2
In vraag 245 hebben wij verzocht om een overzicht van de bedragen die aan KEMA zijn betaald
voor verrichte diensten inzake het stadsverwarmingsproject. Bij de inzage van het overzicht heb ik ge
constateerd dat KEMA een krappe vier ton aan honorarium heeft gekregen. Een opmerking mijnerzijds
hierover is dat voor deze vier ton heel wat slippers en miljoenenfouten zijn gemaakt.
Vraag 246 handelt over het vertrouwelijke karakter van de KEMA-rapportage stadsverwarming. Ik
heb hier de grootste moeite mee. Als men als raadslid voor de eerste maal wordt geconfronteerd met een
project als stadsverwarming, is dat een zo omvangrijke problematiek dat men er in feite geen enkele no
titie van heeft waarover men een beslissing neemt. Het is schandalig dat ik als raadslid dit achteraf
moet bekennen, maar het is waar. Ik wil mede om deze reden ernstig bezwaar maken tegen het vertrou
welijke karakter van de rapporten die betrekking hebben op de materie. Het is wel een bezwaar maken
achteraf, maar ik wil het toch doen. Ik heb er begrip voor dat men gegevens die betrekking hebben op
derden wilde beschermen, maar ik wil daar tegenover stellen dat het hier ging om een investering die de
100 miljoen ver te boven ging en die uiteindelijk gemeenschapsgeld heeft gevraagd. Naar mijn mening
moet om die reden naar de gemeenschap toe een bepaalde openheid worden betracht. Als ik kijk naar
Dordrecht, waar op dit moment 17 miljoen in de grond is blijven zitten, naar Spijkenisse, waar 10 mil
joen is blijven zitten, exclusief de kosten die nog moeten worden gemaakt voor veranderingen ten be
hoeve van woningbouw, naar Breda, waar een gat van 83 miljoen is, naar Leeuwarden, die er nu ach
teraan komt en zo zullen er nog een paar projecten volgen, vraag ik mij af of het knelpunt bij de hier
gemaakte, werkelijk in de miljoenen lopende fouten niet zit in het vertrouwelijk zijn van de rapporta
ge. Bij elk van deze gemeenten heeft gespeeld dat de rapportage vertrouwelijk was, waardoor in feite
het vormen van een publieke opinie niet mogelijk was terwijl het toch ging om een investering die ge
meenschapsgeld vraagt.
Wat betreft punt 247 wil ik er op wijzen dat ik destijds in een betoog grote kritiek heb geuit op met
name de exploitatieopzet van het project. De wethouder is toen met het rapport Tebodin naar voren ge
komen als zijnde een voldoende check op de exploitatieopzet. Achteraf blijkt nu dat het alleen maar
een check is geweest naar de technische haalbaarheid van het project.
De heer De Jong: Ik heb niet zoveel behoefte om te reageren op de afzonderlijke vragen en ant
woorden als het college antwoord kan geven op vraag 239. Sinds de vraag is gesteld zijn er al weer en
kele weken verlopen en ik zou daarom graag willen weten wanneer de aanvullende onderzoeken ten
aanzien van de stadsverwarming zijn gedaan en wanneer deze aangelegenheid in brede zin aan de orde
komt in de raad.
De heer Bijkersma: Ik heb een vraag die ik wil koppelen aan de punten 239 en 242. Wij hebben
destijds bij het aangaan van onze verplichtingen voor de stadsverwarming bepaalde toezeggingen gekre
gen van de overheid over bijspringen in geval er tekorten ontstaan. Mijn vraag is of er reeds recht
streekse onderhandelingen worden gevoerd tussen het college van b. en w. en het Ministerie van Econo
mische Zaken en of er al getallen zijn genoemd. Worden vanuit het college initiatieven genomen tot
het voeren van deze onderhandelingen? Wij moeten natuurlijk niet afwachten wat er gaat gebeuren
doch tijdig zien binnen te halen wat ons is toegezegd. (De Voorzitter: Dat laatste is het enige, wat de
ze zaak betreft, waar u erg gerust op kunt zijn.) Ik ben niet altijd zo gerust over de economische en fi
nanciële gang van zaken hier, dat weet u wel. (De Voorzitter: Maar op het laatste wat u gezegd heeft,
kunt u erg gerust zijn.)
De heer Miedema (weth.): Mevrouw De Jong heeft een heel scala van vragen gesteld over de stads
verwarming en het lijkt mij daarom dienstig dat ik een overzicht geef van de toestand tot op dit moment
en van daaruit inga op de verschillende vragen.
In het kader van een nationale energiebesparing zijn wij enkele jaren geleden gestart met ons
stadsverwarmingsproject. Nadat de raad het voorstel in eerste instantie had afgewezen, is hij uiteinde
lijk akkoord gegaan met de aanleg van een stadsverwarmingsnet op basis van berekeningen van het Mi
nisterie van Economische Zaken en de NEOM en een onderbouwing van die kant dat benutting van de
vrijkomende warmte van onze vuilverbranding een rendement zou opleveren bij de aanleg van het net.
De garanties daarvoor werden gegeven in de vorm van leningen en achtergestelde leningen. Op basis
van de veranderde rapportage en de garanties die gegeven werden, heeft de raad van Leeuwarden toen
ja gezegd tegen een plan waarin rekening werd gehouden met een gestaag stijgende gasprijs. De reden
voor de veronderstelling dat de gasprijs zou blijven stijgen was de grote schaarste aan gas. Een andere
reden om ja te zeggen tegen het voorstel werd ingegeven door de toentertijd voorliggende plannen voor
woningbouw. Resumerend waren er dus drie redenen om positief te reageren op het voorstel voor de aan
leg van een stadsverwarmingsnet: Ten eerste de voortdurend stijgende gasprijs, ten tweede ons woning
bouwplan voor Camminghaburen en ten derde de mogelijkheid om de vrijkomende warmte van de vuil
verbranding te benutten. Daarbij voegend de garanties van de overheid voor de dekking van de tekorten
leek het een goede zaak mee te doen aan deze nationale energiebesparingsplicht. Op dat tijdstip was
het de bedoeling om te komen tot een heetwatervariant. De constructie zou heel simpel zijn: Een wa
terketel op de VVI, het water wordt warm en verwarmt de huizen. De tijd ging door en deze plannen
kwamen in een vergevorderd stadium, doch toen werd de energie verschrikkelijk duur. De bouwbedrij
ven, de Nationale Woningraad, kortom de hele Nederlandse volkshuisvesting ging op grote schaal wer
ken aan energiebesparing aan woningen. Er werden woningen ontworpen die door isolatie en door veel
minder volume maar de helft van de eerdere warmtevraag eisten. Men ging van grote ramen naar kleine
ramen en al dergelijke dingen meer. Op dat moment ontstonden de eerste twijfels over de berekeningen
voor het stadsverwarmingsproject. Niet over de berekeningen zelf, maar over het feit of de berekenin
gen op grond van de nieuwe feiten nog wel klopten. De heel snel op elkaar volgende ontwikkelingen
ten aanzien van de energiebesparing waren niet te voorzien op het moment dat met het stadsverwar
mingsproject werd gestart. Er is toen een nieuwe studie gemaakt en wij kwamen met de NEOM en het
Ministerie van Economische Zaken tot de conclusie dat de aanvankelijke opzet niet meer aanvaardbaar
was. Op grond van de gegevens, die op dat moment beschikbaar waren, is daarna een studie gemaakt
naar een ombuiging van het plan naar de zogenaamde stoomvariant en met dat voorstel zijn wij ook weer
in de raad geweest. De reden dat voor de stoomvariant werd gekozen was dat zo'n anderhalf jaar gele
den de zorg dat er een tekort aan gas zou ontstaan zo groot was dat de nationale overheid meende op
iets langere termijn geen gas meer beschikbaar te kunnen stellen voor industrieën. Men wilde de be
staande gasvoorraad beschikbaar houden voor de gezinnen. De Coöperatieve Condensfabriek, wiens
contract met de Gasunie voor de Ivering van gas in 1985 afliep, was op dat moment zeer bezorgd over
het wel of niet kunnen afsluiten van een nieuwe overeenkomst met de Gasunie. Om die reden zijn er
toen wat berekeningen uitgevoerd om te kijken hoe de mogelijkheden lagen om de CCF in het stadsver
warmingsproject te betrekken. Ik moet daarbij zeggen dat het Ministerie van Economische Zaken ons
duidelijk heeft aangespoord tot dit initiatief. De gemaakte berekeningen hebben echter - ik wil dat met
nadruk stellen -, afgezien van wat kosten voor studies, geen enkele invloed in de investeringssfeer ge
had.
Wij gaan nu verder naar de ontwikkelingen van het laatste halfjaar. Door de ontwikkelingen op de
oliemarkt, doch met name door de grote stijging van de gasprijzen van de laatste jaren, hebben de grote
oliemaatschappijen, en ook de regering, grote bedragen geïnvesteerd in het zoeken naar nieuwe gasvel-
den en dat zoeken is niet zonder resultaat gebleven. Men heeft grote velden ontdekt waarvan men voor
heen geen weet had. Men heeft ook velden ontdekt die vijf jaar geleden niet exploitabel zouden zijn
geweest, maar die nu, door de stijging van de gasprijs, wel exploitabel zijn. Een en ander heeft tot ge
volg gehad dat de gasprijs is blijven steken en dat de nationale overheid zich thans zorgen maakt, in
het kader van de inkomsten van het rijk, of er wel voldoende gas kan worden afgezet. Men is nu bij de
grote industrieën aan het leuren of zij alstublieft nog gas kunnen gebruiken. Om het plaatje nog iets
completer te maken kan ik hier nog bijvoegen dat Noorwegen op dit moment bereid is gas te leveren tot
aan de Nederlandse grens voor 36 cent per m3 en dat Rusland over enkele jaren met zijn gasleiding in
West-Europa doordringt en met de Noren gaat concurreren over de gasprijs. Wij hebben een veel klei
nere warmtevraag en wij bouwen minder woningen en dus is de wijk waarop het project geënt is minder
snel vol. Een en ander houdt in dat de aanloopperiode van de stadsverwarming veel langer en de aan
loopverliezen veel groter zullen zijn. Alsof dit nog niet genoeg is, is er tevens de stagnering en mis
schien zelfs wel een teruglopen van de aardgasprijs. In ieder geval zit de stijging die nodig is voor een
voldoende exploitatie van het stadsverwarmingsnet of, anders gezegd, voor een quitte spelen er niet
meer in. De economische ontwikkelingen van de laatste vijf jaar waren op het moment dat de raad van
Leeuwarden de beslissing nam om te starten met het stadsverwarmingsproject op grond van, naar mijn
smaak, de juiste gegevens niet te voorzien. Deze ontwikkelingen hebben echter wel grote gevolgen ge
had voor de stadsverwarming en dit beeld is ook landelijk te zien. De stadsverwarming zit overal in de
grootste moeilijkheden. Ik hoef daarover niet uit te weiden, want mevrouw De Jong heeft ons daarvan
al een exact relaas gegeven. Ik heb echter in dit kader grote moeite met de opmerking van mevrouw De
Jong dat de ontwikkelaars slippers en miljoenenfouten hebben gemaakt. Ik laat die opmerking graag
voor haar rekening. (Mevrouw De Jong: Ik heb hem ook gemaakt.) Naar mijn mening kunnen wij duide
lijk vaststellen dat de ontwikkelingen in het economische patroon en de wijzigingen in de kostenverhou-
dingen een dusdanige invloed hebben gehad op een project als de stadsverwarming dat daardoor de eer
ste berekeningen niet meer reëel waren. Ik ben dan ook niet bereid de opmerking van mevrouw De Jong
zelfs maar voor een klein gedeelte te onderschrijven.
Ik zal nu op de concrete vragen ingaan. Mevrouw De Jong heeft gevraagd of het college het over
leg met de verschillende instanties voldoende acht en of de adviezen die het college heeft gekregen zo-