50
sisschool komt op ons af en als men al deze ontwikkelingen plaatst tegen de achtergrond van de bezuini
gingen die in het onderwijsveld zijn aangebracht, dan vraag je je inderdaad af wat daar straks in de
praktijk van terecht komt. Want in plaats van dat het rijk ons iets extra's geeft om al deze ontwikkelin
gen tot stand te brengen, gaat men hierop bezuinigen. Iets extra's is er voorlopig niet bij, wij zullen
waarschijnlijk moeten vernieuwen met een lege beurs en wij vragen ons af wat daarvan in de praktijk
precies terecht komt. Overigens weten wij tot op dit moment nog niet wat het rijk enige weken geleden
ten aanzien van de onderwijsbegroting precies besloten heeft. De circulaires die daarop betrekking heb
ben moeten nog worden ontvangen.
De integratie van het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderwijsbegeleidingsdiensten/Schoolad
viesdienst bevindt zich in de fase waarin de besturen en de inspraakorganen van deze diensten een over
gangsnota zullen krijgen voorgelegd. Zodra deze nota daarin is behandeld zal een en ander ook in onze
Commissie voor het Onderwijs, in b. en w. en in de raad aan de orde worden gesteld.
De heer Pruiksma heeft gezegd dat het onderwijs zelf naar een nieuw stabilisatiepunt zal moeten
zoeken. Dat is juist en de werkzaamheden zullen waarschijnlijk op een lager niveau uitgevoerd moeten
worden, zoals dat ook het geval is met andere zaken waarop bezuinigd wordt. Wij zullen heel kritisch
moeten kijken waar wij mee bezig zijn. In dat kader heeft de heer Pruiksma gezegd dat gestopt moet
worden met de experimenten en dergelijke die in het onderwijs aan de orde zijn en dat er geprobeerd
moet worden om orde op zaken te stellen van dingen waar wij mee bezig zijn. Hij heeft daarin onder
meer een aantal interessante gedachten neergelegd die wij graag tot ons nemen. Een aantal elementen
zullen wij graag bepleiten op de plaats waar die thuishoren, namelijk bij de Vereniging van Nederland
se Gemeenten (VNG), want deze maatregelen hebben uiteraard betrekking op rijkssferen. Overigens is
het zo dat de VNG in discussies met de regering al jarenlang heeft gepleit voor decentralisatie van de
onderwijsfinanciering. Wij delen de opvatting dat de gemeenten meer vrijheid van handelen zouden
moeten hebben, maar dat vergt principieel een andere wetgeving dan de wetgeving waaronder wij de
zaak op dit moment kunnen laten functioneren. Ik zou de heer Pruiksma willen uitnodigen om bij zijn
landelijke geestverwanten deze materie eens sterk aan te moedigen, want tot nu toe hebben wij met na
me vanuit die kring niet zoveel adhesie gekregen om deze weg met elkaar in te slaan.
Ik wil nog even ingaan op datgene wat de heer Buurman heeft gezegd. Hij heeft een interessant en
principieel betoog gehouden over de onderwijssituatie. Op een gegeven moment was ik bang dat gezegd
zou worden dat wij als gemeente de pacificatie niet helemaal serieus zouden nemen en dat wij ons met
dingen zouden gaan bemoeien die niet des gemeentes zijn. Ik wil er nog graag even op wijzen dat wij
als gemeente een tweeledige taak hebben in het onderwijs. In de eerste plaats zijn wij met elkaar het
bestuur van het openbaar onderwijs en in de tweede plaats moeten wij als gemeente de voorwaarden hel
pen scheppen om het onderwijs in het algemeen zo goed mogelijk tot ontwikkeling en tot ontplooiing te
brengen. Het is met name in het kader van dat laatste geweest dat wij als gemeente meedoen in de pro
jectgroep Samenwerkingsverband, een overleg tussen openbare en algemeen bijzondere scholen voor la
ger beroepsonderwijs. In onze gemeente is heel wat in beweging op dit terrein en ook met name ten
aanzien van de zorg die er bestaat omtrent het aanbod van leerlingen. In de nabije toekomst zal er
sprake zijn van een sterk dalend aantal leerlingen. Dit feit noopt ons er toe, wil het lager beroepson
derwijs in onze gemeente niet verschralen, om met elkaar na te gaan hoe wij maatregelen kunnen nemen
om met de bestaande instellingen tot een gemeenschappelijke aanpak van de problemen te komen. In dat
kader zullen wij onze taken met voortvarendheid, als dat kan, blijven vervullen.
De heer Miedema (weth.): Mevrouw Brandenburg heeft gesproken over het groot onderhoud en heeft
met name het Valeriuskwartier genoemd. Wethouder Geerts heeft daarover ook al een paar opmerkingen
gemaakt. Het Gemeentelijk Woningbedrijf is, zoals de raad weet, bezig met het groot onderhoud aan
ongeveer 1.000 woningen in Heechterp. Op heel korte termijn gaan wij de betreffende commissie voor
stellen om nog een aantal projecten bestekklaar te maken zodat wij die, als er een apart fonds in hef
kader van de werkgelegenheid beschikbaar komt en Leeuwarden daar gebruik van kan maken, zo kunnen
overhandigen. Wij stellen ons voor om op korte termijn de Commissie voor het Woningbedrijf de priori
teit en de keuzen dienaangaande te laten maken. Ik hoop dat dat zal lukken. De werkdruk wordt erg
hoog bij het Gemeentelijk Woningbedrijf, maar ik denk dat wij die misschien kunnen oplossen door in
schakeling van de Stichting Stadsvernieuwingskorporatie Leeuwarden of door uitbesteding. Wij moeten
in ieder geval een aantal projecten rond hebben die wij in kunnen leveren zodra er in het kader van de
nota Bouwen werkt een vraag komt van de provincie of uit Den Haag.
Mevrouw Brandenburg heeft ook gesproken over een evaluatie met betrekking tot de hernieuwde
start van de Commissie voor de Welstandszorg. Zij weet dat die evaluatie is toegezegd en uit die we
tenschap vraagt zij hier waarschijnlijk ook naar. Wij zijn in september op basis van nieuwe richtlijnen
gestart met deze commissie. Het is een nieuwe commissie met een nieuwe voorzitter. Om ongeveer een
51
halfjaar na de start de evaluatie klaar te hebben is toch iets te vroeg. Ik wil daarvoor graag iets meer
tijd hebben.
De heer Pruiksma heeft gesproken over de voorzieningen in CamminghaburenDe heer Geerts heeft
daarop geantwoord en heeft gevraagd of ik op een bepaald punt nog iets nader zou willen ingaan. Ik
heb met de financier, met de Kamer van Koophandel en Fabrieken, met de rijksconsulent voor Handel,
Ambacht en Diensten en met vertegenwoordigers van het bedrijfsleven een aantal gesprekken mogen
voeren over deze problematiek. In het bestemmingsplan Camminghaburen is een winkelcentrumgebied
opgenomen. Camminghaburen zou snel worden volgebouwd en er zou een fantastisch goed winkelcentrum
komen. Inmiddels stagneert de woningbouw waardoor er ook geen basis is voor de centrumvoorzieningen
die gepland zijn. Er zijn discussies gevoerd over de vraag of het aan te bevelen is om op dit moment in
het bestaande centrum een klein winkelcentrum te vestigen en op termijn in het zuidelijk deel maar eens
te zien hoe het dan verder moet met een dergelijke voorziening. Na ampele overwegingen hebben de
deskundigen geadviseerd om geen klein winkelcentrum te realiseren. Voor een wijk als Camminghaburen
moet heel duidelijk worden vastgehouden aan één centrum. Wij gaan er vanuit dat er in 1986 in de wijk
Camminghaburen ongeveer 6.000 6 7.000 mensen wonen. Volgens de ondernemers moet het dan reëel
mogelijk zijn om definitief een deel van het winkelgebied in Camminghaburen te realiseren. Realisering
van ongeveer 1.300 6 1.400 m2 brutovloeroppervlak in de winkelbranche is echter ook afhankelijk van
een aantal andere zaken, onder anderen van de ontwikkeling van de economie. Stedebouwkundig ge
zien krijgen wij ook nog met problemen te maken bij de bouw van het centrum, hetgeen de nodige in
ventiviteit van onze architecten zal vragen. Wij hebben echter nog tijd om die bouw voor te bereiden.
Volgens de ondernemers, de financier en het Ministerie van Economische Zaken moet een en ander mo
gelijk zijn en ik hoop dat dat zal lukken.
De heer Bijkersma heeft gesproken over de bouw van een derde vuilverbrandingsoven. Hij heeft ook
gevraagd hoe het komt met het huidige ovenbestand en heeft het advies gegeven om erg voorzichtig te
zijn met het gescheiden ophalen van huisvuil en de verdere ontwikkeling daarvan. Ik heb zijn betoog
met verbazing aangehoord. Met de opmerkingen van de heer Bijkersma heb ik toch wat moeite, mijnheer
de voorzitter. Als men de problematiek van de vuilverwerking in een dun bevolkte provincie als Fries
land op zich laat inwerken, dan moet men toch onder de indruk komen van de gigantische hoeveelheden
afval waar een oplossing voor gevonden moet worden. Als men de cijfers ziet van de afval productie in
de provincie Friesland, dan noopt dat gewoon tot een vorm van gescheiden ophalen waar wij heel moei
lijk onderuit kunnen. Ik constateer met genoegen dat, wat het oud papier betreft, steeds meer wijken en
verenigingen actief worden. Het ophalen van oud papier is ook een vorm van gescheiden ophalen die
automatisch door de maatschappij wordt opgenomen, hetgeen erg plezierig is. Daarnaast valt nog te
denken aan de glasinzameling en aan het gescheiden ophalen van blik en dergelijke. Alle mogelijkhe
den die er zijn om de hoeveelheid te verwerken vuil te verminderen moeten wij aangrijpen. Dat is ge
woon een opdracht die wij als overheid in het kader van milieu en landschap tot ons moeten nemen. Als
de heer Bijkersma zegt dat wij hierbij de economische basis, de kostprijs, duidelijk in de gaten moeten
houden dan ben ik dat met hem eens. Maar van zijn opmerking dat wij voorzichtig moeten zijn met het
gescheiden ophalen van huisvuil wil ik mij distantiëren. Ik denk namelijk dat het gescheiden ophalen
van huisvuil een goede zaak is en op redelijke termijn ook een noodzaak is.
De heer Bijkersma heeft ook zijn zorgen uitgesproken over de ontwikkelingen rond de veemarkt in
verband met de aanvoer. Ik ben dat met hem eens. De ontwikkelingen rond de werktijdverkorting en een
langer weekend zijn ongunstig voor de positie van de Leeuwarder veemarkt. Ik kan de heer Bijkersma
echter ook mededelen dat de gemeente Leeuwarden enkele jaren geleden erg actief geweest is om een
andere marktdag te krijgen. De marktdag wordt vastgesteld door de minister aan de hand van de vee
marktkalender. Er waren geen mogelijkheden voor een andere marktdag. Ook het vervoersbedrijf had
grote problemen met een andere marktdag. Wij moeten erg voorzichtig zijn met een verandering van
marktdag omdat iedere handelaar zijn eigen dag en eigen plaats heeft. Gaat men de marktdag wijzigen
dan zijn de gevolgen niet duidelijk in te schatten. Wij moeten dus voorlopig de vrijdag als marktdag
handhaven, maar wij moeten wel proberen om de markt 'smorgens zo vroeg mogelijk van start te laten
gaan zodat het probleem, dat de heer Bijkersma terecht signaleert, zo klein mogelijk wordt gehouden.
Volgens de heer Bijkersma is de maandagmiddagmarkt te laat van start gegaan. Men had ook wel
eerder kunnen starten volgens hem. Ik ben dat niet met hem eens. Het verzoek van de ambulante handel
heeft ons vorig jaar omstreeks mei bereikt. Wij hebben daarover overleg gevoerd met het bedrijfsleven
in deze stad en met de betreffende commissie. Nadat het groene licht gegeven werd voor het houden
van de maandagmiddagmarkt is er een gesprek geweest met de ambulante handel. Van die kant is gezegd
dat men enige voorbereidingstijd nodig had en dat ook het jaargetijde voor de start van de markt erg be
langrijk is. In overleg met de ambulante handel is besloten om de start van de maandagmiddagmarkt uit
te stellen tot het voorjaar. Wij zijn dus niet te laat, mijnheer Bijkersma, volgens mij zijn wij mooi op