wïi' i
18
De heer Siemonsma vraagt ook nog welke jurisprudentie wordt gehanteerd in gevallen waarbij men
door het toepassen van strafkortingen beneden het bijstandsniveau terechtkomt. Het is zo dat de GSD
eerst kijkt naar de normen die binnen de eigen dienst gelden en die ook als toetsingskader functioneren.
Daarnaast zijn er echter uitspraken van de Centrale Raad van Beroep als een geval betrekking heeft op
de WWV en van het college van gedeputeerde staten en de Raad van State als een geval betrekking
heeft op de RWW. Er ligt duidelijk ten aanzien van de toepassing van de artikelen van de wetgeving
een stuk jurisprudentie waarmee in de praktijk rekening moet worden gehouden.
De heer Bron informeert of wij het onderzoek kennen dat twee studenten van het SHF hebben ver
richt naar de toepassing en effecten van strafkortingen. Ik ken het rapport sinds gistermorgen toen het
mij per post heeft bereikt en ik ga het in ieder geval serieus bekijken. Het onderzoek heeft betrekking
op de gemeente Den Helder, zoals de heer Bron al heeft gezegd, en er staan een aantal onderzoeksre
sultaten in waar ik nog wel eens nadrukkelijk naar wil kijken teneinde te weten te komen of die ook
doorgetrokken zouden kunnen worden naar de situatie in Leeuwarden. Ik wil u graag toezeggen dat ik
de resultaten van dit onderzoek nog eens wil bespreken in de Commissie voor de Sociale Dienst om te
zien of er voor ons aanknopingspunten in zitten ten aanzien van het totale beleid.
Mevrouw Willemsma zegt dat het Blijf-van-mijn-lijf-huis een durabele zaak is geworden voor de
gemeente Leeuwarden. Dat is het ook, de bedragen die ermee gemoeid zijn, zijn niet mis. Zij vraagt in
hoeverre het mogelijk is de kosten te delen met de gemeenten van herkomst van de uit Friesland afkom
stige cliënten. Ik verwacht niet dat die mogelijkheid aanwezig is, maar dat zou ik graag de heer De
Boer expliciet nog even willen vragen. De wettelijke regeling van de Bijstandswet impliceert dat de ge
meente Leeuwarden gehouden is te beslissen over de verzoeken om bijstand en dat bijstand dan ook
wordt verleend ten laste van de gemeente Leeuwarden. Een Blijf-van-mijn-lijf huis wordt niet gekend
als een inrichting waar duurzame verzorging wordt gepleegd, maar als een tussenvoorziening voor men
sen die bijzonder in de problemen zitten. Ik denk dat wij de kosten daarvan moeten dragen, maar hierop
zal de heer De Boer direct wel ingaan.
Ik zou ook graag, mijnheer de voorzitter, de vraag van mevrouw Wielinga over extra bijstand aan
mensen die in de AOW zitten of in een andere uitkering die tegen het minimumloon aanzit, aan de heer
De Boer ter beantwoording overlaten.
De heer De Boer: De sollicitatieplicht ligt in de wet verankerd, maar het zou natuurlijk belachelijk
zijn om 100 werklozen af te sturen op één baan. Dat gebeurt dan ook niet. Ik kan u zeggen dat wij ten
aanzien van de sollicitatieplicht een uitzonderlijk terughoudend beleid voeren, zoals de heer De Vries
zojuist ook al naar voren heeft gebracht. Wij proberen de sollicitatieplicht alleen nog in die zin te
hanteren dat wij als het ware de intentie mee in stand helpen houden om bij een eerlijker arbeidsverde
ling nog weer eens een keer aan de slag te komen. Over vrouwen met kinderen en oudere werknemers
praten wij helemaal niet meer, die komen toch niet meer aan het werk en dat is al erg genoeg. Wij
gaan eigenlijk alleen nog maar in op duidelijke verwijzingen van het Arbeidsbureau voor bepaalde
branches waar soms nog wel eens een echte mogelijkheid is. Wij vragen dan aan een cliënt: "U heeft
deze opleiding en naar mensen met een dergelijke opleiding wordt de laatste tijd nogal eens gevraagd.
Heeft u daar ook naar gekeken?" Wij eisen van geen enkele cliënt dat hij, zoals een andere grote ge
meente hier in het Noorden des lands doet, zes sollicitatiebrieven per maand schrijft en daarvan een
kopie overlegt. Wij voeren dus een uitermate terughoudend beleid.
Een ander punt waarover vanavond gesproken werd, is het door de bodem van de RWW zakken. Ik
wil er uitdrukkelijk op wijzen dat hierover niet alleen een jurisprudentie is, maar dat het ook in de wet
verankerd is door middel van de term "onvoldoende besef van eigen verantwoordelijkheid". Wanneer
men persisteert in een bepaald gedrag waaruit blijkt dat men onvoldoende besef van eigen verantwoor
delijkheid heeft, leidt dat er toe dat er na drie of vier waarschuwingen een sanctie wordt toegepast.
Over het algemeen zijn dit echter zeer kort durende sancties. Dat kan ook niet anders, omdat ook wij
vinden dat mensen niet gedurende een zeer lange periode op hun norm kunnen worden gekort. Waar het
gaat over strafkorting moet ik zeggen dat er een bepaald deel van de cliëntèle is - daar werd ook naar
gevraagd - dat bijna continu wordt gekort. Die mensen hebben daar ook geen problemen mee. Dit klinkt
misschien erg gek, maar het is zo dat een bepaalde categorie alles wat gegeven wordt mooi meegenomen
vindt. Wij hebben in het verleden altijd mensen gehad die geprobeerd hebben op alle mogelijke manie
ren, ook op illegale manieren, gebruik te maken van een stuk sociale zekerheid. Die mensen hebben
wij nu nog en die zullen wij ook in de toekomst hebben. Ik schat dat ongeveer 80% van de strafkor
tingsaantallen behoort tot de harde kern van mensen die men altijd vindt in de sector zoals ik net noem
de. (De heer Siemonsma: Was dat vijf jaar geleden niet anders?) Vijf jaar geleden was dat niet anders.
Een algemeen voorbeeld, dat ik hier heel rustig kan geven omdat er ook provinciaal afspraken over zijn
gemaakt, gaat over woonwagenbewoners. Woonwagenbewoners, die een eigen handel hebben en geen
boekhouding kunnen overleggen, worden met 25% gekort op hun uitkering. Daar hebben zij geen be
zwaar tegen. Als er geen boekhouding is, hoe kan men dan in vredesnaam controleren wat de inkomsten
zijn! Men gaat er al vanuit dat deze mensen onvoldoende inkomsten hebben, maar als er geen gegevens
kunnen worden overgelegd, wordt aangenomen dat er toch een zeker inkomen is en wordt er gekort op de
uitkering. Wij krijgen hierover geen protesten binnen en wij denken daarom dat dit een heel redelijk
beleid is voor dit deel van onze cliëntèle en zo zouden er nog wel een aantal voorbeelden voor andere
categorieën te geven zijn.
De kosten van het Blijf-van-mijn-lijf-huis en de herhuisvestingskosten van de mensen die daar zijn
opgevangen, kunnen niet over alle Friese gemeenten worden omgeslagen omdat de vrouwen die zich in
het Blijf-van-mijn-lijf-huis bevinden - dat geldt ook voor andere crisisopvangcentra - woonachtig zijn
in Leeuwarden. De gemeente waarin men woonachtig is, dient voor herhuisvesting te zorgen. Een en
ander zou alleen op basis van een gentleman's agreement met de andere gemeenten kunnen worden gere
geld, maar een punt hierbij is dat een heel groot deel van de bewoonsters van BIijf—van—mijn—Iijf—hui
zen uit de Randstad komt en niet uit de Friese gemeenten. (Mevrouw Willemsma—de Jong: Ik heb begre
pen dat het bijdragen in deze kosten wel in de regio ter sprake is gebracht.)
De Voorzitter: Hierop kan ik u wel een antwoord geven. Het knelpunt zit niet in de bijdrage die de
dienst van de heer De Boer moet geven. Als wij als gemeente Leeuwarden eraan meewerken dat hier een
Blijf-van-mijn-lijf-huis wordt opgericht en daarmee automatisch verwezenlijken dat men in Leeuwarden
iets kan vinden dat elders bijna niet te vinden is en als wij de andere Friese gemeenten niet vragen er
aan mee te doen, kunnen wij uitermate moeilijk naar die andere gemeenten toestappen om te vragen of
zij willen meebetalen. Als wij dus het bestaan van het Blijf-van-mijn-lijf-huis als gemeente stimuleren
of accepteren, het is maar net hoe u dit punt wilt benaderen, komt de heer De Boer en treft de bewoon
sters van het huis aan als inwoonsters van de gemeente Leeuwarden en als die inwoonsters voor een uit
kering in aanmerking komen, is het de gewoonste zaak van de wereld dat Leeuwarden betaalt. Het is
niet reëel om de regiogemeenten of de andere gemeenten in Friesland met de kosten te belasten. Wat
mevrouw Willemsma voorstelt zou alleen reëel zijn als wij in overleg met die gemeenten een instituut
hadden opgericht. In dat geval zou het logisch zijn dat zij meebetaalden wanneer er mensen vanuit hun
gemeente hier kwamen. Twee mooie voorbeelden van een dergelijke opzet, die wij ook in de raad heb
ben gehad, zijn ons muziekinstituut en de kwestie waarmee wij nu bezig zijn, de Buitenschool. Het zou
onlogisch zijn om als gemeente Leeuwarden de lasten te betalen van mensen die hun domicilie nog in
andere gemeenten hebben, doch in Leeuwarden bepaalde voorzieningen krijgen. Het is heel normaal om
straks van gemeenten een bijdrage in de kosten te vragen als zij mensen uit hun gemeenschap naar Leeu
warden sturen om van bepaalde voorzieningen gebruik te maken. In dit geval ligt het even anders. Wij
hebben in Leeuwarden een Blijf-van-mijn-lijf-huis waar andere gemeenten niet om hebben gevraagd.
Als men hier komt en men komt in de problemen, is de gemeente Leeuwarden gehouden de kosten te dra
gen. Ik hoop dat het mevrouw Willemsma nu duidelijk is. (Mevrouw 'Willemsma—de Jong: Het is mij wel
duidelijk. Niettemin vind ik het een morele plicht van andere gemeenten om in de kosten bij te dragen,
maar misschien kunnen wij dit onderwerp elders nog eens bespreken.) Men zou kunnen zeggen dat het
een morele plicht is, maar dat laat ik even buiten de discussie want dat was uw vraag niet. Uw vraag
was of wij met andere gemeenten konden praten over het betalen van de kosten die met het Blijf-van-
mijn-lijf-huis samenhangen en daarop moet ik helaas met de heer De Boer antwoorden dat dat een zinlo
ze bezigheid is.
De hear Jansma: Mei ik hjiroer noch in lytse opmerking meitsje. It soe wol in goede saak wêze om
earne in maksimum grins yn te fieren, want oars krije wy it hiele westen hjir aanst. It westen komt no
al, seit de hear De Boer, dus earne moat men grinzen stelle want oars sit men der altyd mei opsadele.
(De v/oorzrtter: Niet bij de heer De Boer.) Ja, wol wat de sosiale ötkearingen oangiet. Dat is foar de
hear De Boer faaks wol in grypmiddel. (De Voorzitter: Nee, dat is voor de mensen. Ik zal proberen dit
onderwerp zo objectief mogelijk te benaderen. Als wij stimuleren dan wel accepteren dan wel in Leeu
warden de mogelijkheid hebben van een Blijf-van-mijn-lijf-huis - dat doet de heer De Boer niet, dat
doen wij in Leeuwarden - is de consequentie daarvan dat de heer De Boer met zijn dienst daarmee ge
confronteerd wordt. Zo is de situatie. Als wij morgen mogelijkheden creëren om 1.000 vrouwen op te
nemen in een Blijf-van-mijn-lijf-huis in Leeuwarden, heeft de heer De Boer zoveel meer klanten.) Mar
it moat ót de gemeentlike kas betel Ie wurde. (De Voorzitter: Ja, dat is zo.)
De heer De Boer: Ik heb nog een vraag te beantwoorden en die gaat over de 2,50 eigen bijdrage
voor medicijnen. Het drempelbedrag van 161,— aan ziekenfondskosten, waarover in het antwoord op
vraag 317 wordt gesproken, wordt niet begrepen onder bijzondere kosten zoals dieetkosten en dergel ij-