8 dienst zelf of bij het Administratief Centrum - ook in deeltijd zou mogen werken. Mij is gebleken dat daaraan behoefte bestaat. Mij is voorts gebleken dat de praktische mogelijkheden niet altijd even voor de hand liggend zijn in dat kader. Mevrouw Vlietstra: Ik kan mij voor een deel aansluiten bij wat de heer Pruiksma heeft gezegd over deeltijdarbeid. Wij zitten een beetje op dezelfde lijn. Ook wij hebben het gevoel dat er zo langzamer hand stappen moeten worden gezet om te komen tot invoering van deeltijdarbeid. Wij denken daarbij aan het aanbieden van banen voor een maximum aantal uren. Of dat aantal nu 32 of 36 uur moet zijn, laten wij op dit moment aan het college over. Die zal de voor- en nadelen ervan tegen elkaar moeten afwegen en met voorstellen moeten komen. In het antwoord op vraag 28 zegt het college opnieuw dat er in 1983 concrete voorstellen omtrent deeltijdarbeid in de raad zullen komen. Wij willen weten of die voorstellen op een zodanig tijdstip kunnen komen dat te nemen maatregelen per 1 januari 1984 kunnen worden ingevoerd en dat wij dan ook weten waar wij met zijn allen naar toe willen. Persoonlijk heb ik nogal wat problemen met de beantwoording van vraag 29. In het kader van de Emancipatienota is de uitspraak gedaan dat in principe alle functies in deeltijd kunnen worden vervuld. Dit wetende, vind ik het antwoord van het college op vraag 29 wel heel mager en ik wil daarom graag weten welke argumenten er waren om voor de in de vraag genoemde hogere functies geen deeltijdbanen te creëren In het antwoord op vraag 33 noemt het college een aantal maatregelen die in het kader van de Emancipatienota zijn afgesproken om het deelnemen van vrouwen aan het arbeidsproces te vergroten. Deze maatregelen zijn op zich prachtig, maar kijkend naar de resultaten, mag men zich afvragen of ze ook effectief zijn. Ik heb de personeelsoverzichten van 1981 doorgenomen en daaruit blijkt dat het aan tal gevallen, waarbij positieve discriminatie is toegepast, ongeveer 3,5% van het totaal is en dan nog met name in lagere functies. Er is maar 1 functie van middelbaar niveau bij. Ik ben van mening dat dit heel bedroevend is. Ik zou hieraan de vraag willen verbinden op welke manier het college denkt de af gesproken maatregelen ook werkelijk effectief uit te voeren, want het gaat met name om de controle op de uitvoering van de maatregelen. Met mooie uitspraken komen wij niet veel verder. De heer Siemonsma: Bij het antwoord op vraag 28 had ik eigenlijk wel een verwijzing naar het ant woord op vraag 31 verwacht. Bijvoorbeeld dat het college had gezegd dat het terugbrengen van functies tot 32 uur per week in het kader van de werkgelegenheid in de Commissie voor de Werkgelegenheid zal worden besproken. Wij moeten niet blind inspringen op mogelijkheden die misschien van hogerhand wor den geboden dan wel op maatregelen die bevorderend werken in die richting. In vraag 28 wordt gespro ken over het voorschrijven van deeltijdarbeid voor alle vacatures. Ik kan mij voorstellen dat het voor sommige vacatures beslist onwenselijk is om in deeltijd te worden vervuld, omdat aan de andere kant de inkomenssituatie er aan vast zit. Ten aanzien van vraag 29 zou ik graag willen weten op grond van welke criteria de bedoelde vaca tures zich er niet toe leenden in deeltijd te worden vervuld en wie die criteria heeft opgesteld. De heer Bron: De antwoorden op de vragen 37 en 21, die ongeveer in dezelfde lijn liggen, stellen mij wel tevreden. Wel wil ik graag een opmerking maken over het overheidsbeleid ten opzichte van burgers met een handicap. Gelukkig zijn er de laatste tijd steeds meer mensen met een handicap zich ervan bewust dat zij evenals iedere andere burger aan het maatschappelijk verkeer moeten kunnen deel nemen. Dat betekent echter nog niet dat zij dat ook kunnen. Het overheidsbeleid, ook dat van de ge meenten, zal nog meer gericht moeten zijn op het opheffen van beperkingen en achterstelling van ge handicapten. Een aantal suggesties hiervoor las ik onlangs in de brochure "Burgers met een handicap", een leidraad voor gemeentelijk beleid in Noord-Brabant. Hoewel het niet eenvoudig zal zijn alle sug gesties in de praktijk te realiseren in verband met de financi'éle kanten van de zaak en de vaak geringe mogelijkheden van gemeenten om bedrijven, winkels en instellingen iets op te leggen, zou dit boekje toch een nuttig hulpmiddel kunnen zijn bij het beoordelen of op gang brengen van een gemeentelijk ge handicaptenbeleid. Binnen dit beleid zouden wellicht ook de werksituatie en de plaatsingsmogelijkhe den van gehandicapten in gemeentelijke dienst aandacht kunnen krijgen. De heer Pruiksma: Ik ben nog iets vergeten. Ik zou graag vraag 32 in omgekeerde zin willen stel len. Met andere woorden: Ik zou mij kunnen voorstellen dat het college ook wel eens klachten heeft over ambtenaren. Uit het oogpunt van rechtsgelijkheid stel ik mij voor dat een ambtenaar die werkwei- gering pleegt berispt wordt. Is het ook zo dat de onderwijsstaking van vorig jaar het college nog proble men in de personele sfeer heeft opgeleverd? De Voorzitter: Ik verzoek de heer Pruiksma deze vraag aan te houden tot de vergadering waarin de afdeling Onderwijs wordt behandeld. Het lijkt mij zinvol dat wethouder De Vries deze vraag beant woordt. De heer Kessler (weth.): Ik constateer uit de reacties dat er in ieder geval bij de PvdA en het CDA, maar ik denk ook bij de andere fracties, de wens bestaat zo snel mogelijk te beginnen met arbeidstijd verkorting. Uit de redactie van vraag 28 proef ik ook een zekere mate van ongeduld en de angst dat al les op de lange baan wordt geschoven door allerlei extra onderzoeken. Ik kan mij die angst wel inden ken. De werkloosheid neemt met de dag nog toe. Bovendien is de gemeente gedwongen allerlei bezuini gingen toe te passen, op grond waarvan de werkgelegenheid bij de gemeente en een aantal aanverwante diensten ook terugloopt. Toch vraag ik mij af of het goed is om heel snel en "rücksichtslos" over deel tijdarbeid te beslissen. Wij hebben daarover als college een iets andere mening. Wij menen dat een ze kere bezinning over deze problematiek nodig is. Er is toch nog een groot aantal vragen dat moet worden beantwoord voordat een beleid, gericht op arbeidstijdverkorting, kan worden doorgevoerd. De heer Siemonsma heeft hier terloops ook al even op geduid. Ik noem enkele vragen. Bieden wij vacatures aan voor 32, 36 of 35 uur? Hoe kunnen wij de organisatorische problemen die hierbij optreden minima liseren? Ik denk hierbij bijvoorbeeld aan ploegendiensten. Geldt de uitspraak ook als voor de betref fende ambtenaar het inkomen zou zakken tot onder het minimumloon? Wat moeten wij in zo'n geval doen? Welke risico's lopen wij op de arbeidsmarkt? Lopen wij misschien het risico dat wij voor bepaal de vacatures niet die mensen kunnen krijgen die wij graag willen hebben? Hoe verhoudt zich arbeids tijdverkorting ten opzichte van het beleid van deeltijdarbeid, zoals in feite ook min of meer uit vraag 27 van de Pal-fractie blijkt? Wij hebben gemeend dat dit soort vragen toch op zijn minst in de vorm van een redelijk onderbouwd verhaal aan de raad moet worden aangeboden voordat beslissingen kunnen wor den genomen. Bovendien - dan antwoord ik ook op een vraag van de heer Siemonsma - vinden wij dat dergelijke beslissingen in de Commissie voor Georganiseerd Overleg dienen te worden besproken en in die zin is er ook geen tegenstrijdigheid tussen de antwoorden op de vragen 28 en 31Zij sluiten bij el kaar aan. In antwoord 28 zeggen wij dat wij met voorstellen zullen komen en in antwoord 31 zeggen wij dat wij die voorstellen in de Commissie voor de Werkgelegenheid en in de Commissie voor Georgani seerd Overleg zullen bespreken alvorens met definitieve voorstellen naar de raad te komen. Kortom, in feite claim ik - blijkbaar kunnen ook wethouders claimen - iets meer tijd voordat wij met uitspraken ko men. Desalniettemin ben ik blij met het standpunt van de fracties die ik nu gehoord heb, omdat dit standpunt de nodige duidelijkheid verschaft voor het college en voor de mensen die aan deze materie werken. Ik denk dat het goed is in de nadere bezinning er in principe vanuit te gaan dat het mogelijk moet zijn vacatures in plaats van voor 40 uur voor een geringer aantal uren aan te bieden en dat de na dere bezinning gericht zal moeten zijn op het aanbrengen van nuanceringen en op een antwoord op de problemen die aan arbeidstijdverkorting zijn verbonden. Het vertrekpunt zou echter moeten zijn - in die zin ben ik het eens met de sprekers van de fracties - dat, gelet op de economische problematiek van dit land, gemeenten een voortrekkersfunctie zouden moeten vervullen bij het fenomeen arbeidstijdverkor ting, dat wil zeggen bij het voor een geringer aantal uren dan 40 aanbieden van vacatures op de ar beidsmarkt. Ik kom nu toe aan de vraag of het ons zal lukken nieuw beleid met betrekking tot de herverdeling van arbeid per 1 januari 1984 te doen ingaan. Ik vind dat dat moet lukken. In het collegeprogramma is toegezegd dat wij binnen een jaar met de resultaten van een onderzoek zouden komen. Ik denk dat dat niet helemaal haalbaar is. Vermoedelijk zal het ons niet lukken voor de zomervakantie met concrete voorstellen naar de raad te komen. Naar mijn mening moet de uitslag van het onderzoek echter wel in de loop van de tweede helft van 1983 - op dat tijdschema wordt ook gewerkt - in de vorm van concrete voorstellen bij de raad op tafel liggen, opdat de maatregelen per 1 januari 1984 zullen kunnen ingaan. Vraag 29 gaat over de vacaturevervulling van deeltijdfuncties, welke criteria daarbij worden ge hanteerd en wie de afweging daartoe maakt. Op dit moment moeten de diensthoofden, die met een be paalde vacature te maken krijgen, een formulier invullen, op basis waarvan zij kunnen beslissen of een bepaalde vacature voor deeltijd in aanmerking komt of niet. Geen enkele vacature wordt in die zin nog eens door b. en w. beoordeeld. Ik zou mij kunnen voorstellen dat in de notitie over arbeidstijdverkor ting ook aan dit punt aandacht wordt geschonken. Men zou kunnen bekijken of hiervoor niet wat duide lijker regels moeten worden gesteld, te meer daar in deze notitie naar mijn mening toch ook de relatie tussen arbeidstijdverkorting en deeltijdarbeid aan de orde moet komen. De vraag is of wij in dezelfde mate moeten doorgaan met het beleid ten aanzien van deeltijdarbeid of dat wij dat, als de arbeidstijd verkorting wordt doorgevoerd, op de een of andere manier moeten bijstellen. Mevrouw Vlietstra heeft gevraagd hoe het college de maatregelen, die in het kader van de Emanci patienota zijn genomen, effectief denkt uit te voeren. Ik moet daarop zeggen dat alle maatregelen in

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1983 | | pagina 5