20
de sector onderwijs wordt met basisonderwijs steeds het traditionele basisonderwijs bedoeld. Wij kunnen
ons niet aan de indruk onttrekken dat het gemeentebestuur in zeker opzicht een uniformiteit wil nastre
ven voor zover het de inrichting van het openbaar onderwijs betreft. Men kan zich de vraag stellen of
het is toegestaan dat een openbare school haar onderwijs inricht naar de grondslagen van een specifiek
onderwijssysteem of dat het openbaar onderwijs ook ten aanzien van deze zaak een zekere neutraliteit
in acht dient te nemen. De vraag stellen is haar beantwoorden. Ook het gemeentelijk beleid dient on-
zes inziens te worden ingesteld op een positieve benadering van wensen van ouders tot realisering van
specifiek onderwijs. Wij vinden het de moeite waard te onderzoeken of het gewenst is de stichting van
scholen met een specifiek onderwijskundige identiteit te bezien binnen het totale onderwijsbeleid in
Leeuwarden. Wel menen wij te moeten opmerken dat wij vooralsnog geen argumenten hebben gevonden
voor het ongebreideld stichten van specifieke scholen. Wij menen echter dat onderzocht moet worden of
er in beperkte mate zou kunnen worden begonnen met de opzet van een dergelijk type school. Mogelijk
dat mijn fractie hierover ook nog eens met beleidsvoorstellen tot u komt. In het kader van de beant
woording van punt 167 vragen wij ons wel af waar de herbezinning over de schoolgrensproblematiek
vandaan komt.
De heer Siemonsma: Het antwoord op punt 162 geeft mij de bevestiging dat er waarschijnlijk iets
verkeerds staat in het collegeprogram. In het collegeprogram wordt onder externe democratisering ver
staan: goede afspraken over bevoegdheden tussen medezeggenschapsorganen, gemeenteraad, commissies
en b. en w. Naar mijn gevoel is dat interne democratisering, doch ik wil daarover graag uw visie ho
ren
Het antwoord op vraag 163 vinden wij in eerste instantie erg onbevredigend. Wel bevredigend is de
opmerking dat het onderwijs zich, naar de mening van het college, niet dient te beperken tot kennis
verwerving alleen, maar zich tevens dient te richten op belangrijke maatschappelijke verschijnselen en
problemen. Wij staan op zich volledig achter deze uitgangspunten. Als ik het eerste deel van de beant
woording van de vraag bekijk, zie ik dat speciale activiteiten, in de vorm van onderwijsprojecten of
vergelijkbare initiatieven, zijn ondernomen tegen de discriminatie van vrouwen, want anders kan ik de
opmerking over de activiteiten met betrekking tot het doorbreken van rolpatronen niet uitleggen. In
punt 164 komt een andere bekende maatschappelijke problematiek, de vrede, naar voren en ook daar is
het de bedoeling projecten op te starten. Dit wetende begrijp ik niet waarom onderwijsprojecten tegen
fascistische tendensen en ontwikkelingen in de samenleving niet in dit rijtje zouden thuis horen. Naar
mijn gevoel is hier sprake van een bijna even belangrijk maatschappelijk probleem, dat, zo het zich
laat aanzien, de komende tijd nog wel eens in omvang zou kunnen toenemen. Kortom, ik zou over dit
punt graag meer duidelijkheid willen hebben en graag inhoudelijk gemotiveerd zien waarom een project
tegen fascistische tendensen en ontwikkelingen niet in het rijtje zou thuis horen van roldoorbrekend on
derwijs en vredesopvoeding.
Wij zijn erg blij met het antwoord dat op de vragen 164 en 165 is gegeven. Een project in het ka
der van de vredesop voeding in het onderwijs sluit als initiatief denkelijk prima aan op een raadsuit-
spraak van december jl. inzake kernbewapening. De zaak van de vrede is voor ons het belangrijkste
maatschappelijke probleem van deze tijd. Wij hadden onze vraag inzake het inzetten van dienstweige
raars iets breder bedoeld dan uit het antwoord blijkt. De inzet van dienstweigeraars zou zich naar onze
mening niet behoeven te beperken tot het vredesonderwijs, maar zou ook breder kunnen worden aange
wend in het kader van de gemeentelijke vredespolitiek. Een onderdeel van die politiek zouden de on
derwijsprojecten vredesopvoeding kunnen zijn. Het is mij bekend dat de gemeente Groningen een 80-tal
dienstweigeraars heeft aangetrokken en ik vraag mij af of het inzetten van dienstweigeraars ook onze
gemeente de mogelijkheid zou bieden een aantal andere initiatieven dat wij nog zouden willen ontwik
kelen op het gebied van vredesonderwijs en vredespolitiek uit te voeren. Het lijkt mij de moeite waard
een en ander na te gaan.
De heer Bijkersma: In het antwoord op vraag 162 wordt gesteld dat het college onder interne demo
cratisering het bevorderen van een grotere betrokkenheid bij en invloed op het onderwijs van direct be
langhebbenden, in casu de ouders, verstaat. Er zijn de laatste tijd nogal wat acties gevoerd door onder
wijsgevenden waarbij werd gestaakt, tengevolge waarvan kinderen geen onderwijs konden volgen. Mijn
vraag aan de wethouder is nu hoe de gemeente ouders van schoolkinderen wil informeren welke maatre
gelen zij kunnen nemen en hoe zij kunnen protesteren tegen het niet geven van onderwijs door leer
krachten die daartoe zijn aangesteld door de gemeente.
De heer Pruiksma: Naar aanleiding van vraag en antwoord 169 wil ik opmerken dat er vorig jaar
zomer wat onvrede is ontstaan in kringen van besturen van scholen voor Bijzonder Onderwijs in verband
■ati. 3
met het veranderen, op gemeentelijk niveau, van de schooltijden. Dit heeft nogal wat problemen ver
oorzaakt. Wiens schuld het nu precies is geweest, zal wel altijd een ja- en nee-discussie blijven. Kan
het college toezeggen dat in de toekomst zal worden geprobeerd zo vroeg mogelijk contact op te nemen
aangaande dit soort zaken in het overleg dat regelmatig tussen het college en de besturen van bijzonde
re scholen plaats vindt, teneinde wrevel over en weer zoals die nu is ontstaan zoveel mogelijk te voor
komen?
De hear Jansma: Punt 165 giet oer it ynskeakeljen fan tsjinstwegerers by de Ontwikkeling fan in ge-
meentlike fredespolitykNei myn betinken kinne tsjinstwegerers net as earsten hjirfoar oanwiisd wurde.
As it kol leezje it mei dit Ctgongspunt iens is en it tapast wannear't it him beriedt op de fraach foar hoe-
fier't yn de personele sfear foarsjenningen nedich binne, dan soe my dat wolkom wêze.
De heer De Vries (weth.): Ik stel voor dat ik nummergewijs bij de vragen langs ga en dat ik in de
situatie dat ik met een vraag geen raad weet een beroep doe op de chef van de afdeling Onderwijs,
want 5i maand meelopen in het onderwijsveld betekent nog allerminst dat ik "yn it salt bebiten" ben.
Integendeel, onderwijs is een zaak die nogal gecompliceerd ligt in onze tegenwoordige maatschappij.
Ik begin bij vraag 162, aan de hand waarvan de heer Bijkersma informeerde naar de acties die in
het onderwijs aan de orde zijn geweest waarbij werd gestaakt, zodat kinderen geen les konden krijgen.
Voordat de onderwijsgevenden in georganiseerd verband zijn overgegaan tot de acties, zijn de onder-
wijsvakbonden op het stadhuis geweest en hebben daarvan mededeling gedaan. In november van het vo
rige jaar heeft men dat gedaan en ook een paar weken geleden is dat weer gebeurd, in november was er
nogal wat wrijving, ook in het overleg, maar de laatste keer waren wij het erover eens dat wij, zonder
dat wij als gemeentelijke overheid stonden te jubelen over de acties, het recht van onderwijsgevenden
om te staken moesten erkennen. Zij hebben van hun kant gezegd welke spelregels daarbij in acht zou
den worden genomen en daarbij was onder meer de toezegging dat zij de ouders van de kinderen van te
voren over de activiteiten zouden informeren. Wij zijn ervan uitgegaan dat dit ook is gebeurd. Hier en
daar is er ten aanzien van deze communicatie wel eens wat zand in de machine geweest, maar aan de
andere kant is het zo dat wij als gemeentelijke overheid geen rechtstreekse bemoeienissen met de ver
schillende activiteiten hebben gehad. Wij hebben passief staan toekijken naar wat er aan de hand was,
in de stille hoop dat alles in goede en geordende banen zou worden geleid.
De heer Siemonsma maakt een opmerking over het in vraag 162 genoemde begrip interne democrati
sering. Hij heeft gelijk wat de omschrijving ervan betreft. Zoals hij het zegt moet het zijn.
Ten aanzien van de in punt 163 aan de orde zijnde zaken als emancipatie en roldoorbrekend onder
wijs, waarop de heer Siemonsma eveneens is ingegaan, kan ik zeggen dat wij deze zaken bewust aan
sluiting proberen te laten vinden bij de activiteiten van de Commissie voor Emancipatie-aangelegenhe
den. Naar onze mening moet de Commissie voor Emancipatie-aangelegenheden zich niet alleen bezig
houden met de aspecten van de emancipatie van de vrouw, maar evenzeer met die van de man, want
emancipatie is ook een zaak van mannen. Wat het roldoorbrekend onderwijs betreft verwachten wij dat
men de komende jaren, met name via de schoolwerkplannen die wij in de toekomst in steeds verfijnder
vorm uit het onderwijsveld verwachten, heel bewust de nodige aandacht zal geven aan deze ontwikke
ling. Wellicht wordt men daarbij ondersteund door adviezen van schoolbegeleidingsdiensten en dergelij
ke.
De heren Bron en Siemonsma zijn beiden op de punten 164 en 165 ingegaan. De zaak van het vre
desonderwijs ligt in de praktijk niet zo gemakkelijk. Er zijn veel nuanceverschillen. Men moet er reke
ning mee houden dat ook in de gezinnen verschillend over de problematiek kan worden gedacht. Ik denk
dat ook de onderwijsgevenden allen op hun eigen wijze bij deze zaak zijn betrokken en dat vraagt van
de problematiek sec een zo objectief mogelijke en zo weinig mogelijk doctrinair gerichte benadering.
Het moet zo gebeuren dat kinderen inzicht krijgen in de wereldpolitieke vraagstukken. Op zich zelf is
het al moeilijk om te bepalen wanneer men daarmee moet beginnen. Kinderen moeten inzicht krijgen in
hun eigen houding ten opzichte van alles wat met geweld te maken heeft. Alles met elkaar is het een
psychologisch vrij complexe zaak die niet even in een paar uurtjes uit de doeken kan worden gedaan.
De heer Bron heeft aangekondigd dat er vanuit zijn richting kan worden gerekend op een stukje ad
visering hieromtrent. Wij zullen daarvan met belangstelling kennis nemen en wij zullen ons ook in ver
binding stellen met het onderwijsveld teneinde te bekijken hoe deze projecten, want wij denken inder
daad in de richting van projecten voor dit gedeelte van het onderwijs, zo verantwoord mogelijk kunnen
worden opgezet. In dit antwoord wil ik ook de opmerkingen die zijn gemaakt over het inzetten van
die weigeraars betrekken. Het is ons niet bekend welke taken de 80 dienstweigeraars in Groningen
be. n toebedeeld gekregen, maar wij weten uit de praktijk wel dat een dienstweigeraar, ook voor de
gemeentelijke overheid, bepaald niet kosteloos is. Er moet een deel van de kosten, die door het Mini-