28
nister over het SHF, waarop overigens wel wat valt af te dingen, de rapportage van de Taakverdelings
commissie en het tegenhouden van het ISP-geld voor de Algemene Faculteit. Het resultaat van al deze
ontwikkelingen zou tenslotte kunnen zijn dat Leeuwarden met lege handen achterblijft. Het komt er dan
nu ook op aan dat het Noorden zich niet laat verdelen door de voorstellen van de minister. Samen met
Groningen zal moeten blijven worden opgetreden voor uitvoering van de toezeggingen, namelijk het
schragen en uitbreiden van de universitaire poot in Leeuwarden met een volwaardige invulling van de
Algemene Faculteit met onder andere de studie Sociale Zekerheid. Het zal dan ook duidelijk zijn dat
mijn fractie de door mevrouw Brandenburg ingediende motie van harte ondersteunt.
Over enkele weken, mijnheer de voorzitter, komt er een einde aan een periode: de regering-
Brandsma wordt, bij wijze van spreken, ontbonden. Hoewel dit nog niet uw laatste vergadering als
voorzitter van de Leeuwarder gemeenteraad is, wil ik er toch - vooruitlopend op uw officiële afscheid -
enkele opmerkingen over maken. Ik wil enkele dingen noemen die mij bijgebleven zijn: een affiche,
waarop prins Claus leunend over het nieuwe gebouw van de Kamer van Koophandel, vraagt: Brandsma,
mut ut nou su? en leuzen als Brandsma mut fut. Hoewel wij het politiek onjuist vinden het gemeentelijk
beleid met een persoon te vereenzelvigen, klinkt in uw opmerkingen wel door hoe dominant uw positie
binnen het college van b. en w. is en was. Dat zegt iets over u, het zegt ook iets over de andere leden
van de colleges die u geleid hebt. Er klinkt in door dat u de baas was, niet meer, maar ook niet minder,
U was vaak de inspirerende, activerende, maar ook overheersende en overdonderende factor in het col
lege en de raad. U was degene die voor Leeuwarden een toekomst voor ogen had. De conflicten die on
ze fractie, zeker in het verleden, met u had, werden vooral veroorzaakt door het verschil in visie op de
toekomst van Leeuwarden. Een verschil dat mijns inziens dieper gaat dan wat bagatelliserend de genera
tiekloof genoemd wordt.
Een andere bron van conflicten vormde uw wijze van besturen: een tamelijk autoritaire, directe
manier met weinig begrip voor tegenspraak, wanneer die tegenspraak niet goed en terdege onderbouwd
was. Bovendien was u niet bepaald kampioen wat openbaarheid en openheid betreft. U wist vaak op
voortreffelijke manier uw zin door te drijven. Emotionele betogen - waarbij ik me soms niet aan de in
druk kon onttrekken dat ze gespeeld waren - speelden vaak een belangrijke rol als u de raad of commis
sies in meerderheid "plat" kreeg. Ik denk bijvoorbeeld aan wat bekend staat als de politie-affaire.
Maar, zoals ik in de aanvang al stelde, het feit dat u de baas was zegt net zoveel over u als over het
college en de raad, die kennelijk niet tegen u opgewassen waren.
Wij hopen dat de andere leden van het college na uw vertrek niet ontredderd achterblijven, maar
er in zullen slagen om net zo geïnspireerd te blijven werken en net zo vindingrijk te zijn als u - want
dat mag ook wel gezegd worden - om voor Leeuwarden uit het Haagse vat te slepen wat er in zit. Dat
dat nodig is heb ik in het voorafgaande nadrukkelijk aangegeven.
Overigens kan ik mij, voor wat betreft de landelijke touwtrekkerij die op dit moment aan de gang
is rond de te benoemen burgemeester in Leeuwarden, van harte aansluiten bij de opmerkingen die daar
over door mevrouw Brandenburg gemaakt zijn. Ook wij houden onverkort vast aan de uitspraken dat
Leeuwarden een PvdA-burgemeester moet hebben.
Namens mijn fractie wil ik waardering uitspreken voor de inzet en de betrokkenheid van het ambte
narenkorps. Ook voor hen is het werk er bepaald niet gemakkelijker en plezieriger op geworden. Het
lijkt mij bepaald geen pretje om dagelijks noodgedwongen bezig te zijn met bezuinigingsvoorstellen te
ontwikkelen, om dagelijks onder druk te werken of om dagelijks te zien dat er werk blijft liggen omdat
daarvoor geen geld is.
Dit jaar is niet alleen het jaar waarin burgemeester Brandsma afscheid neemt, maar ook is het dit
jaar 100 jaar geleden dat Karl Marx is overleden. Ik wil mijn algemene beschouwingen eindigen met
een citaat van Marx dat helaas nog steeds uiterst actueel is en dat voor mijn fractie het perspectief aan
geeft van onze dagelijkse arbeid in deze raad:
"Het gaat erom alle omstandigheden teniet te doen waarin een mens een vernederd, geknecht, een ver
laten en veracht wezen is."
Mevrouw De Jong: Mijnheer de voorzitter, bezuinigingen op de gemeente zoals door het rijk toege
past en de verzwaring van het takenpakket die onder andere de decentralisatie met zich meebrengt,
trekken een zware wissel op onze ambtenaren. Ik wil hen dan ook danken voor het meer dan vele werk
door hen verzet en mijn waardering daarover uitspreken. Ik dank ook de ambtenaren en mijn mede
raadsleden voor de goede sfeer van de afgelopen periode, het was fijn met hen samenwerken. Het doet
mij goed om ook dit keer hiermee te beginnen.
Mijn partij onderkent de pijnlijke noodzaak van bezuinigen en juist mijn partij onderschrijft het be
lang van decentralisatie. Maar wij hebben grote kritiek op de manier waarop het rijk hier invulling aan
geeft. Veel bezuinigingen hebben naar ons gevoel het karakter van hakken met de botte bijl en decen
tralisatie lijkt een afschuiven van rijkstaken naar lagere overheden, waarbij de daarbij behorende fi
nanciële middelen in Den Haag blijven hangen om er eigen rijksgaten mee te dichten. Eerder noemden
wij dit al een slecht voorbeeld van het profijtbeginsel.
Werkgelegenheidsbeleid heeft terecht in het beleidsplan 1983-1987 dezelfde hoge prioriteit gekre
gen als de stadsvernieuwing. Terecht, want het is een triest constateren dat de werkloosheid in onze ge
meente ook het afgelopen jaar onrustbarend is toegenomen. Juist nu dient het rijk zich de gemaakte af
spraken met betrekking tot de spreiding van rijksdiensten te herinneren en vooral na te komen! Er moet
een invulling komen van arbeidsplaatsen in het kader van het Integraal Structuurplan Noorden des Lands
(ISP). Verloren gegane arbeidsplaatsen tegen een steeds schreeuwender vraag naar werk. Een herverde
ling van arbeid lijkt ons hierop het enige eerlijke antwoord. Aan de gemeente de taak om hier de voor
trekkersrol te vervullen. Hopelijk kan de Commissie voor de Werkgelegenheid hierin een belangrijke
bijdrage leveren. Want werkloosheid is meer dan geen werk hebben en geconfronteerd zijn met een fi
nanciële achteruitgang. Het zijn vooral de sociale aspecten die gapende wonden slaan: het gevoel te
zijn afgedankt, niet meer mee te tellen en afhankelijk te zijn van en in een maatschappij die daarop
niet is ingesteld en steeds minder begrip toont en zich steeds harder opstelt. Juist tegen deze achter
grond vloekt elke kleffe gouden handdruk uit gemeenschapsgeld!
Inleveren is een gegeven waarmee wij nog moeten leren omspringen, als gemeente maar ook als in
dividu. Goed om daarom te beseffen dat er nu, ook zonder nieuwe inleveringsronde, een groep mensen
is die balanceert op de rand van de financiële afgrond, zoals bijvoorbeeld de uitkeringstrekkers. Ge
confronteerd met stijgende woonlasten en terugdringen van de huursubsidie, blijft hen weinig anders
over dan de uitzichtloze strijd om het naakte bestaan. En toch ook voor hen - hoe is het mogelijk - de
dreiging nog een stap terug te worden gedrongen, nog verder weg van een, wat ik wil noemen, leefbaar
bestaan. Het is Haags beleid, maar omdat het een grote groep Leeuwarder burgers betreft, vooral een
Leeuwarder zorg!
Stadsver(w)arming vergde tot nu toe gretig zo'n 15 miljoen en steekt dan ook schril af tegen maat
regelen van bezuinigen en inleveren. Nog deze week valt de definitieve beslissing over het project,
maar ik wil en kan er nu niet stilzwijgend aan voorbij gaan, omdat ik niet weg wil lopen voor mijn ei
gen verantwoordelijkheid zoals door de heer Bijkersma is aangehaald. Mede door mijn verantwoordelijk
heid is deze beslissing genomen en daarom hecht ik er ook zo'n grote waarde aan om dit punt aan de or
de te stellen. Eerder sprak ik over slippers en miljoenenfouten. Een opmerking die uiteraard volledig
voor mijn rekening kwam en komt, want ik herhaal mijn kritiek en ik deel de mening van het college
niet dat het mislukken van het project puur een gevolg is van onvoorziene omstandigheden. Juist advi
seurs dienen visie te tonen en te voorzien wat menselijkerwijs te voorzien is geweest. Dit mag zeker ge-
eist worden van adviseurs die adviseren in besteding van gemeenschapsgeld! Een aanwijsbare fout in de
KEMA-rapportages en de daarbij behorende financiële opzet - en uiteraard de beslissing die de raad
daarover genomen heeft -, was de te hoog gehanteerde aansluitwaarde en warmtevraag. Ik noem dit een
fout, een aanwijsbare en vooral te voorziene fout! In de KEMA-rapportage van 18 januari 1982 en het
aanvullend KEMA-rapport van 25 november 1982 is uitgegaan, voor de nieuwbouw, van een gemiddelde
aansluitwaarde van 11 kWh wat neerkomt op een warmtevraag van 60 GJ. Een rapportage dus uit 1982.
Echter al in 1981 was de model bouwverordening van kracht en op grond daarvan had de aansluitwaarde
9,6 kWh voor eengezinswoningen en 6,5 kWh voor meergezinswoningen moeten bedragen en de warmte
vraag 54 GJ voor eengezinswoningen en 27 GJ voor meergezinswoningenNiet alleen een verschil in
kWh en GJ, maar ook een scheef opgezet financieel plaatje.
De KEMA-cijfers afzettend tegen de cijfers die de in 1981 van kracht geworden bouwverordening
laten zien vertonen een verschil in warmtevraag van 19% en een verschil van maar liefst 20% in aan
sluitwaarde, hetgeen betekent dat volgens KEMA-berekeningen er een teveel aan vermogen van 20%
wordt opgesteld. Dat noem ik niet niks. In de hele financiële opzet van een dergelijk project is de be
rekende aansluitwaarde en warmtevraag een van de belangrijkste peilers en ik stel dat daar een aanwijs
bare en te voorziene fout is gemaakt. De KEMA-deskundigen hadden in 1982 moeten uitgaan van de re-
a''teit dat in 1981 de modelbouwverordening van kracht was geworden. Het financiële plaatje had er
dan heel anders uitgezien.
In de nieuwste rapportage van de Nederlandse Energie Ontwikkelings Maatschappij (NEOM) wordt
dan ook uitgegaan van een warmtevraag die meer in overeenstemming is met de realiteit van het mo
ment. Ik blijf een en ander een discutabele factor noemen, omdat de woningbouwplanning tot ver in de
|aren '90 loopt en ieder kan waarnemen dat de bouwwereld inspeelt op de vraag naar materialen met een
hogere isolatiewaarde.
Onlogisch en niet passend bij het adviseursschap noem ik het feit dat in de rapportages wel is uit
gegaan van oplopende brandstofprijzen, maar totaal over het hoofd is gezien dat mensen juist daar
door noodgedwongen, om de kosten in de hand te houden, isolatiemaatregelen treffen. Dit geldt dan