12
den dat landelijke bijdragen waarschijnlijk niet zijn te verwachten. Wij zitten derhalve al vrij snel op
plaatselijke financiering en ik denk dat daarover ook al wat gezegd kan worden.
De heer Ten Hoeve: Ik ben het niet eens met het gestelde in vraag 50 dat er wat betreft de herden
king van "Leeuwarden 550 jaar stad" een feestcomité zou moeten worden ingesteld. Ik vind echter wel
dat er in 1985 op de een of andere manier aandacht aan deze gebeurtenis moet worden besteed. Omdat
de gebeurtenis in januari 1985 zal plaatsvinden, ga ik er nu alvast even op in. Mijn gedachten gaan in
de richting van een herdenking en dan met name voor schoolkinderen, derhalve dat er voor het onder
wijs wat gebeurt. Bovendien zou dit een gelegenheid zijn om een boekwerk met bepaalde historische ar
tikelen te laten samenstellen. Er is over Leeuwarden al veel gepubliceerd, maar misschien zou er nog
heel wat over de laatste 100 jaar te schrijven zijn. In het geval deze suggesties worden overgenomen,
zouden er al vrij vroeg voorbereidingen moeten worden getroffen. Ik wil het college vragen aandacht
aan deze aangelegenheid te besteden en een groepje mensen met de uitvoering ervan te belasten.
De heer De Jong: Ik vermoed dat de vraag over het voorlichtingsbeleid van de gemeente is gesteld
vanwege het feit dat wij voor onze publicaties in "Huis aan Huis" niet meer een redactiecommissie heb
ben. Vroeger bestond die commissie wel en daarin kon de inhoud van de artikelen in "Huis aan Huis"
worden besproken. Ik heb begrepen dat die redactiecommissie nooit officieel is opgeheven. Zou het
geen aanbeveling verdienen deze redactiecommissie wederom in te stellen?
Een vraag die ik bij dit hoofdstuk zou willen aansluiten, is een vraag over het gemeentelijk voor-
lichtings- en informatiecentrum. Ik zou dolgraag willen dat wij in ons pand St. Jacobsstraat 25 een in
formatie- en voorlichtingscentrum zouden kunnen opzetten, zodat wij ons evenals Amersfoort, Apel
doorn en Tilburg als gemeente Leeuwarden zouden kunnen presenteren. Ik zou wat meer allure willen
geven aan onze afdeling Public Relations met een ruimte waarin wij een excursiezaal, een filmzaal en
alle benodigde voorlichtingsmateriaal zouden hebben.
Ten aanzien van vraag 50 is mij opgevallen dat het college in het antwoord niet gezegd heeft in
welke commissie "Leeuwarden 550 jaar stad" aan de orde is geweest. In tegenstelling tot de heer Ten
Hoeve ben ik van mening dat in 1935 deze feesten in september zijn gevierd en niet in januari. Ik ben
echter erg benieuwd hoe het college denkt aandacht te schenken aan het heugelijke feit van het 550-
jarig bestaan van deze stad.
De Voorzitter: Laat ik beginnen met de vraag van mevrouw Van der Werf over het voorlichtingsbe
leid van de gemeente Leeuwarden. Tot nu toe is het standpunt van het college geweest dat de voorlich
ting die wordt gegeven vrij algemeen moet zijn en direct betrekking moet hebben op de problemen rond
om het werk waarmee het college bezig is. Het college is inderdaad van mening dat geen politieke
standpunten moeten worden uitgedragen, doch daarover kan men van mening verschillen. Misschien is
het goed dat wij daarover nog eens een keer in de Commissie voor Bestuurlijke Aangelegenheden praten.
Ik zeg daarmee niet dat politieke standpunten niet duidelijk moeten worden uitgedragen, maar ik vraag
mij af of dat de taak van de afdeling Voorlichting is. Als mevrouw Van der Werf de vraag of bijvoor
beeld in het blad "Huis aan Huis" ruimte ter beschikking van de raadsfracties moet worden ingeruimd ter
discussie stelt, is dat een heel ander punt. Wij zouden derhalve over twee zaken kunnen discussi'éren.
Ten eerste of de voorlichting zoals die thans door ons gegeven wordt, dat wil zeggen dat wij ons niet
direct op het politieke pad begeven, juist is en ten tweede of er ruimte moet worden vrijgemaakt in
"Huis aan Huis" voor de verschillende raadsfracties teneinde hun de mogelijkheid te bieden hun politie
ke standpunten uit te dragen. Mevrouw Van der Werf heeft aangekondigd dat zij dit laatste punt zal
aansnijden in de discussie over het voorlichtingsbeleid in de Commissie voor Bestuurlijke Aangelegenhe
den en ik stel voor die discussie maar even af te wachten. Overigens heb ik bewust gezegd dat wij ons
niet direct op het politieke pad begeven, want indirect liggen aan alles wat wij met elkaar aan het
doen zijn politieke uitspraken ten grondslag.
Als er bij de raad behoefte bestaat eens een gedachtenwisseling te hebben over de lokale omroep
voordat de medianota op tafel ligt, dan hebben wij daartegen geen bezwaar. Ik vraag mij overigens af
of een discussie in dit stadium zinvol is. Kort geleden is er ook een nota opgesteld die ter inzage is ge
legd voor de raad. Wij moesten toen tot de conclusie komen dat gesprekken niet zo erg zinvol zijn zo
lang regering en parlement geen standpunt hebben ingenomen. Tot dusverre hebben wij ons er echter
niet wezenlijk in verdiept of wij moeten trachten, voordat regering en parlement met een standpunt ko
men over de regionale omroep, tot bepaalde uitspraken te komen en die naar regering en parlement toe
moeten sturen. Ik geef toe dat dat het enige is dat op zich zinvol zou zijn. Aan de daadwerkelijke uit
voering van het mediabeleid kan nog niet worden gewerkt. Wij zouden inderdaad, in afwachting van
een nadere standpuntbepaling van regering en parlement, een document kunnen opstellen met onze me
13
ning over de lokale omroep. (Mevrouw Van der WerfVoordat wij met een dergelijk document kunnen
komen, zullen wij ons als raad eens verder in deze materie moeten verdiepen en ons moeten oriënteren
wat er allemaal al aan ontwikkelingen is. In alle al uitgebrachte adviezen tekent zich reeds een be
paald kader af en dat zou men voorlopig als richtlijn voor de meer algemene meningsvorming in de dis
cussie kunnen gebruiken.) Wij kunnen ons momenteel alleen in deze problematiek verdiepen om een
standpunt in te nemen, want aan concretiseren zijn wij nog lang niet toe. Ik weet niet of de raad er be
hoefte aan heeft een mening omtrent de lokale omroep te vormen en eventueel een nota vanuit de raad
naar regering en parlement te sturen voordat de medianota verschenen is. (Mevrouw Van der WerfDie
behoefte is er in onze fractie duidelijk wel en naar ik heb begrepen in de PvdA-fractie ook.) (De heer
Schagen: Ik ben niet zozeer geïnspireerd tot mijn vraag om de landelijke discussies te beïnvloeden, maar
wel om voor ons zelf al wat meningsvorming te hebben. Het gaat mij er niet om hoe wij concreet het
mediabeleid denken in te vullen, want dat kunnen wij inderdaad nog niet. Ik ben echter van mening dat
het zinvol is eens met elkaar te praten over hoe wij bijvoorbeeld de representativiteit van een lokale
omroep zien. Er liggen al voorstellen hieromtrent van een bepaalde groep en wij ontkomen er toch niet
aan dat soort normen te formuleren. Uit alle landelijke nota's die tot nu toe zijn verschenen blijkt dui
delijk dat de gemeenteraad dat zal moeten doen. In die zin kunnen dan al wat opzetjes worden gegeven
en dat is absoluut niet strijdig met de medianota.) Ik stel voor dat een kleine groep raadsleden met een
lid van het college en iemand van de afdeling Voorlichting eens in deze materie duikt. De samenstel
ling van deze werkgroep kan misschien in de Commissie voor Bestuurlijke Aangelegenheden worden vast
gesteld. Er is niets op tegen om ons, zoals de heer Schagen zegt, vast wat eigen te maken met de pro
blematiek met betrekking tot de lokale omroep. Wij kunnen het van de bevindingen van deze groep la
ten afhangen wat wij verder gaan doen. Ik constateer dat de raad met dit voorstel instemt. Dit punt
wordt derhalve op de agenda van de Commissie voor Bestuurlijke Aangelegenheden gezet.
De heer Bijkersma: In uw inleiding, mijnheer de voorzitter, heeft u gezegd dat wij in een ronde
zouden discussiëren, doch ik begrijp wel dat dat niet altijd mogelijk is. Ik zit hier echter om enkele
aanvullende vragen te stellen naar aanleiding van de Memorie van Antwoord en op vraag 47 heeft het
college geantwoord dat het niet de taak van de afdeling Voorlichting maar die van de politieke partijen
is om de politieke facetten in het gemeentebeleid aan de orde te stellen. Met dat antwoord ben ik vol
ledig content, doch nu komt u met een voorstel om ruimte vrij te maken in "Huis aan Huis" voor fracties
teneinde hun de gelegenheid te geven hun politieke standpunten uit te dragen. Als u dit antwoord in de
Memorie van Antwoord had gegeven, had ik u nu gevraagd wie dat dan wel zou betalen. Omdat u met
dit nieuwe voorstel komt, vraag ik in deze tweede ronde nog even het woord.
De Voorzitter: Dit is een misverstand. Ik kom met geen enkel voorstelMevrouw Van der Werf
heeft aangekondigd dat zij het voorlichtingsbeleid in de Commissie voor Bestuurlijke Aangelegenheden
aan de orde zal stellen. Ik heb daarop gezegd dat er twee punten zijn waarover wij zouden kunnen dis
cussiëren. Ik heb echter geen voorstel gedaan.
Wij komen nu toe aan het 550-jarig bestaan van Leeuwarden. De heer De Jong vroeg in welke
commissie deze aangelegenheid aan de orde was geweest. Dat was in de Commissie voor de Stedelijke
Bibliotheek en het Stadsarchief. Een enthousiast lid van die commissie, die veel aandacht schenkt aan
de historie van onze stad, bracht dit punt ter sprake. Verder ben ik blij dat een raadslid hier zojuist op
merkte dat hij niet dacht aan een feestcomité, maar dat hij er wel aandacht aan wilde schenken via het
onderwijs. Wij hebben in het college hierover ook al even gepraat en wij zijn van mening dat wij aan
het evenement van 550 jaar stad niet zoveel geld zouden moeten besteden als in 1935 is gebeurd. Wel
licht zou bij het 600- en 750-jarig bestaan van de stad een dergelijk feest weer wat grootser moeten
worden opgezet. De heer Ten Hoeve geeft de suggestie om via de scholen iets te doen en een boekwerk
je te laten maken. Dit is zeker geen gek idee en wij zullen ons erover beraden hoe wij een en ander
zinvol kunnen aanpakken. Wij willen dit gebeuren in ieder geval positief benaderen, doch wij hopen
dat de raad instemt met de visie van het college dat wij aan "Leeuwarden 550 jaar stad" niet al te veel
geld moeten uitgeven. Wij calculeren daarbij in dat wij de komende jaren ook niet al te veel geld over
zullen hebben. Wij moeten ons erover beraden op welke wijze de organisatie zal plaatsvinden, want ik
denk niet dat de Commissie voor het Stadsarchief - hoe waardevol de leden die er in zitten overigens
ook zijn - de eerstgeroepen groep is om deze materie aan te pakken. (De heer Ten Hoeve: Ik ben het
eens met wat u zegt. Ik wil u er echter op wijzen dat de gebeurtenis al over ruim een jaar plaatsvindt
en voor een boekwerk of iets dergelijks moeten lange voorbereidingen worden getroffen. De heer De
Jong denkt dat het in september 1985 is, maar sommige winkeliers lopen wel eens meer achter. Januari
is de datum.) Ik zeg u toe dat ik een en ander met de afdeling Voorlichting zal bespreken en dat er
wordt vastgelegd op welke wijze wij op dit gebeuren terugkomen.