Timmermans: Een klein vraagje naar aanleiding van punt 157. Er komen steeds meer gelui den dat gemeenten in moeilijkheden raken bij de hantering van de milieuwetgeving en met name bij de hantering van de normen ten aanzien van de geluidshinder. Die moeilijkheden hebben vooral betrekking op het niet meer kunnen bouwen van woningen op plaatsen waar op normale stedebouwkundige gronden wel woningen zouden kunnen worden gebouwd, maar waarvoor de eisen ten aanzien van geluidsisolatie zodanig hoog zijn dat men er niet meer mee uit de voeten kan. Kortom, een facetbelang dat dreigt een integraal belang als de ruimtelijke ordening ernstig in de wielen te rijden. Mijn vraag is of deze pro blematiek ook in Leeuwarden speelt en zo ja, wat het college voornemens is daaraan te doen. Ik neem namelijk aan dat de financiële consequenties zodanig omvangrijk zijn dat die niet binnen de eigen ge meentelijke begroting zijn op te lossen. De heer Miedema (weth.): De geluidshinder wordt inderdaad een steeds ernstiger probleem. Wij hebben echter de indruk dat deze problematiek in Leeuwarden, vergeleken met andere gemeenten, geen grote proporties aanneemt. Er zijn enkele mogelijkheden waarbij ontheffing kan worden verleend, doch dat is op dit moment in onze gemeente nog niet aan de orde geweest. Wij blijven echter erg alert. In plaatsen waar nieuwbouw wordt gepleegd speelt geluidshinder een grote rol. Men eist dan ook dat in het bestemmingsplan en bij de aanvraag wordt meegenomen dat er metingen worden verricht naar de werke lijke toestand. Op dit moment speelt deze problematiek bij een eventuele verplaatsing van Van Slooten, doch zo het zich laat aanzien kan hier een oplossing worden gevonden. In Camminghaburen is in eerste instantie gedacht aan geluidswallen. Men kan echter bij dit soort zaken ook vaak aan de eisen voldoen door een extra isolatienorm toe te voegen aan het bouwplan en wij hebben daarom tot op dit moment nog geen overdreven grote moeilijkheden hiermee. Wij blijven echter erg attent op deze zaak. De heer Timmermans: Het antwoord van de wethouder verbaast mij wat, moet ik zeggen en ik weet niet precies hoe ik er nu verder mee aan moet. Vele gemeenten hebben de ervaring dat de geluidshinder een groot probleem is en het verbaast mij daarom een wethouder zo opgeruimd te horen zeggen dat dat probleem hier niet zo erg speelt. De Voorzitter: Ik begrijp dat de essentie van de vraag van de heer Timmermans is of de in de mi lieuwetgeving gestelde eisen ten aanzien van de geluidshinder zodanig over ons heen kunnen komen, dat wij niet in staat zullen zijn die met eigen financiële middelen waar te maken. Ik wil daarvan graag iets zeggen. Het probleem dat de heer Timmermans heeft aangesneden is een nationaal probleem. Wij moeten ons afvragen of wij datgene wat op dit moment juridisch en formeel is voorgeschreven, waar kunnen maken. Zoals u wellicht weet zijn wij op dit moment in regioverband - daarvan is Leeuwarden de helft - bezig met het maken van een inventarisatie. U weet wellicht ook dat wij daarvoor meer dan een miljoen gulden hebben gekregen. Zodra de inventarisatie klaar is ligt het probleem voor ons en zul len wij, ook in Leeuwarden, ons erover moeten beraden. Ik moet u zeggen dat ik er aan twijfel of wij datgene wat wij thans inventariseren zullen kunnen realiseren volgens de normen die de wet voorschrijft. Ik ben bang dat dat niet lukt en in dat geval zijn er twee mogelijkheden. De ene mogelijkheid is dat het probleem opnieuw nationaal ter discussie wordt gesteld en dat wellicht bepaalde zaken worden te ruggedraaid. De andere mogelijkheid is om zodanige prioriteiten te stellen dat men datgene wat het meest essentieel is doet. Ik kan deze problematiek echter nog niet helemaal overzien en wil dan ook nog niet graag een concrete visie geven. Daarvoor moet de inventarisatie eerst klaar zijn. Een en ander heeft echter onze aandacht. Ik denk dat de heer Timmermans op deze problematiek doelde bij het stel len van zijn vraag. PAR. 5. BELEIDSSECTOR VOLKSHUISVESTING. A. Volkshuisvestingsbeleid. De heer Sterk: In het antwoord op vraag 203 schrijft het college dat men er naar streeft voorrang te geven aan bouwplannen waarvan het huurniveau is afgestemd op de gebleken vraag. Daarvoor zal een heel stuk inventarisatie nodig zijn. Ik heb begrepen dat men dit punt te zijner tijd in de Commissie voor de Volkshuisvesting aan de orde wil stellen. Mijn vraag op dit moment is aan welk huurniveau het col lege denkt en of daarop al enig zicht is. De heer Niemeijer: Ik wil graag wat nadere informatie over punt 206, omdat wij toch wel tegen het hoge cijfer van het aantal woningen dat de komende jaren aan het bestand zal worden onttrokken aan hikken. 170 woningen vormen nog een aardige wijk. Kan de wethouder concreter aangeven om hoeveel woningen het gaat, dus niet op basis van wat rekenmodelletjes en percentages, en is het aantal op de een of andere manier ook beïnvloedbaar en als zodanig onderdeel van het beleid? Kan de raming exac ter en hanteerbaarder worden aangereikt dan aan de hand van de te ontwikkelen woningcartotheek? De heer Geerts (weth.): De heer Sterk vraagt wat bij toekomstige bouwplannen het huurniveau is, dat is afgestemd op de gebleken vraag. Die vraag is moeilijk te beantwoorden want het huurniveau wordt afgestemd op de vraag en de vraag moet dan eerst bekend zijn. De heer Sterk heeft zelf al gezegd dat wij nog druk bezig zijn met het onderzoek daarnaar. De vraag moet in relatie worden gesteld tot het aanbod en tot datgene wat wordt geïnventariseerd op basis van de woningcartotheek die wij aan het ont wikkelen zijn. De vraag wordt gebaseerd op een analyse van onder andere het Centraal Registratiesys teem, maar mogelijk kunnen wij ook andere systemen daardoor ontwikkelen. Deze twee antwoorden

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1983 | | pagina 24