het eigenlijk eerder zou moeten gebeuren, maar het is helaas niet mogelijk. (Mevrouw Wielinga— Graan—
sma: Wij hadden toch ook altijd nog een post Onvoorzien?) (De Voorzitter: Het klinkt misschien wat
vervelend, maar ons grootste probleem in dit soort zaken is momenteel hoe wij het vervoer van bijvoor
beeld gehandicapte kinderen kunnen handhaven. Als wij dat op een redelijke wijze gered hebben, komt
in een iets latere fase het vervoer van deze kinderen ook. Het zou de wereld op zijn kop zetten zijn als
wij dit zouden omdraaien.)
C. Kleuter- en lager onderwijs.
Punten 174t.e.m. 178.
De heer Siemonsma: Vraag 178 gaat onder andere over de mogelijkheden tot een gedeeld directeur
schap in het basisonderwijs van hoofden van ko en lo. Naar mijn mening is er ook nog wel een andere
mogelijkheid dan die welke in de beantwoording van de vraag is aangegeven. Ik zou de wethouder ei
genlijk willen aanraden over deze zaken eens met de ABOP te overleggen. Juist om de gelijkwaardig
heid te benadrukken van kleuter- en lager onderwijs, die samen basisonderwijs zullen vormen, moet het
toch mogelijk zijn het directeurschap en vice-directeurschap te delen tussen het hoofd van de kleuter
school en het hoofd van de lagere schoolDeze twee hebben een voorkeursrecht. Indien zij daarvan
geen gebruik willen maken, kunnen eventueel andere leden van de respectievelijke teams daarop aan
spraak maken. De ABOP ziet deze mogelijkheden wel, doch ik begrijp uit de beantwoording van de
vraag dat het college ze niet ziet. Het college denkt dat wij met onze vraag enkele zaken door elkaar
halen. Ik zou het college willen vragen of men met de ABOP wil overleggen over deze kwestie en of
wij binnenkort in de Commissie voor het Onderwijs op dit punt terug kunnen komen.
Mevrouw De Haan—Laagland: In het antwoord op vraag 175 wordt gezegd dat voor de Project Werk
groepen Integratie ko/lo gelden beschikbaar zijn gesteld tot en met het schooljaar 1982-1983. Daarna is
het afgelopen en zijn de Project Werkgroepen als zodanig denkelijk ook weg. Betekent dit dat alle ac
tiviteiten die de Project Werkgroepen hebben ondernomen in het kader van voorbereiding op de basis
school afgerond en klaar zijn, of is er een stuk werk blijven liggen en blijft dat liggen, of wordt dat er
gens anders naar toe gebracht? Als er werk is blijven liggen denkt u dan bijvoorbeeld aan onderbrenging
bij het GCO en kost ons dat dan ook weer extra geld?
Mevrouw Vlietstra: Het college zegt in het antwoord op vraag 177 dat er binnen afzienbare tijd eer,
procedure zal worden vastgesteld met betrekking tot de directiefuncties binnen de basisschool. Ik zou
graag willen dat deze procedure op zijn minst ter bespreking aan de Commissie voor het Onderwijs wordt
voorgelegd en misschien zelfs aan de raad, omdat een procedure naar mijn mening in dit geval zeer be
langrijk is.
De heer De Vries (weth.): De heer Siemonsma verwijst naar een notitie die de ABOP zou hebben
over het delen van verantwoordelijkheden van directietaken in de nieuwe basisschool. Wij gaan er hier
in Leeuwarden principieel van uit dat een man of een vrouw de eindverantwoordelijkheid moet dragen.
Wie dat moet zijn, is moeilijk te zeggen, maar laten wij maar stellen dat degene die in een bepaald
team het beste functioneert ervoor in aanmerking komt. Wanneer een man en een vrouw op dit stuk van
zaken gelijkwaardige papieren hebben, zullen wij, in het kader van de positieve discriminatie, voor de
vrouw kiezen. Wij voelen niets voor een gedeelde verantwoordelijkheid ten aanzien van directionele
taken, omdat daarmee de eindverantwoordelijkheid wordt verdoezeld en men met allerlei problemen
komt te zitten. Het gevaar bestaat dat op een bepaald moment de een de verantwoordelijkheid naar de
ander zal afschuiven en dat kan niet. (De heer Siemonsma: In een college, dat ook verantwoordelijkhe
den deelt, worden de zaken toch ook niet naar elkaar afgeschoven? Ik heb daarvan tenminste nog niets
gemerkt. Volwassen mensen die de verantwoordelijkheid van een directeurschap van een basisschool
moeten delen, kunnen daarover toch duidelijke afspraken maken?) (De Voorzitter: Een politiek college
is echt niet te vergelijken met een directeurschap van een school. Natuurlijk kunnen de taken worden
verdeeld, maar ik verzeker u dat de praktijk zal uitwijzen dat een en ander op den duur vastloopt. Bij
de school moet het duidelijk zijn wie uiteindelijk de verantwoordelijkheid heeft. In een politiek colle
ge ligt dat heel anders. Wij discussieren met elkaar en als de raad dat wenst stemmen wijWij verdelen
de taken wel, maar wij zijn collectief verantwoordelijk tegenover de raad. Nogmaals, een politiek
college kan in dezen niet worden vergeleken met een organisatie als een school.)
Dit probleem van het gedeelde directeurschap doet zich maar eenmalig voor. Nadat de fusie zich
heeft voltrokken, komen er ook wel weer mutaties in de personele sfeer en wordt een en ander op den
-?-?5
duur allemaal rechtgetrokken, want dan komen er mensen die niet meer in het afzonderlijke kleuter- en
lager onderwijs hebben gefunctioneerd.
Mevrouw De Haan vraagt naar de stand van zaken met betrekking tot de Project Werkgroepen. Het
is de bedoeling dat deze Project Werkgroepen tot en met het schooljaar 1983 functioneren en dat het
daarna afgelopen is. De Project Werkgroep die wij voor het openbaar onderwijs hebben streeft ernaar
tegen de zomer kant en klaar te zijn met zijn Innovatieplan Openbaar Basisonderwijs. Op het ogenblik
is dat plan in bespreking in het onderwijsveld. De advisering daarover is druk gaande en zal binnen en
kele maanden naar zijn eind lopen. De bedoeling is dat de in het plan gedane aanbevelingen rondom
het stichten van de basisschool worden opgepakt via de schoolwerkplannen. Daarnaast zullen de school
begeleidingsdiensten die wij hebben deze aanbevelingen en opmerkingen meenemen in hun werkplannen.
Wij hebben niet de intentie extra middelen uit te trekken voor verlenging van de taken van de Project
Werkgroepen. Wat er nog gedaan moet worden, zal moeten gebeuren binnen de middelen die wij straks
beschikbaar hebben voor het opstarten van de basisschool.
Mevrouw Vlietstra heeft gevraagd de procedure voor de benoeming van een directeur van de basis
school snel aan de orde te stellen. (Mevrouw Vlietstra: Ik heb gevraagd of de procedure op zijn minst
aan de Commissie voor het Onderwijs kan worden voorgelegd of misschien zelfs aan de raad. Intussen
wil ik nog een aanvullende vraag stellen naar aanleiding van het antwoord van de wethouder op vraag
178. De wethouder zegt dat het college principieel van mening is dat de leiding van de school bij één
persoon moet berusten. Het is mij niet duidelijk of b. en w. bevoegd zijn hierover een beslissing te ne
men of dat dit punt nog ter discussie staat. Misschien kunt u mij hierop meteen ook antwoorden.) Wat
dit laatste betreft kan ik mevrouw Vlietstra geruststellen. B. en w. zijn belast met de uitvoering van de
onderwijswetgeving en zijn derhalve inderdaad bevoegd over deze zaak een beslissing te nemen.
Wat betreft de vraag over de procedure voor de benoeming van een directeur van een basisschool
kan ik meedelen dat wij best bereid zijn deze problematiek in de Commissie voor het Onderwijs door te
praten en te bekijken welke kanten er allemaal aan de zaak zitten. Wij willen ons best, ook als b. en
w., laten adviseren door de commissie en de raad hieromtrent.
Punten 179 t.e.m. 185.
De heer Dubbelboer: In punt 180 wordt gesproken over de enquête naar de wensen ten aanzien van
schooltijden, kinderopvang en een continu-rooster. Hierbij wordt aangegeven dat de resultaten van de
enquête binnen enkele weken bekend zullen zijn. Het boekwerk van vraag en antwoord is inmiddels al
weer enkele weken oud en wij zijn daarom benieuwd of de resultaten al bekend zijn en, zo ja, of ze al
ter beschikking staan.
De heer Siemonsma: In het antwoord op vraag 181 wordt ervan uitgegaan dat er in zijn algemeen
heid misschien niet een grote behoefte is aan een continu-rooster. Wanneer mocht blijken dat dit inder
daad het geval is, hoe denkt het college dan met een dergelijke uitslag van de enquête om te gaan?
Ondertussen wordt namelijk wel de tussenschoolse opvang op de kinderdagverblijven onmogelijk ge
maakt, in feite verboden, omdat dat in het vervolg een onderwijsaangelegenheid zou zijn. In dit licht
moet ook onze vraag worden gezien of in de enquête ook niet de vraagstelling hoe het continu-rooster
kan worden ingevoerd in plaats van alleen of moet worden opgenomen, want als de algemene teneur in
de beantwoording van de enquête zou zijn dat er per school steeds relatief weinig behoefte aan een
continu-rooster bestaat, dreigt de hele tussenschoolse opvang tussen de wal en het schip te raken. Wij
menen echter dat er in ieder geval in dit kader enkele voorzieningen moeten worden getroffen, omdat
het de bedoeling is de tussenschoolse opvang te beëindigen en hiervoor in de plaats toch iets terug moet
komen. Gezien de prioriteit in het collegeprogram voor kinderopvang, gaan wij ervan uit dat het colle
ge onze mening deelt.
De heer Bijkersma: In antwoord 183 zegt het college dat de recente prognosegegevens laten zien
dat er een tweede openbare school in Camminghaburen kan worden gesticht. Momenteel worden progno
ses nogal eens verstoord door de economische toestand en mijn vraag is derhalve hoe hard de hier ge
noemde prognoses zijn en wanneer het stichten van deze tweede school zou kunnen worden gerealiseerd.
De heer De Vries (weth.): De heer Dubbelboer wil graag weten of de gegevens van de enquête over
de invoering van een continu-rooster en dergelijke inmiddels al bekend zijn. Wij hebben de pech gehad
dat een van onze belangrijkste medewerkers in dit stuk van zaken door ziekte is uitgevallen, waardoor
het verwerken van de gegevens van de enquête verschoven moest worden naar een van de andere be
leidsmedewerkers van de afdeling Onderwijs. De uitwerking van deze gegevens bevindt zich inderdaad