WÊÊM
I
14
De heer De Jong heeft gevraagd of de redactiecommissie niet weer kan worden ingesteld. In tegen
stelling tot wat de heer De Jong aanneemt, moet ik u zeggen dat deze commissie niet geruisloos is ver
dwenen. Deze commissie is via de discussies in de Commissie Een Goede Raad verdwenen, niet onder
het kleed, maar helemaal. Wij hebben destijds moeten constateren dat er commissies waren die nuttiger
werk deden dan deze, dat de effectiviteit niet erg groot was en dat de commissie ook niet vaak bij el
kaar kwam. Als men bij elkaar kwam duurden de besprekingen vaak niet langer dan tien minuten. Ik
moet de heer De Jong eerlijk zeggen dat om die redenen noch b. en w. noch de afdeling Voorlichting
veel behoefte hebben aan het opnieuw instellen van die commissie. (De heer De Jong: Ik heb een seri
euze vraag gesteld over het voorlichtings- en informatiecentrum. Ik weet dat het niet de hobby van de
voorzitter is, maar de mijne wel.) Op die vraag moet ik inderdaad nog ingaan. Ik zal even de herinne
ring van de heer De Jong opfrissen. Velen van ons waren het erover eens dat wij graag een voorl ich
tings- en informatiecentrum wilden hebben. Ook ik. Wij hebben echter in een vorig beleidsplan bij het
afwegen van de prioriteiten gesteld dat wij, gelet op de vrij hoge kosten die verbonden zijn aan het
vestigen van een voorl ichtings- en informatiecentrum, daartoe tot nader order niet moeten overgaan. De
raad heeft dit voorstel aanvaard en daarmee is dit voor het college tot nader order een gegeven. Wij
moeten ons er ook van bewust zijn dat wij ons dit in de huidige situatie niet kunnen permitteren. Dat is
geen principe, doch heel eenvoudig een praktisch standpunt. Wij doen ons uiterste best op het gebied
van voorlichting met de mensen en middelen die wij nu hebben. Overigens zou het wel eens kunnen ge
beuren dat wij het pand St. Jacobsstraat 25 niet zo lang meer gebruiken. Ik wil hier echter geen discus
sie uitlokken. Dit punt komt nog wel een keer in de raad. (De heer De Jong: Mag ik via u, mijnheer de
voorzitter, onderwijzer Ten Hoeve erop attenderen dat ik hier niet zit als winkelier maar als lid van de
CDA-fractie.
F. Diversen.
Mevrouw Vlietstra: Ik wil nog een vraag stellen over het antwoord op vraag 54 en met name punt 2
daarvan. Ik ben het wel met het college eens dat het ondoenlijk is alle acnvragen voor bevolkingsgege
vens in de Commissie voor Bestuurlijke Aangelegenheden aan de orde te stellen; daarvoor wil ik dan ook
niet pleiten. Ik denk alleen dat het wel belangrijk is om als raad er zicht op te hebben op grond van
welke criteria wel of niet wordt overgegaan tot het verstrekken van informatie. Het college zegt dat
privacybescherming een van de belangen is die ter afweging staan. Ik zou dit belang echter wel voorop
willen stellen en ik verzoek het college daarom in de Commissie voor Bestuurlijke Aangelegenheden
duidelijk te maken op grond van welke criteria beslissingen worden genomen.
Mevrouw Van der Werf: Ik zou de opmerking van mevrouw Vlietstra ten aanzien van het verstrekken
van bevolkingsgegevens willen ondersteunen. Ik denk echter dat die discussie in de Commissie voor Au
tomatiseringsaangelegenheden meer op zijn plaats is. Ik meen dat in het verleden al eens is afgesproken
dat die meer bij deze problematiek zou worden betrokken. Ik heb nog een klein vraagje bij punt 62. De
door het college voorgestelde zinsnede "U en uw echtgeno(o)t(e) dan wel uw partner" is naar mijn idee
al een duidelijke verbetering. Ik zou echter nog willen voorstellen daarvan te maken "uw eventuele
echtgeno(o)t(e) dan wel uw partner", want er zijn nog steeds erg veel mensen die in hun eentje door het
leven gaan. (De Voorzitter: Goed, daaraan zullen wij aandacht schenken.)
De heer Schagen: Wij zitten hier vrij geregeld te vergaderen en dan ontgaat het ons wel eens dat er
een aantal personeelsleden - ik bedoel dan de bodes - beneden zit te wachten tot wij pauze houden.
Nu gebeurt het ook wel eens dat er op die vergaderavonden voetbalwedstrijden aan de gang zijn. De
bodes nemen dan een draagbaar teeveetje mee dat geen beeld geeft. Een volstrekt hopeloze aangele
genheid derhalve, maar men blijft, fanatiek voetballiefhebber als men is, toch kijken. Nu is met een
simpele voorziening als een kabelaansluiting dit euvel te verhelpen en ik ben ervan overtuigd dat een
dergelijke aansluiting tot een vergroting van de arbeidsvreugde van onze bodes zal leiden. Het lijkt mij
dat de gemeente het uit financieel oogpunt ook niet behoeft te laten, want het is gewoon een kwestie
van het doortrekken van een lijntje en daarom vind ik dat het gewoon moet gebeuren.
De heer De Jong: Ten aanzien van punt 52 zou ik willen opmerken dat achter de laatste zin van het
antwoord "Dit systeem werkt naar ons oordeel bevredigend" een komma moest staan met daarachter
"doch niet op alle afdelingen".
Vraag en antwoord 54 gaat over het verstrekken van bevolkingsgegevens aan derden. Dit is voor mij
een teer punt. In het eerste deel van het antwoord zegt het college dat het verstrekken van inlichtingen
aan commerciële ondernemingen slechts is toegestaan voor beperkte gegevens ten aanzien van met name
15
aangeduide personen. Hier komt de privacy om de hoek kijken. Kan het college exact aangeven welke
gegevens worden verstrekt aan commerciële ondernemingen? Indertijd is in de raad over beperkte gege
vens gesproken, doch ik zou graag willen weten welke gegevens in dit antwoord worden bedoeld.
Als antwoord op vraag 63 over de klimaatbeheersing in de raadszaal zegt het college dat de aanwe
zige voorzieningen voor een redelijke temperatuurbeheersing zorgdragen. Ik ben het echter niet met het
college eens dat de temperatuurbeheersing in de raadszaal voldoende is. Vooral 'szomers zitten wij
vaak genoeg in een situatie dat de ramen open moeten. Ik vraag mij af of wij met ons technisch vernuft
niet in staat zijn hierin verbetering te brengen.
Voor wat betreft de kabelaansluiting in de bodekamer wil ik mij graag scharen achter de woorden
van de heer Schagen.
De heer Visser: Mijn opmerking gaat over punt 51Ik ben het met de vragensteller eens dat heel
veel jaarverslagen te breed worden opgezet. Ik heb de indruk dat veel verslagen, niet alleen die van
gemeentelijke diensten maar ook die van gesubsidieerde instellingen, ongelezen verdwijnen. Ik zou het
college in overweging willen geven dit punt, speciaal wat de gesubsidieerde instellingen betreft, in de
voorschriften te betrekken.
De Voorzitter: Er zijn enkele vragen gesteld over het verstrekken van bevolkingsgegevens aan com
merciële en niet-commerciële organisaties. Men wilde weten welke inlichtingen in welke gevallen wor
den gegeven en mevrouw Vlietstra heeft gevraagd de criteria aan te geven die worden gehanteerd bij
het verstrekken van informatie. Ik stel voor om over deze aangelegenheid nog eens een notitie te maken
en die notitie dan in de Commissie voor Bestuurlijke Aangelegenheden aan de orde te stellen. Ik kan
dan een toelichting geven. Ik denk dat er nauwelijks principiële meningsverschillen over deze materie
zullen zijn, maar op die manier heeft mevrouw Vlietstra haar vraag ook niet gesteld. Zij wil graag iets
meer weten over de gang van zaken bij het verstrekken van gegevens uit het bevolkingsregister en ik
denk dat het goed is dat wij daarover eens met elkaar praten. Ik ben graag bereid te zorgen dat het ge
beurt.
Op de vraag van de heer De Jong hieromtrent kan ik alvast antwoord geven. Gegevens voor com
merciële doeleinden kunnen alleen maar betrekking hebben op naam, adres en geboortedatum. Andere
gegevens mogen nooit worden verstrekt.
Over de temperatuur in de raadszaal moet ik zeggen dat er meestal wel mee valt te leven, behalve
op zomeravonden als het erg warm is en op winteravonden als het erg vriest, doch dat laatste hebben wij
de afgelopen jaren niet meegemaakt. Het probleem is echter dat wij deze mooie zaal niet wil len ver
knoeien door het aanbrengen van installaties. Een ieder die deze zaal mooi vindt, waarschuwt ons er
ook voor. Bovendien moeten wij ervan uitgaan dat een verandering aan deze zaal erg veel geld zou
kosten en ook dat is niet zo'n vrolijk idee. Ik stel voor dat de raad voorlopig maar genoegen neemt met
de temperatuur in deze zaal en dat men zich troost met de gedachte dat men in een werkelijk heel
mooie zaal zit.
De heer Visser roerde de kwestie van de jaarverslagen aan. Wij zullen dit punt, zoals in het ant
woord toegezegd, nog eens met de diensthoofden doornemen teneinde hun te verzoeken een redelijke
beperking in acht te nemen. (De heer Visser: Mijn opmerking slaat ook op de oplagen.) Voor zover wij
voorschriften stellen aan gesubsidieerde instellingen zullen wij dit punt daarin betrekken. Als het maken
van een jaarverslag geen subsidievoorwaarde is hebben wij er geen zeggenschap over en is het een
kwestie die de instellingen aangaat, maar als het maken van verslagen voortvloeit uit subsidievoorwaar
den zullen wij daaraan aandacht schenken. Wij hebben deze notitie gemaakt.
Mijn laatste punt is een kabelaansluiting voor t.v. in de bodekamer. Ik heb de indruk dat de ar
beidsvreugde bij onze bodes reeds groot is en dat wij om die reden geen kabelaansluiting behoeven aan
te leggen. Als wij bovendien willen dat raads- en commissieleden in deze zaal zitten en niet in de bo
dekamer, betwijfel ik of het raadzaam is daar t. v.-outil lage aan te brengen, maar wij kunnen er wel
eens over praten. Ik stel voor nu te gaan koffiedrinken.
De Voorzitter schorst, om 21 .10 uur, de vergadering voor de pauze.
De Voorzitter heropent, om 21.30 uur, de vergadering.