SU 2651 dakbedekkingen en dergelijke, maar er zijn ook altijd delen waarvan het herstel geen dag langer uitge steld kan worden. In een ander project is de situatie precies eender. Naar mijn smaak moet het daarom mogelijk zijn dat men in een project, vooruitlopend op de totale renovatie, eerst dat deel herstelt dat daaraan dringend behoefte heeft. In een ander project kan precies hetzelfde worden gedaan. Op deze manier halen wij met minimale middelen een maximale opbrengst binnen aan verbetering en dus aan be houd van woningen. Over deze zaken hebben wij gesproken zo rond de tafel en daarover heb ik een paar woorden gezegd de vorige week. Naar mijn mening moeten wij de komende maanden gesprekken voeren met onder andere de overheid over de vraag of het acceptabel is dat wij delen van uitvoerings plannen aanbieden, zodat wij niet in één keer het project behoeven af te ronden maar toch, vooruitlo pend op groot onderhoud, zaken aanpakken. Men heeft mij gezegd dat dit punt bespreekbaar is en wij zullen daaromtrent zeker actie ondernemen. Ik denk dat wij op die manier met de middelen die voor Leeuwarden afgezonderd kunnen worden, toch nog belangrijke resultaten voor de volkshuisvesting kun nen behalen. De heer Niemeijer: Mijn vraag over punt 215 is nog niet beantwoord. De heer Geerts (weth.): In het antwoord op de vraag hebben wij gezegd dat wij ons flexibel zullen opstellen bij de planbeoordeling van de bouw van energie-arme woningen. Wij hebben niet bedoeld te zeggen dat wij door een flexibele opstelling de bouw van dergelijke woningen wel zouden kunnen reali seren. Wij hebben bedoeld te zeggen dat wij wel een flexibele opstelling moeten hebben ten opzichte van plannen waarvan de stedebouwkundige structuur is vastgelegd omdat er, wanneer er een strikte toe passing naar de plannen wordt gedaan, geen mogelijkheden zijn om bijvoorbeeld de stedebouwkundige invulling zo te plegen dat aan de eisen ten aanzien van energiebesparing kan worden voldaan. Er zijn veel mogelijkheden voor energiebesparing. Sommige zijn van bouwtechnische aard, maar andere moge lijkheden zitten in het kader van de wijze waarop met energie wordt omgesprongen. Wij hebben ook ge zegd dat wij nuttige suggesties in dezen zullen meenemen. In het antwoord op punt 215 staat, misschien een beetje flauw, dat wij niet denken aan de aanleg van daktuinen en/of composttoiletten. Als dat reë le mogelijkheden zouden zijn en bruikbaar in het hele gebeuren in de wijk, zouden wij die niet terzijde mogen leggen. (De heer Niemeijer: De beantwoording van dit onderdeel gaat over de tweede fase uit de PAL-nota. De eerste fase geeft enkele overwegingen omtrent het gebruik van passieve zonne-energie. Misschien kan ik u een nuttige suggestie geven en die is dat de gemeente Schiedam momenteel bezig is met een zeer actief beleid op het gebied van passieve zonne-energie. Ik wilde met mijn opmerking al leen maar aangeven dat het beleidsplan suggereert dat een beleid ten aanzien van energiebesparing ac tief zou worden opgepakt en dat ik dat in het antwoord niet terugvind. Ik vind dat jammer, doch mis schien heb ik u hierbij een suggestie gegeven.) Die suggestie ken ik. Het is wel aardig voor u om te weten dat ik binnenkort een gesprek zal hebben met degenen die dit project in Rotterdam hebben uitge voerd D. Woonlasten. Mevrouw Jongedijk—Welles: Ik ben het eens met het antwoord van het college op vraag 220, doch ik zou daaraan een suggestie willen toevoegen. De laatste tijd zijn wij, wanneer het ging om gebieden in stadsvernieuwingswijken, heel vaak uitgegaan van renovatie. De procedures waren lang en als het dan uiteindelijk tot een kostenberekening kwam, moesten wij vaak vaststellen dat een en ander te duur zou worden en dat de woningen dan maar moesten worden afgebroken. Dat hield in dat er weer een aantal goedkope huurwoningen aan het bestand werd onttrokken. Naar mijn mening is dat een slechte zaak. In het verleden was renovatie een goede zaak, maar wij moeten naar mijn idee nu meer naar groot onder houd toe. Wanneer op tijd groot onderhoud wordt gepleegd, kan daarmee worden voorkomen dat wonin gen, en met name goedkope woningen, moeten worden afgebroken en dat kan weer heel erg schelen in de woonlasten. Verder wil ik nog opmerken dat er bij nieuw te bouwen woningen heel goed rekening moet worden gehouden met het wel of niet aanleggen van c.v. en schoorstenen en dergelijke. Mevrouw Van Dijk—van Terwisga: Bij punt 226 is het ons niet duidelijk waarom een inhouding niet mogelijk is bij huurachterstand die uitkeringstrekkers hebben. Wij willen daarom graag een nadere toe lichting. In de laatste zin van het antwoord wordt gezegd dat inhouding op de uitkering wel mogelijk is op vrijwillige basis. Onze vraag is of dit ook eventueel kan bij gerechtelijke procedures, zoals dat ook bij loonbeslag het geval is. De heer Niemeijer: Een korte vraag bij punt 220. Ik ben blij dat het woonlastenbeleid onderdeel uitmaakt van de volkshuisvestingsnota waarmee binnenkort een begin wordt gemaakt. Ik hoop alleen dat wij meer aspecten kunnen vinden dan er tot nu toe gevonden zijn om de woonlasten positief te beVnvloe- den. Ik dacht dat die er wel waren. Ik wil nog ingaan op punt 222 dat over de achterstand aan huursubsidies gaat. Uit vraag en ant woord blijken niet de werkelijke problemen van individuele huurders. Misschien is de vraag daar debet aan, maar het antwoord is ook nogal wat cijfermatig, terwijl er in wezen nogal wat problematiek achter zit. Er zijn ons gevallen bekend van mensen die in de problemen zijn gekomen doordat de huursubsidie- aanvraag niet snel genoeg werd behandeld. In het algemeen spelen de corporaties daar niet erg initia tiefrijk en met steun op in. Onze vraag is of het inschakelen van de tijdelijke kracht waarover in het antwoord wordt gesproken voldoende is om de achterstand weg te werken gezien de ontwikkelingen die momenteel gaande zijn. Wij denken daarbij aan zaken en projecten die momenteel in uitvoering zijn en aan het verder ontwikkelen van het woonlastenbeleid. Anderzijds kan men daar de wat sombere voor spelling op de ontwikkeling van het aanvragen van huursubsidies tegenover stellen. Mijn concrete vraag is of het college het probleem op deze manier voldoende ingekaderd acht en of er niet het een of andere interim-beleid nodig is om individuele probleemgevallen meer bij te staan als de behandeling van de aanvraag te lang duurt. De heer Bron: Vraag 223 belicht een facet van de bejaardenproblematiekAls de overheid en de bejaardenoorden doorgaan zoals in de afgelopen jaren het geval was, zal de bejaardenzorg over enkele jaren onbetaalbaar zijn. Volgens een voorzichtige raming zal er tot het jaar 2000 bij ongewijzigd be leid landelijk ten minste twee miljard gulden nodig zijn voor het bouwen van voldoende en goede be jaardencentra. De verzorgingsprijs, die nu ongeveer 2.000,per maand per bewoner bedraagt, zal ten minste tot 5.000,-- per maand oplopen. De kosten van de bejaardenoorden stegen van ongeveer drie-vierde miljoen in 1970 tot drie miljard in 1980. Wanneer deze lijn wordt doorgetrokken tot het jaar 2000, zal er dan minstens tien miljard per jaar nodig zijn. In dat jaar zal ons land zo'n half miljoen mensen tellen die ouder zijn dan 80 jaar. Voor 350.000 van hen wordt er verondersteld geen plaats te zijn in een tehuis. Daarom zal het beleid erop gericht moeten zijn ouderen zo lang mogelijk zelfstandig te laten wonen. Dat kan onder andere door meer gebruik te maken van technologische ontwikkelingen. Het is ook jammer dat het toch geslaagde experiment met het alarmsysteem om financiële redenen waar schijnlijk niet verder kan worden ontwikkeld. Een standaard-alarmsysteem voor alleenstaande bejaarden en gehandicapten zou eigenlijk een sociale voorziening moeten zijn, zoals ook blijkt uit de gedachte achter deze vraagstelling. Bejaarden zouden hun overgang naar het bejaardentehuis immers jaren kunnen uitstellen als zij zich thuis maar veilig zouden voelen. Het bedrag dat de overheid daarmee bespaart is vele malen groter dan dat van de kosten van een alarmsysteem. Mijn vraag aan u is of u op de hoogte bent van het bestaan van de Stichting Alarmsysteem Bejaarden, Alleenstaanden en Gehandicapten, de SABAG. Deze stichting stelt zich ten doel alarmeringssystemen aan de doelgroepen ter beschikking te stellen. In juli is een experiment gestart, samen met Siemens, in de regio Den Haag. Het systeem heet SM4C Kalofoon. (De Voorzitter: Mag ik u even onderbreken? Ik ben bang dat wij met werkverschaffing bezig zijn en dat is jammer voor u, want op uw vraag kan momenteel geen antwoord worden gegeven. Ik neem aan dat u ook aanwezig zult zijn in de afdelingsvergadering waar de bejaardenproblematiek aan de orde komt. Ik verzoek u dit betoog daar nog eens te houden, want dan heeft u meer kans dat u een bevredigend antwoord krijgt dan vanavond het geval is.) Dat zal ik doen. Mevrouw Willemsma—de Jong: Ik heb een vraag naar aanleiding van punt 220. Wij hebben hier in Leeuwarden een BIijf-van-mijn-l ijf-huis. Dit feit brengt met zich mee dat wij in de loop der tijden veel vrouwen uit de provincie hebben moeten huisvesten en nog zullen moeten huisvesten. Voor onze ge meente geeft dit de nodige financiële consequenties. Ik zou willen vragen of er een regeling is te tref fen met de andere gemeenten in Friesland om dit probleem te lijf te gaan. De heer Geerts (weth.): De belangrijkste materie in deze serie vragen is de kwestie van de woon lasten. De factor woonlasten is ontzettend ingrijpend in het hele maatschappelijke gebeuren. Zij drei gen zo hoog te worden dat een aantal mensen, en zeker degenen die aan de ondergrens zitten, ze niet meer zullen kunnen betalen. Er is alle reden toe te veronderstellen dat de overheden hieraan iets zullen doen op de manier zoals zij dat kunnen. De middelen die de lokale overheid heeft zijn al even aan de orde geweest. Dat zijn bijvoorbeeld het energie-arm bouwen en het aanwenden van alle mogelijke mid delen om het energieverbruik zo laag mogelijk te houden. Een ander punt waarop wij invloed kunnen uitoefenen is het toewijzingsbeleid. Wij kunnen ervoor zorgen dat de woningen die goed en goedkoop zijn terecht komen bij die mensen die dat het meest nodig hebben; het meest nodig hebben wordt dan

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1983 | | pagina 27