31
Verslag van de handelingen van de Gemeenteraad van Leeuwarden van maandag, 11 april 1983.
RAADSVERGADERING van maandag, 11 april 1983, aanvang 20.00 uur.
36
Van ingediende of nog in te dienen moties zal ik met belangstelling kennis nemen. Aard, strekking
en inhoud van deze moties zullen mijn stemgedrag bepalen.
Ik wil besluiten het college van b. en w. hartelijk dank te zeggen voor het vele en omvattende
werk dat verricht is. Ik verzoek het college tevens mijn dank over te brengen aan allen die, in welke
positie en op welk niveau dan ook, werkzaam zijn binnen het gemeentelijk apparaat.
Moge Gods zegen rusten op al ons werk.
Ik dank u wel, mijnheer de voorzitter.
De Voorzitter: Ik constateer dat er geen financiële beschouwingen meer worden gehouden en dat
wij de eerste instantie kunnen afsluiten. Mij bereikte zonet het verzoek om vanavond om acht uur ver
der te gaan met onze werkzaamheden. Ik ga ervan uit dat niemand daar bezwaar tegen heeft. Ik wens
een ieder smakelijk eten.
De Voorzitter schorst, om 17.45 uur, de vergadering tot 20.00 uur.
(vervolg van de middagvergadering van 11 april 1983)
Aanwezig 37 leden.
PvdA de dames E. Brandenburg-Sjoerdsma, H.J. de Haan-Laagland, A. Jongedijk-Welles,
G. Visscher-Bouwer, J.G. Vlietstra en T. Wielinga-Graansma en de heren P. Bron, ir.
C.G.H. Geerts (weth.), H. ten Hoeve, J.F. Janssen, ir. G.A. Kessler (weth.), H.
Meijerhof, J. Schagen, ir. J.A.F.A. Timmermans en G. de Vries (weth.).
CDA mevrouw A. Willemsma-de Jong en de heren T.A. Boelens, D.E. Heere (weth.), H.
Jansma, C. de Jong, W. Miedema (weth.), mr. H.S. Pruiksma, N. Sterk, P.J. Sijbe-
sma en L. Visser.
VVD mevrouw M.A. van Dijk-van Terwisga en de heren J. de Beer, R. Burg, J.R. Bijkersma,
H. Dubbelboer en J .A. H. IJestra.
PAL mevrouw J. van der Werf en de heren J.D. Niemeijer, S.F. Siemonsma en P.D. van
der Wal
D'66 mevrouw J. de Jong.
GPV/RPF/SGP: de heer J. Buurman.
Voorzitter: de heer J.S. Brandsma, burgemeester.
Secretaris: de heer mr. W.J.G. Reumer.
Voorts zijn aanwezig: de heren G.J.P. van den Berg, hoofd van de afdeling Welzijn, P. de Boer,
hoofd van de afdeling Financiën en Belastingen, drs. A. J. Burger, ambtenaar van de afdeling Financiën
en Belastingen, H. Flinterman, hoofd van de afdeling Ruimtelijke Ordening en Volkshuisvesting, mr.
W.L. van Harinxma thoe Slooten, hoofd van de afdeling Kabinet en Algemene Zaken, mr. J. Knottne-
rus, hoofd van de afdeling Onderwijs, mr. H.A. Lassche, adjunct-secretaris, en drs. H. Sikkema,
hoofd van de afdeling Economische Zaken, Beleidsplanning en Organisatie.
Punt 1a (vervolg).
De Voorzitter: Dames en heren, ik neem aan dat het goede ondertussen door u is genoten. Wij heb
ben dan ook weer moed om een paar Uurtjes met elkaar te praten. Met veel aandacht en herhaaldelijk
ook met belangstelling hebben wij de algemene beschouwingen van de fractievoorzitters gevolgd. Thans
zullen wij ingaan op de verschillende opmerkingen welke zijn gemaakt, vooral in die gevallen waarin
vragen aan het college zijn gesteld dan wel zodanige kanttekeningen zijn geplaatst, waarop een directe
reactie van onze kant door u mag worden verwacht. Mijn aandeel daarin is de volgende.
De algemene beschouwingen zijn naar wij aannemen in belangrijke mate duidelijk mede bedoeld om
de politieke zienswijze van de fracties aan te geven met betrekking tot het te voeren beleid zoals dat
onzerzijds mede is uitgewerkt in het thans aan de raad voorgelegde beleidsplan over de periode 1983—
1987 en de daarmee samenhangende en daaruit voortvloeiende begroting voor het dienstjaar 1983. Ik
zou aJereerst willen opmerken dat een tweetal uitgangspunten voor ons als harde gegevens zijn respec
tievelijk moeten worden gehanteerd. Enerzijds is dat het collegeprogramma en anderzijds zijn dat de fi
nanciële mogelijkheden welke wij hebben en die helaas, zoals verschillende sprekers ook hebben opge
merkt, onder zware druk staan. Met mevrouw Brandenburg kan ik het eens zijn als zij stelt dat er weinig
verschil van mening kan zijn over het feit dat er bezuinigd moet worden, maar dat die er wel kan zijn
over de vraag naar de mate en het tempo waarin en de wijze waarop. Dat wij bij de stappen die gezet
moeten worden voortdurend en consequent zoveel als mogelijk is rekening zullen moeten houden met de
zwakkeren in de samenleving, zal en kan ons inziens nauwelijks verschil van mening geven.
De heren Bijkersma en Buurman hebben opmerkingen gemaakt over het feit dat wij eerst heden de
begroting voor het nieuwe jaar aan de orde stellen, terwijl dat formeel voor 1 januari van dit jaar had
moeten gebeuren. Formeel moet dat zelfs voor 1 november van het vorige jaar, maar die datum is niet