moeten eerst bekend zijn voordat een concrete invulling aan de vraag kan worden gegeven. Als u mij
vraagt aan welke woningen in het algemeen behoefte is, kan ik u op basis van allerlei indicaties ant
woorden dat wij behoefte hebben aan de goedkopere woningen, waarvan de huur niet veel hoger is dan
400, Het zal erg moeilijk zijn om die te produceren en dit is dan ook wel het zwaarste punt voor
ons. Ik wil hiermee zeggen dat wij er goed voor moeten waken dat de woningen, die wij in deze prijs
klasse hebben, zo goed mogelijk in stand worden gehouden. Ik kan de heer Sterk niet concreter ant
woorden, want daarvoor zou ik de gebleken vraag moeten kennen en die zijn wij juist aan het inventa
riseren
De heer Niemeijer vraagt naar aanleiding van vraag 206 of de cijfers niet concreter kunnen worden
onderbouwd dan wij nu hebben gedaan. Dat kan helaas niet. Wij hebben een en ander gebaseerd op
landelijke cijfers en wij hebben geen aanleiding om te veronderstellen dat de gemeente Leeuwarden
daarvan zal afwijken. Op basis van de landelijke indicaties kwam derhalve het cijfermateriaal naar vo
ren dat u in het antwoord aantreft. Overigens wijzen de ervaringen van de gemeente Leeuwarden in de
voorgaande jaren eveneens in deze richting. De heer Niemeijer vraagt ook nog of de cijfers beïnvloed
baar zijn. Ik moet op deze vraag een zelfde soort antwoord geven als dat wat ik zojuist heb gegeven.
De cijfers zijn beïnvloedbaar als men erg zuinig met zijn woningbestand omgaat, derhalve vooral zorgt
voor een zo goed mogelijk onderhoud ervan en tracht te voorkomen dat woningen onnodig onbewoonbaar
worden. Aan de andere kant treden er echter ook onttrekkingen aan de woningvoorraad op. Een middei
hiertegen is heel snel bestemmingsplannen maken en daarin de grenzen bepalen. Ik kan echter nu niet
beoordelen of daarmee heel significant de aantallen kunnen worden beïnvloed, maar het is in ieder ge
val een bruikbaar instrument.
De heer Niemeijer vraagt tenslotte nog of de cartotheek ons straks meer inzicht in deze materie zal
geven. Ik ben van mening dat de te ontwikkelen cartotheek ons wel een iets groter inzicht in deze pro
blematiek zal geven, doch een en ander moet wel worden bezien in relatie met datgene wat ik zojuist
naar voren heb gebracht.
B. Woonruimteverdeling en Leegstandwet.
De heer Timmermans: In antwoord 208 wordt gezegd dat men, gezien de financiële positie van de
gemeente, naast de rijksregeling geen mogelijkheden ziet voor een regeling ter stimulering van het ge
bruik van leegstaande woningen boven winkels. Mijn vraag is wat de rijksregeling in dit verband in
houdt. Verder valt het mij op dat er hier toch wel wat afhoudend wordt gedaan over een zaak die van
redelijk groot belang is. Wij moeten constateren dat er met name in de binnenstad nogal wat leegstand
plaats vindt boven de begane-grond-winkels. Wij constateren ook dat de middenstandsbedrijven in veel
gevallen minder voorraad hebben dan in het verleden en derhalve de bovenverdieping nauwelijks meer
gebruiken voor het opslaan daarvan. Dat betekent dat er heel veel verdiepingen leeg staan. Zo nu en
dan staat er nog een verwaaid bloemetje voor de ramen om de suggestie te geven dat er nog iemand
woont. De conclusie van dit verhaal is dat wij de indruk hebben dat de binnenstad, met uitzondering
van de begane grondlaag, die iedere vijf jaar keurig wordt vernieuwd en naar de laatste mode wordt in
gericht, voor wat betreft de verdiepingen boven de begane grond aardig staat te verkrotten. Ik zou het
op prijs stellen als het college wat actiever zou willen nagaan of er mogelijkheden zijn hieraan iets te
doen. Ik denk met name aan cascoherstel in de zin van de samenwerkingsregeling tussen de betreffende
ministeries. Een suggestie die ik heb overgenomen van andere gemeenten is dat men tracht in het kader
van de ISR, in het geval mil ieustorende bedrijven de ruimten gebruikten als opslag, te komen tot aan
koop van deze elementen en die vervolgens opknapt binnen de zojuist genoemde regeling. Dit is een
suggestie. In algemene zin zou ik het college willen vragen wat meer aandacht aan dit probleem te
schenken
Mevrouw Van Dijk—van Terwisga: Punt 210 gaat over de invoering van de Leegstandwet. Mijn vraag
is of er al enig zicht is op de honorering van de financiële eisen die de VNG hierbij stelt.
De heer Sterk: Mijn vraag gaat over punt 208. Ik ben er nieuwsgierig naar of er aanvragen zijn
binnengekomen van winkeliers van de Voorstreek en Nieuwestad voor een stimuleringsbedrag voor het
herinrichten van hun leegstaande bovenwoning.
De heer Niemeijer: Ik ben blij dat vraag 208 wordt opgepakt en ik hoef hem dan ook nauwelijks
meer toe te lichten. Ik wil nog een opmerking eraan toevoegen en die is dat de vraag aardig in het col
legeprogramma past, waar immers over vermenging van functies wordt gesproken. Door deze suggestie op
te volgen zou de vermenging van winkel, werk en wonen op een goede manier worden hersteld, terwijl
een afkalving ervan nu steeds meer dreigt.
23 4>8
Een andere vraag gaat over punt 210. In het antwoord staat dat het college er vooralsnog van uit
gaat dat de gemeenten door het rijk worden tegemoetgekomen in de financiële consequenties van de uit
voering van de Leegstandwet. Ik vraag mij af waarop deze uitspraak is gebaseerd. Ik kan mij nauwelijks
voorstellen dat die op basis van ervaringen is gedaan, want tot nu toe hebben wij steeds gezien dat ex
tra taken als decentralisatie van maatregelen niet vergezeld gingen van geldstromen en ik wil daarom
graag weten waarop deze veronderstelling is gebaseerd.
De heer Geerts (weth.): Als ik met de laatste vraag van de heer Niemeijer mag beginnen, moet ik
zeggen dat die veronderstelling is gebaseerd op de hoop dat de rijksoverheid naar de gemeenten toe re
delijk zal opereren en geld ter beschikking zal stellen voor de uitvoering van de Leegstandwet. Die
hoop moet ik inmiddels de bodem in slaan, want ik heb de nieuwsbrief van de VNG van 25 februari
1983 voor mij liggen en in die brief staat dat de Leegstandwet slechts gedeeltelijk zal worden ingevoerd
en dat het kabinet de behandeling van de wijzigingsvoorstellen die hiertoe moeten leiden voortzet.
Naast deze tegemoetkoming aan onze wens wil de staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Or
dening en Milieubeheer geen enkele toezegging doen over de integrale vergoeding van de kosten voor
de gemeente. Met andere woorden: De vermoedens die wij hadden over de redelijkheid van het ministe
rie worden hiermee aardig de bodem ingeslagen. Wat dat betreft wijst de heer Niemeijer terecht op er
varingen die wij op het ogenblik vrij algemeen opdoen.
De rijksregeling waarnaar de heer Timmermans heeft gevraagd is de Regeling van de beschikking
geldelijke steun verbetering particuliere woningen. Dit is de algemene regeling voor het verbeteren van
woningen. De heer Timmermans pleit voor een actief beleid inzake het heringebruik nemen van leeg
staande woningen boven winkels. Hij geeft enkele mogelijkheden aan die wij misschien zouden kunnen
proberen. Deze zelfde mogelijkheden hebben wij wel eens eerder in beeld gehad. Wij hebben zelfs in
een concreet geval geprobeerd, samen met de Stichting Studentenhuisvesting Groningen, door middel
van de genoemde regelingen op de mogelijkheden in te spelen. Wij zijn een heel eind gekomen, maar
hebben helaas de eindstreep niet bereikt omdat de uiteindelijke verwerving die daarvoor nodig was, niet
bleek te kunnen worden gerealiseerd. Het had te maken met allerlei eigenaren die erbij betrokken wa
ren en die uiteindelijk niet wilden meewerken. Ik ben het met de heer Timmermans eens dat het heel
zinvol zou zijn om de woningen boven de winkels weer te laten bewonen. De suggesties die de heer
Timmermans heeft gegeven zijn heel reële suggesties en zullen zeker worden meegenomen. Wij zijn al
bezig geweest met deze zaak en wij zullen zeker een actief beleid blijven voeren, maar wij weten dat
het proces moeizaam is. Er moet met allerlei mensen worden onderhandeld voordat een en ander kan
worden gerealiseerd. De problemen zitten vaak bij de particuliere eigenaren en soms is er ook moeite
met de subsidiegevers. Wij blijven echter attent op deze zaak.
De vraag van mevrouw Van Dijk heb ik inmiddels beantwoord door het voorlezen van een stukje uit
de nieuwsbrief van de VNG. De minister wil geen toezegging doen over vergoedingen. Als ik de begro
ting goed heb gelezen is voor het uitvoeren van de Leegstandwet een bedrag van zeven miljoen voor de
gemeenten gereserveerd. De kosten die de gemeenten moeten maken zijn echter in de orde van het tien
voudige van dit bedrag en wij worden derhalve afgescheept met een fooi.
De heer Sterk heeft gevraagd of wij aanvragen hebben liggen van winkeliers om een bijdrage in de
kosten van het opknappen van hun leegstaande bovenwoning. Die aanvragen liggen er niet. Ik heb zo
juist iets verteld over het concrete geval waarmee wij bezig zijn geweest in de binnenstad en ik zeg
nogmaals dat wij een actief beleid in dezen zullen blijven voeren, want het is ontzettend belangrijk dat
de binnenstad ook op deze plaatsen bewoond blijft.
C. Nieuwbouw en Vernieuwbouw.
Mevrouw Van Dijk—van Terwisga: Mijn eerste vraag gaat over punt 214, verschuivingen in het wo
ningbouwprogramma in CamminghaburenBehalve een verschuiving van koop- naar huurwoningen vindt
er ook een verdichting plaats. Uit het antwoord blijkt namelijk dat er een positief saldo van 111 wonin
gen is. Mijn vraag is nu hoe de reactie hierop is van de mensen die al in deze wijk wonen. Door de
verdichting wordt de wijk, dunkt mij, minder aantrekkelijk dan oorspronkelijk de opzet was. Is van der
gelijke gevoelens iets gebleken tijdens de avond die de wethouder onlangs in de wijk heeft gehouden?
Mijn tweede vraag gaat over punt 219, waarin het omzetten van huurwoningen in koopwoningen ter
sprake komt. Wij vinden het wel begrijpelijk dat het college in zijn antwoord wijst op de beleidsnota
verkoop van woningwetwoningen 1979 en de daarin vermelde conclusie. Wij hebben deze discussie des
tijds ook meegemaakt. Wij vragen ons echter af of er thans, nu de economische omstandigheden zijn ge-
W|jzigd, geen ander antwoord zou kunnen worden gegeven. Indertijd waren er nog mogelijkheden om te
komen tot renovatie van oudere complexen, maar tegenwoordig willen veel bewoners liever groot onder-