8
hebben wel grote stroppen in verband met faillissementen van bedrijven en dat soort zaken, maar daar
gaat het hier niet om. Het gaat hier om de gewone afnemers en de cijfers die daarop betrekking hebben
steken gunstig af bij de landelijke cijfers die ik ook wel eens onder ogen krijg.
De heer Bijkersma heeft gevraagd wanneer de arbitrage inzake het stroominkoopcontract wordt af
gehandeld. Die vraag kan ik niet beantwoorden. Ik kan wel zeggen wanneer er met de arbitrage wordt
begonnen, doch dat is natuurlijk wezenlijk iets anders. Vanmorgen hebben wij van de provincie Fries
land een schrijven binnengekregen dat ik nu zal voorlezen: "Wij hebben kennis genomen van uw voor
stel het door u geconstateerde verschil inzake de hoogte en de wijze van berekenen van de additionele
vergoeding als bedoeld in bijlage I behorende bij de overeenkomst betreffende de levering van elektri
sche energie door de provincie Friesland aan de gemeente Leeuwarden voor te leggen aan een scheids
gerecht als bedoeld in artikel 11 van deze overeenkomst. In antwoord hierop delen wij u mee dat wij
hiermee akkoord gaan, evenals met de door u voorgestelde arbiters. Indien u dit wenselijk acht, zijn
wij gaarne bereid ons standpunt in een gesprek met u nog toe te lichten." Ik denk dat deze informatie
voldoende is.
De heer Siemonsma: De heer Miedema heeft nog niet antwoord gegeven op mijn uitdrukkelijke
vraag om welk aantal afsluitingen het gaat. Hij heeft gezegd dat het aantal minimaal is, maar ik zou
toch wel graag precies willen weten hoeveel.
De heer De Jong: Ik heb begrepen dat men, wanneer men in betalingsproblemen komt, verstoken
blijft van energie. Maakt de Frigas onderscheid tussen opzettelijke wanbetalers en mensen die in ver
band met noodsituaties in de betalingsproblemen zijn geraakt? Worden deze laatsten anders behandeld?
Ik hoop dat Frigas onderscheid maakt tussen deze twee groepen, maar ik wil het graag nog horen.
De heer Geersing: In 1981 lag het aantal afsluitgevallen op 80 90, in 1982 was dat aantal 101,
om precies te zijn. Deze 101 gevallen zijn allemaal zeer kortdurende afsluitgevallen geweest. (De
Voorzitter: De cijfers geiden vermoedelijk voor het hele werkgebied, dus niet alleen voor Leeuwarden.)
Ja, over de 58.000 aansluitingen in het werkgebied van Frigas, Noord-West Friesland, waren 101 af
sluitgevallen. De gemiddelde afsluitduur is een dag, hetgeen inhoudt dat vrij snel nadat de afsluiting is
gerealiseerd het geld binnenkomt. Uit deze cijfers en uit een vergelijking met het voorgaande jaar kan
niet worden geconstateerd dat het aantal afsluitgevallen sterk is toegenomen. Waarschijnlijk heeft dit te
maken met de goede afspraken die wij met de Volkskredietbank hebben over het bemiddelen in het geval
van betalingsproblemen bij afnemers. Het aantal gevallen dat zich via deze lijn heeft gemeld was onge
veer 50. Slechts 4ö 5 van deze gevallen heeft men niet tot een oplossing kunnen brengen. Met andere
woorden: dat waren de hopeloze gevallen en die gevallen leiden bij ons inderdaad tot afsluiting. Wij
kunnen geen onderscheid maken tussen opzettelijke wanbetalers en wanbetalers vanwege een noodsitua
tie. Om dit onderscheid te maken wordt juist verwezen naar een onafhankelijke, bemiddelende instantie
die daartoe veel beter in staat is dan wij. Vandaar dat heel goede samenwerkingspatroon dat, nogmaals,
leidt tot zeer goede resultaten. Daarnaast is er een tweede instantie die dit soort onderscheiden kan ma
ken en dat is de Sociale Dienst, onder andere ook die van de gemeente Leeuwarden. Het aantal geval
len dat zich via deze lijn laat afwikkelen is wat groter dan de voorgaande jaren. Ik ben er echter van
overtuigd dat deze instantie uiterst zorgvuldig te werk gaat bij het eventueel maken van onderscheid
tussen opzettelijk wanbetalen en wanbetalen vanwege een noodsituatie.
D. Diversen.
De heer Niemeijer: In punt 258 vragen wij of de raad op de hoogte kan worden gesteld van de acti
viteiten van de Coördinatiecommissie Energiebesparing. Wij weten dat de activiteiten van deze commis
sie tot voorstellen aan de raad hebben geleid, maar wij waren geïnteresseerd in de algemene beleids
overwegingen die bij de totstandkoming van de voorstellen hebben meegespeeld. Wij hadden misschien
de behoefte daarin mee te praten. Het antwoord op onze vraag is mij niet helemaal duidelijk. Er worden
verwachtingen gewekt, maar wij hebben, zoals reeds vaker gezegd, liever toezeggingen dan gewekte
verwachtingen. Er wordt verwezen naar vraag 267. Ik heb vraag 267 opgezocht, maar ik zie de relatie
met deze vraag niet. Ik heb mijn erratum er ook nog op nagekeken, maar dat heeft mij niet verder ge
bracht. Ik wil hierop nog graag een toelichting hebben. Mijn concrete vraag naar aanleiding van punt
258 luidt of het mogelijk is dat wij geïnformeerd worden over de totale aspecten van de overwegingen
van de Coördinatiecommissie Energiebesparing ten aanzien van voorstellen en de daaruit voortvloeiende
beslissingen.
Mijn tweede vraag gaat over punt 259. Ik begrijp uit het antwoord, maar ik wil het nog wel graag
9
even horen, dat onze suggestie betreffende de isolatie van wijk- en buurtaccommodaties in principe
wordt overgenomen. Men wil het althans bekijken. Ik blijf dan met een wat informatievere vraag zitten.
Er is indertijd een fonds energiebesparing ingesteld, waarbij door de raad als randvoorwaarde aan het
beschikbaar stellen van middelen daaruit is verbonden dat deze maatregelen als rendabel moeten worden
beschouwd. Als ik het woord rendabel goed begrijp, zegt het mij dat de maatregelen hun kosten weer
opbrengen. Ik vraag mij af hoe wij dan tegen het fonds moeten aanzien, want dan hoeft men waar
schijnlijk slechts tijdelijk een aanspraak op het fonds te doen. Ik heb ooit eens een notitie hierover ge
had, maar die ben ik helaas kwijt geraakt anders had ik mijn vraag misschien wat concreter kunnen stel
len. Misschien kan de wethouder mij nog aan deze notitie helpen.
De heer Siemonsma: Ik wil graag op vraag 257 ingaan. Ik begrijp het antwoord op de vraag niet zo
goed, tenzij het betrekking heeft op een landelijk genomen besluit ten aanzien van het gebruik van
atoomenergie. Daarover is inderdaad een beslissing genomen. Door deze zelfde overheid is er echter
ook een brede maatschappelijke discussie op gang gezet en worden mogelijkheden geschapen een deel
van de stroomnota's op aparte rekeningen te storten. Wanneer de raad in meerderheid er achter zou
staan, zie ik niet in waarom het niet mogelijk zou zijn, los van de landelijke situatie, een deel van de
gemeentelijke stroomnota in een fonds te storten met het oog op de ontwikkeling van alternatieve ener
giebronnen. Dit zou bij ons eigen energiebedrijf, waarvan wij neem ik aan stroom betrekken, mogelijk
moeten zijn zonder in aanvaring te komen met op landelijk niveau genomen beslissingen.
De heer Miedema (weth.): Ten aanzien van de vraag van de heer Siemonsma hebben wij ons als col
lege even afgevraagd wat hij bedoelt met de gemeentelijke stroomnota. Bedoelt hij de nota die wij
moeten betalen aan Frigas voor ons eigen totale stroomverbruik of bedoelt hij de nota die Frigas, en dus
de gemeente want het is het Gemeentelijk Electriciteitsbedrijf, moet betalen aan het PEB. Op beide
vragen past echter maar één antwoord en dat zal ik in alle openheid geven. Op dit moment zijn van de
37.000 stroomafnemers er 150 die gebruik maken van de mogelijkheid een deel van de stroomnota over
te maken op een speciale rekening. Over het stroominkoopcontract is in de raad al vaker gediscussieerd.
Wij hebben een contract met het PEB om stroom af te nemen tegen een bepaalde prijs. De raad heeft dat
contract goedgekeurd en aangezien dat een democratisch genomen beslissing is, moeten wij de overeen
gekomen prijs betalen. Als er een geschil ontstaat over de prijs kunnen wij arbitrage voeren, maar wij
dienen vooralsnog de overeengekomen prijs te betalen. Het college vindt dit een goede zaak en is niet
bereid daarvan iets, op welke wijze dan ook, af te dingen. (De heer Siemonsma: Het verhaal rond het
PEB is mij wel duidelijk, maar u heeft ook de eigen stroomrekening genoemd als ingang en dat heeft u
nog niet nader gemotiveerd.) Ik heb gezegd dat op beide vragen maar één antwoord past. Welke ingang
u ook kiest, het antwoord is hetzelfde.
De heer Niemeijer stelt enkele vragen over de Coördinatiecommissie Energiebesparing en het fonds
energiebesparing. Op dit moment zit er negen ton in dit fonds. De commissie is intensief bezig geweest
met het maken van energiebesparingsvoorstellen en die zijn ook verschillende malen in de raad geweest.
Aangezien de voorstellen alle zijn gedaan op basis van het rendabel zijn van het object, hetgeen ook
inhoudt dat de kosten van de onderzoekingen vaak zijn meegenomen in de subsidie, behoefde zeer wei
nig aanspraak te worden gemaakt op het fonds. Het college heeft zich dan ook beraden over de stand
van zaken van de het fonds ter beschikking staande middelen en de wijze waarop verder moet worden
gewerkt. Bij komende voorstellen over financiële zaken zult u een voorstel van het college tegenkomen
om zes ton van het fonds energiebesparing te gebruiken voor herwaarderingsdoeleinden, zodat er drie
ton in blijft zitten. U zult zich afvragen waarom er toch nog drie ton in het fonds blijft zitten. Dat is
omdat wij van mening zijn dat het een goede zaak is om in het kader van de energiebesparing toch nog
eens wat middelen te hebben om een project aan te vatten dat misschien niet volstrekt renderend is. Als
voorbeeld daarvan noem ik u dat wij als energiebesparingscommissie momenteel bezig zijn met het on
derzoeken van een project met zonnecollectoren voor het zwembad De Kleine Wielen. Zoals het nu
lijkt, zou een dergelijk project de eerste vier jaar niet rendabel zijn, maar op langere termijn wel, als
wij daarbij uitgaan van een openstelling van het bad van vijf maanden en een watertemperatuur van 20
graden C. Een dergelijk project zou misschien in aanmerking komen voor subsidie uit het fonds energie
besparing. Men kan op deze manier ervaring opdoen met alternatieve methoden. Het kan bovendien zijn
dat de provincie, die ook fondsen heeft op dit terrein, bereid is dit initiatief te ondersteunen. De ge
meente moet echter in het algemeen het voortouw nemen bij dergelijke projecten en daarvoor moet geld
beschikbaar zijn. Misschien dat het fonds energiebesparing hierbij een mogelijkheid is.
De heer Niemeijer: Ik wil op deze woorden van de wethouder even kort reageren. Ik moet zeggen
dat ik in hoofdlijnen blij ben met het antwoord, ofschoon wij blijkbaar het woord rendabel tussen aan-