10 feite al zeer effectief worden uitgevoerd en dat er in die zin binnen dit stelsel van maatregelen weinig ruimte meer is om iets extra's te doen. Het verschijnsel van de positieve discriminatie treedt inderdaad in een beperkt aantal gevallen op, maar er is ook slechts in een beperkt aantaI gevallen echt sprake van gelijkwaardige functies. Meestal blijkt heel duidelijk welke kandidaat, man of vrouw, de voorkeur heeft en voor diegene wordt dan gekozen. Het zal inderdaad wel kloppen dat er in 3% 6 4% van het aantal vacatures sprake is van gelijkwaardige kandidaten voor een bepaalde functie en dat die gelijk waardige kandidaten dan een man en een vrouw zijn. In een dergelijk geval wordt positieve discrimina tie toegepast en wordt gekozen voor de vrouw. Ik heb al gezegd dat in het huidige stelsel van maatre gelen niet zo gek veel ruimte meer zit. Dat is ook de reden waarom wij hebben voorgesteld de vraag of er nog andere maatregelen te bedenken zijn nog eens in de Commissie voor Emancipatieaangelegenheden aan de orde te stellen. In die zin hopen wij toch, zoals ook in het beleidsplan is aangegeven, langza merhand het groeiproces door te zetten, want de resultaten zijn inderdaad wat beperkt. (Mevrouw Vliet- stra: Ik kan mij niet voorstellen dat in al die andere gevallen mannen beter zouden zijn dan vrouwen. Ik zou derhalve in de Commissie voor Emancipatieaangelegenheden niet al leen willen bekijken of er nog andere maatregelen te bedenken zijn, maar ook deze maatregel nog eens onder de loupe willen nemen en bekijken hoe wij daaraan wat harder kunnen trekken.) Misschien dat er hier een misverstand is ont staan. Bij de problematiek waarover ik nu spreek gaat het om een situatie waarin in de loop van een se lectieproces twee kandidaten zijn uitgekozen, de een is man en de ander vrouw en beiden zijn even ge schikt voor de functie. Dit gebeurt in 3% 4% van de gevallen en dan wordt de maatregel positieve discriminatie toegepast. Er zijn echter ook situaties dat vrouwen de beste zijn en dan worden die be noemd. Positieve discriminatie behoeft dan niet te worden toegepast. (Mevrouw Vlietstra: Het blijft een klein aantal.) Wij kunnen in de Commissie voor Emancipatieaangelegenheden best nog eens een keer over dit punt praten. Ik heb begrepen dat de heer Bron tevreden is met het antwoord van het college op vraag 37. (De heer Bron: Ik heb alleen een beleidsaanbeveling gedaan, waarmee het college naar eigen goeddunken kan handelen.) Laten wij het zo afspreken. Er wordt een nota personeelsbeleid gemaakt en ik kan mij heel goed voorstellen dat in dat kader ook op de problematiek van burgers met een handicap wordt inge gaan. (De heer Pruiksma: Op 19 april aanstaande is er een vergadering van de Commissie voor de Werk gelegenheid. Kunnen daar al vrij exacte voorstellen met betrekking tot de nota personeelsbeleid worden verwacht?) Ik denk niet dat dat kan. Er is wel afgesproken dat wij in die commissievergadering een soort inhoudsopgave zouden bespreken van de werkgelegenheidsnota die op dit moment wordt gemaakt en daarbij komen zaken ten aanzien van personeelsbeleid ook aan de orde. Wij kunnen er echter wel een keer over praten. Daartegen heb ik geen bezwaar. De heer Pruiksma: Er is nog een vraag onbeantwoord gebleven en uit het feit dat die niet beant woord wordt zal ik maar aannemen dat het antwoord positief is. Ik neem derhalve aan dat ook de mensen van de Dienst Sociale Werkvoorziening in deeltijd kunnen werken. De Voorzitter: De werkzaamheden bij de Dienst Sociale Werkvoorziening vallen onder een heel apart regime. Als u daarmee problemen heeft stel ik voor dat u of een van uw fractiegenoten deze vraag aan wethouder De Vries stelt. De heer De Vries is er vanavond niet en daarom lijkt het mij goed dat u deze vraag even aanhoudt. (De heer Pruiksma: Het lijkt mij dan wel zinvol hier vast te stellen dat die categorie werknemers ten principale niet verschilt van de overige gemeentelijke werknemers.) Die con clusie heeft u getrokken. Wij wachten af hoe wethouder De Vries hierop reageert. Wij geven de vraag aan hem door. Punten 38 t.e.m. 46. De heer Siemonsma: Ik heb bij punt 43 moeite met de bedragen die in de beantwoording worden ge geven. Als ik links in de vraag zie staan dat er 161 .500,-- aan overwerk is en ik tel de bedragen rechts op, is dat een veelvoud ervan. Misschien is het heel simpel uit te leggen. Mijn tweede vraag is of er, bij zoveel overwerk, toch niet een vorm van pooling mogelijk zou zijn met betrekking tot de werkkrachten van een aantal afdelingen. De heer Kessler (weth.): De eerste vraag van de heer Siemonsma is betrekkelijk eenvoudig te be antwoorden. De 161 .500, heeft betrekking op de secretarie. U kunt nu natuurlijk direct de vraag stellen hoe het komt dat tussen het bedrag in vraag en antwoord iets meer dan ƒ40.000,verschil zit. De reden hiervan is dat in het bedrag van 161 500, -- een aantaI prijsstijgingen en bovendien een aantal toeslagen is verwerkt. 11 In antwoord op de tweede vraag van de heer Siemonsma kan ik zeggen dat er op dit moment wordt nagegaan, zowel vanuit het oogpunt van werkgelegenheid als vanuit het oogpunt van financiën, of het mogelijk is de hoeveelheid overwerk tot een minimum te beperken. Ik kan mij voorstellen dat in die overwegingen de suggestie om een poolingsysteem te introduceren wordt meegenomen, alhoewel ik mij afvraag of een dergelijk systeem zou werken. Een pool ingsysteem zou heel goed kunnen werken voor al gemene werkzaamheden, maar bij overwerk gaat het meestal om heel gespecialiseerde vormen van werk, waarin dan tijdelijk een extra werkdruk heerst op grond waarvan mensen moeten overwerken. Ik vraag mij daarom af of de mogelijkheid aanwezig is, maar wij kunnen wel aandacht aan deze suggestie beste den. (De heer Siemonsma: Werkzaamheden die door uitzendkrachten worden gedaan, zouden bijvoor beeld wel in een pooling kunnen worden ondergebracht. Ik wijs hierbij even op vraag 45.) Vraag 43 heeft niets te maken met vraag 45. In deze vraag gaat het om overwerk van ambtenaren die bij de ge meente werken en in die gevallen denk ik dat een pooling niet mogelijk is. (De heer Siemonsma: Als ik het goed begrijp heeft de post van 161.500,enkel betrekking op de "brains" in de gemeente.) (De Voorzitter: Dat klopt absoluut! E. Public Relations. Mevrouw Van der Werf: Ik ben blij dat het college toezegt de verschillende aspecten van het voor lichtingsbeleid, zoals wij die in vraag 47 opgesomd hebben, in de Commissie voor Bestuurlijke Aangele genheden aan de orde te stellen. Ik kan het echter niet eens zijn met de beantwoording van het eerste deel van de vraag. Uiteraard vinden ook wij dat het voorlichtingsbeleid van de gemeente zo objectief mogelijk moet zijn, maar wij zijn het niet eens met de interpretatie dat objectief zijn de mening van de meerderheid is. Er zijn voorbeelden dat het ook anders kan. In een voorlichtingsblaadje van de gemeen te Dordrecht, dat ik toevallig onder ogen kreeg, werd heel duidelijk bij bepaalde voorstellen - ik meen dat het ging om belastingverhoging - vermeld hoe de standpunten van de verschillende fracties in de raadsdiscussie waren geweest. Een ander voorbeeld is een krantje van de gemeente Nijmegen waarin het gaat over de begrotingen. In dat krantje staan interviews met de wethouder en de fractievoorzitters. Op die manier worden in een dergelijk algemeen voorlichtingsblaadje de politieke standpunten heel duide lijk naar voren gebracht, naast een meer feitelijke informatie. Met andere woorden: Met de beantwoor ding van het college over de voorlichting kan ik het niet eens zijn en ik ben zeker van plan dit ele ment, eventueel in de vorm van een voorstel, mede te betrekken in de discussie die in de Commissie voor Bestuurlijke Aangelegenheden over het voorlichtingsbeleid zal worden gevoerd. De vragen 48 en 49 gaan over de lokale omroep. Er wordt al een hele tijd druk geëxperimenteerd met de lokale omroep, zowel legaal als illegaalHet wettelijk kader waarin een en ander op dit mo ment moet gebeuren, is niet voldoende meer toegesneden op wat er allemaal al gebeurt. Vandaar ook dat er een landelijke medianota in ontwikkel ing isWat uit alle discussies die er op dit moment worden gevoerd en uit alle aanbevelingen die er over de tafel gaan wel duidelijk wordt, is dat de gemeenten in het toekomstige kader voor de lokale omroep een belangrijke rol gaan spelen. Naar mijn mening is het dan ook niet goed om te wachten met beleidsvorming tot de medianota op tafel ligt. Het zou beter zijn alvast in een wat eerder stadium meningsvormend te discussiëren over het lokale mediabeleid. Bijvoor beeld op welke politieke uitgangspunten wij het mediabeleid willen stoelen. Natuurlijk is het belang rijk dat wij in een wat later stadium precies weten aan welke regels wij ons moeten houden met betrek king tot bijvoorbeeld reclame, financiering en dergelijke, maar er zijn ook meer algemene punten waarover wij kunnen discussiëren, bijvoorbeeld over het punt hoever wij het uitgangspunt van de vrij heid van meningsuiting willen doorvoeren in de ether. De gemeente Rotterdam heeft, bewust vooraf gaand aan de landelijke medianota, een discussienota geschreven over het lokale mediabeleid, juist omdat men van mening is dat de landelijke discussies ook mee beïnvloed moeten worden door de menin gen van de verschillende gemeenten. Ik kan die mening van Rotterdam wel delen en ik zou het college daarom willen vragen toch eens een discussie in de raad op gang te brengen, bijvoorbeeld in de vorm van een discussienota over het mediabeleid. Anders moeten wij straks, als de medianota voor ons ligt, nog helemaal starten met de discussies en dat werkt vertragend. Ik zou het college daarom in overwe ging willen geven reeds eerder met discussies over het mediabeleid te beginnen. De heer Schagen: Mijn voorstel is hetzelfde als dat van mevrouw Van der Werf. Ook wij stellen voor alvast wat vingeroefeningen te gaan doen als het gaat om het lokale omroepbeleid. Ik denk bij de discussies met name aan het gegeven welke normen de gemeenteraad denkt te stellen om het begrip re presentativiteit van een dergelijke omroep vorm te geven en op welke wijze de raad een en ander moet gaan toetsen. Naar mijn mening is het zinvol om voor het verschijnen van de medianota al wat gedach ten uit te wisselen. Hetzelfde geldt voor de financiering van het geheel. Het is al wel duidelijk gewor-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1983 | | pagina 6