14 lijke contacten die wij met de genoemde instanties hebben. Ik zit zelf bijvoorbeeld in het bestuur van het ETIF en wethouder Kessler zit in de Begeleidingscommissie Gewestelijk Arbeidsbureau. Daarnaast wordt jaarlijks overleg gevoerd met de Maatschappij voor Nijverheid en Handel en met de Kamer van Koophandel. Dit zijn zeer algemene gesprekken, waarbij de individuele bedrijven in Leeuwarden niet aan de orde komen, maar waarbij meer wordt gesproken over de algemene gang van zaken in Leeuwar den en over bepaalde wensen die bij het bedrijfsleven bestaan. Wij lichten van onze kant ook bepaalde, door ons genomen maatregelen, toe. In het verleden was er ook nog een overleg met het Zakencentrum. Dat is langzamerhand weggeëbd. Niet omdat wij een dergelijk gesprek niet meer willen voeren, maar alleen omdat bij die groep kennelijk wat minder behoefte bestaat aan een regelmatig overleg met de ge meente. In laatste instantie noem ik het overleg met de Regionale Raad voor de Arbeidsmarkt en hier komen de werknemers in beeld. Aanvankelijk was ik lid van deze raad, doch wethouder Miedema hee't dat overgenomen. Deze groep komt regelmatig bijelkaar en daarin ontmoeten wij direct de werknemers organisaties, want die zijn daarin ook vertegenwoordigd. Toen wij destijds begonnen met het overleg tussen de gemeente en verschillende instanties heb ik persoonlijk met de werknemersorganisaties over legd of er van hun kant behoefte was aan een periodiek overleg met de gemeente. Men heeft toen ge zegd dat die behoefte er niet was, maar dat men erop rekende te allen tijde met het gemeentebestuur te kunnen praten in het geval van probleemsituaties. Wij hebben volmondig toegezegd dat zij altijd wel kom waj-en bij ons, maar zij zijn tot op de dag van vandaag nog niet bij ons geweest. Los daarvan staan natuurlijk de gesprekken die wij in de vergaderingen van de Regionale Raad voor de Arbeidsmarkt voe ren en wij kennen daarom hun problemen wel. Ook los hiervan staan de contacten die wij hebben met werknemersorganisaties over problemen bij bepaalde bedrijven. Als men contact met ons opneemt - dot is al een paar maal gebeurd - in verband met een bedrijf dat in moeilijkheden zit, zijn wij volledig be reid samen te bekijken of wij ergens behulpzaam in kunnen zijn. Ik had er behoefte aan even een vol e- dig beeld te geven van het ontstaan van het overleg en de manier waarop een en ander draait. Mis schien wil wethouder Miedema nog verder op deze materie ingaan. De heer Miedema (weth.): Ik heb geen behoefte om nader in te gaan op punt 276, mijnheer de voorzitter, en wethouder Kessler zal de andere vragen die gesteld zijn beantwoorden. De heer Kessler (weth.): Naar aanleiding van de vraag van mevrouw De Haan over het werkgele- genheidsfonds wil ik het volgende opmerken. Wij hebben in december jongstleden al een eerste gedach- tenbepaling over het fonds gehad in de Commissie voor de Werkgelegenheid. Wij hebben toen nog geen besluiten genomen, maar uit die gedachtenbepaling is wel een soort teneur naar voren gekomen en die was dat het werkgelegenheidsfonds vooral zou moeten worden gericht op de marktsector en op de wat kleinere bedrijven. Echt grote bedrijven kan een gemeente nu eenmaal niet trekken en bovendien heeft men de bevoegdheid niet om grote bedrijven te ondersteunen. Een van de punten die in de commissie aan de orde is geweest is inderdaad het verstrekken van ga rantieleningen aan kleinere bedrijven, waardoor wat gemakkelijker bankkredieten kunnen worden ver kregen. Wij hopen in april een positieve beslissing van de raad te krijgen ten aanzien van het instellen van dit fonds. Het is daarbij de bedoeling dat wij, in de vorm van een raadsbrief, op papier zetten wat wij precies met dit fonds zullen gaan doen, op basis van welke criteria er geld uit geput kan worden, hoe de Commissie voor de Werkgelegenheid erbij betrokken dient te worden en dergelijke zaken meer. Ik kan mij heel goed voorstellen dat de manier waarop dit fonds in de openbaarheid wordt gebracht daarbij ook aan de orde wordt gesteld. Er is op dit moment een aantal zaken in ontwikkeling. Wij heb ben eerst een gedachtenbepaling gehad in de Commissie voor de Werkgelegenheid en komen binnenkort met dit onderwerp in de raad. De heer Siemonsma: Mag ik het antwoord van de voorzitter op vraag 276 zo interpreteren dat het college, wanneer vanuit de vakorganisaties het verzoek zou komen om een periodiek overleg in te stel len over werkgelegenheidssituaties en ontwikkelingen met betrekking tot werkgelegenheid, positief op dat verzoek zou reageren? (De Voorzitter: Zonder meer. Die afspraak is in het verleden gemaakt en blijft geldig.) Punten 281 te.m. 284. Mevrouw Wielinga— Graansma: Een vraag naar aanleiding van punt 281. Ik heb de rapportage over het Jong Bedrijven Centrum gelezen. Het blijkt dat er nogal veel onderzoeken zijn ingesteld en dat aar het ISP een subsidie van ik meen 1,1 miljoen wordt gevraagd. Ik heb gevraagd of het niet wat eenvou diger kan, want voor het plan dat in vraag 281 wordt besproken moet de gemeente in ieder geval nog 15 39.000,besteden. Ik heb gehoord dat er in Bakhuizen ook een Jong Bedrijven Centrum wordt ge sticht. Dat is in ongeveer veertien dagen van de grond gekomen. Ook in Bergum is binnen korte tijd een Jong Bedrijven Centrum gerealiseerd. (De Voorzitter: Wilt u dan eerst eens toelichten wat men in die plaatsen precies onder een Jong Bedrijven Centrum verstaat, want ik denk dat daar het knelpunt zit.) Ik heb uit de informatie de indruk gekregen dat het in beide gevallen om een Jong Bedrijven Centrum gaat en dus denk ik dat een Jong Bedrijven Centrum een Jong Bedrijven Centrum is. Er bestaat ook een mo gelijkheid om een ambachtsverzamelgebouw te realiseren, waarbij een beroep op het fonds Verordening Steun Bedrijven Stadsvernieuwing kan worden gedaan. Kunnen wij het, als de subsidie van het ISP niet lukt, ook op die manier proberen, want er zijn hier vast wel jonge bedrijven die graag de mogelijkheid willen krijgen om een Jong Bedrijven Centrum te stichten. De heer Miedema (weth.): Wij hebben over het stichten van een JBC gesprekken gevoerd met zowel de provincie, het ETIF en de Kamer van Koophandel. De laatste beide instanties hebben voldoende in gang bij het bedrijfsleven en ook voldoende kennis van zaken om te weten welke eisen aan een JBC mo gen worden gesteld. Een JBC kan op verschillende manieren worden geïnterpreteerd en de eisen die daaraan worden gesteld zullen dan ook verschillend zijn. Wij, dat wil zeggen de provincie, het ETIF, de Kamer van Koophandel en de gemeente, zijn duidelijk van mening dat het JBC dat wij hier willen stichten aan bepaalde minimale voorwaarden moet voldoen. Een van die voorwaarden is een goede be geleiding. De problemen die in andere centra optreden komen vaak voort uit het ontbreken van een goede begeleiding. De jonge ondernemers zijn actief, creatief en soms technisch en zij produceren met enthousiasme maar struikelen dan vaak over afzetproblemenOok de administratieve verwerking is nog wel eens een struikelblok, evenals het omgaan met vergunningen, aanvragen en contacten met de over heid. Informatie bij het JBC van Groningen en enkele andere JBC's heeft ons geleerd dat het hebben van een goede leiding een volstrekte eis is. In de oprichtingsvergadering van de stichting die de vorige week is gehouden hebben zowel de vertegenwoordigers van het ETIF als die van de Kamer van Koophan del gezegd dat zij afhaken op het moment dat de leiding ontbreekt. Zij willen geen verantwoordelijk heid dragen voor een JBC zonder leiding want die is gedoemd tot mislukken en de bedoeling van een JBC is juist om jonge ondernemers een kans te geven die zij anders niet krijgen. Willen deze mensen echt een goede kans krijgen, dan zullen daarmee de eerste jaren, de aanloopjaren, grote bedragen ge moeid zijn. Om die reden spreken wij in het rapport dan ook over een groot bedrag aan ISP-subsidie en dan moeten zowel provincie als gemeente ook nog enkele tonnen in het project steken. Als de subsidie met gerealiseerd kan worden, is het naar mijn mening niet verantwoord een JBC te stichten, want dan hebben de ondernemers geen reële mogelijkheden. Een heel andere zaak zou het zijn wanneer wij een leegstaande hal ter beschikking zouden stellen van mensen die wat willen knutselen en daar een bordje JBC boven hangen, maar dat staat ons in onze notitie niet voor ogen. Wij willen hulp bieden aan jonge ondernemers op essentiële punten en hun zo een kans bieden een bedrijf op te bouwen. Ik hoop dat in de loop van deze maand de exacte subsidie-aanvraag wordt verstuurd en dat die op korte termijn wordt be handeld. Wij zijn reeds bezig met het zoeken naar een lokatie waar het centrum kan worden gevestigd. De initiatieven, waarover mevrouw Wielinga spreekt, zijn op zich waarschijnlijk zeer waardevol en ik wil daarover geen kwaad woord zeggen, maar ik denk dat het om iets anders gaat dan dat wat ons voor ogen staat en dat is een JBC, zoals het in den lande wordt genoemd, met alle problemen vandien. De Voorzitter: Ik ben het met wethouder Miedema eens dat het hier niet de plaats is om een beoor deling te geven van wat men in andere plaatsen een JBC noemt. Ik kan in aanvulling op de woorden van de wethouder nog zeggen dat deskundigen van mening zijn dat het stichten van een Jong Bedrijven Cen trum nog als een experiment moet worden beschouwd, waarvan het resultaat nog moet worden afgewacht. In Groningen is reeds een centrum in bedrijf en het is nog steeds de vraag of er in het Noorden één dan wel ten hoogste drie JBC's van de grond kunnen worden gebracht. Wij zijn de vorige week in Den Haag geweest en ik heb het genoegen gehad over dit punt ook nog gesprekken te voeren. Op dit moment is het nog steeds de vraag of er in het Noorden meer JBC's van de grond kunnen komen en als die vraag bevestigend wordt beantwoord, staan wij in Friesland met elkaar achter het JBC, maar het laatste woord is wel aan Den Haag want er moet anderhalf miljoen gulden op tafel komen, nog ongeacht de bedragen die de provincie en de gemeente zelf bereid zijn te betalen. Ik hoop dat het u thans duidelijk is dat dit eel iets anders is dan de voorbeelden die mevrouw Wielinga noemde. (Mevrouw Wielinga-Graansma: Waar het mij om ging is dat jonge mensen, die geen werk kunnen krijgen, vaak zelf wel iets willen be ginnen en ik dacht daarom dat het ook wel iets eenvoudiger zou kunnen.) Datgene waar wij mee bezig zijn kan niet eenvoudiger. Wethouder Miedema heeft duidelijk gesteld dat de opzet dan mislukt en dat w'| zo'n centrum dan zelfs in Leeuwarden niet kunnen krijgen. U mag uw voorbeelden niet vergelijken jnet datgene waarmee wij nu al zo'n anderhalf jaar bezig zijn. Het zijn onvergelijkbare grootheden. Ik kan het niet duidelijker zeggen.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1983 | | pagina 8