57
steeds af, terwijl tegelijkertijd het aanbod van arbeidskrachten toeneemt. Het aantal langdurig werklo
zen neemt fors toe. Van een doelgericht werkgelegenheidsbeleid is geen sprake. Maar er zitten evenwel
grote nadelen aan het opschorten van de sollicitatieplicht, leder die dat zou wijlen zou daarmee de mo
gelijkheid krijgen te kiezen voor een arbeidsloos inkomen. Ons uitgangspunt blijft voorlopig dat ieder
mens, man en vrouw, in het eigen levensonderhoud zal moeten kunnen voorzien. Belangrijk is natuurlijk
wel de vraag hoe de sollicitatieplicht wordt gehanteerd. Wethouder De Vries heeft daar ook al over ge
sproken. Stringente toepassing daarvan vinden ook wij onjuist, soepelheid moet het uitgangspunt zijn.
Met het onlangs door b. en w. vastgestelde versoepelde sanctiebeleid wordt ons inziens voldoende reke
ning gehouden met zowel een zeer soepele toepassing van de sollicitatieplicht als een voorzichtige toe
passing van de santies. Wij kunnen deze beide moties dus niet steunen. In het geval mensen onder het
bestaansminimum terecht komen hebben wij er vertrouwen in dat wij voor die situatie een oplossing kun
nen vinden.
Ik wil ook nog even reageren op datgene wat de heer Buurman heeft gezegd. Hij heeft een interes
sant betoog gehouden, onder anderen over de luis in de pels die er niet mocht zijn. Wij hebben een wat
andere opvatting over een luis in de pels, want wij vinden dat je dan moet krabben zodat je wakker
blijft. De heer Buurman heeft ook iets gezegd over vrouwen en ik wil hem vragen of hij toch ook niet
vindt dat vrouwen talenten hebben meegekregen en dat ook zij de plicht hebben om daarmee te woeke
ren en dat zij hun licht niet onder de korenmaat hoeven te zetten. (De heer Buurman: Daar kan ik een
bevestigend antwoord op geven.) Het komt mij dan vreemd voor dat al die miljarden vrouwen op deze
aarde metal hun verschillende talenten geschikt zouden zijn voor hetzelfde soort werk in de zorgsector
waarin de heer Buurman hen blijkbaar allemaal zou willen plaatsen. Ik wil ook nog opmerken dat het
gezin, dat de heer Buurman ten tonele voert, nog niet zo verschrikkelijk oud is. De heer Buurman meent
misschien dat het instituut gezin er altijd geweest is, maar ik zou hem willen aanraden om daar eens iets
over te lezen. De heer Heere heeft de heer Buurman ook al aanbevolen om een bepaald boekwerk te
gaan lezen. Vrouwen hebben de laatste jaren heel wat over de geschiedenis van de vrouw die is onder
gesneeuwd "vrijgekrabd", als ik het zo mag zeggen. Ik zou de heer Buurman deze geschiedenis in zijn
aandacht willen aanbevelen. (De heer De Jong: Welk boekje heeft u op het oog, mevrouw Brandenburg?
Ot en hoe gaat het nou met Sien?)
D'66 heeft in hoofdzaak gesproken over de problematiek van de stadsverwarming. Wethouder Mie-
dema heeft daarop geantwoord. Met mevrouw De Jong en wethouder Miedema ben ik het eens dat het
nog een hele klus zal worden om dit project naar tevredenheid af te ronden.
De heer Pruiksma: Ik wil allereerst mijn dank uitspreken aan het adres van u, mijnheer de voorzit
ter, over het feit dat u zich zo bijzonder veel zorgen maakt over de inrichting van mijn agenda door mij
te adviseren mijn vrije tijd wat op te vullen door zitting te nemen in de regioraad of anderszins. U hebt
daarbij overigens niet verzuimd wat suggestief te citeren uit mijn verhaal. Ik heb namelijk gezegd dat
ons bezwaar tegen het ontstaan van een vierde bestuurslaag sluipenderwijs naderbij wordt gebracht en
dat zoiets een eigen leven gaat leiden. De voorzitter spreekt in dat verband over verlengd lokaal be
stuur, maar hij zal het waarschijnlijk met mij eens zijn dat je dat alleen maar kunt realiseren, ook in
zijn visie, via een extra schakel die een en ander op zal moeten bouwen. Ik wil u, mijnheer de voor
zitter, niettemin danken voor de zorg die u aan mijn persoonlijk leven besteedt.
Óver de vierbaanswegverbinding rijkswegen 9 en 32 hebben wij al gesproken. Na overleg tussen de
fracties zal de raad morgen waarschijnlijk met een motie komen. Ik heb met instemming kennis genomen
van het feit dat het college ons standpunt daaromtrent deelt.
De voorzitter heeft over de politie gezegd dat een redelijke uitbreiding van de sterkte van het
korps tegemoet zal kunnen worden gezien. Wij gaan er dan wel vanuit dat, mede gelet op datgene wat
wij daaromtrent in de algemene beschouwingen hebben gezegd, de problemen die wij hebben gesigna
leerd dan zo mogelijk een hogere prioriteit zullen krijgen dan ze nu noodwendig hebben in verband met
de situatie van dit moment. Wij hebben overigens ook met instemming kennis genomen van de medede
ling van de voorzitter dat de leiding van de politie alle medewerking zal verlenen bij noodzakelijke
veranderingen. In dat verband hebben wij gesproken over de wellicht te constateren wenselijkheid om
tot een mentaliteitswijziging op onderdelen te komen.
Wethouder Kessler heeft in zijn eerste instantie gesproken over het wetsontwerp inzake de specifie
ke uitkeringen. Hij heeft de toezegging gedaan dat de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG),
los van de inbreng die Leeuwarden daaromtrent zou hebben, zal blijven hameren op de verdeling van de
pijn voor zover althans betreffende de onevenredigheid van het gemeentelijk aandeel daarin. In mijn
algemene beschouwingen heb ik ook gewezen op het feit dat het aandeel van de kortingen op het Ge
meentefonds 13,75% uitmaakt van de voorgenomen bezuinigingen, in totaal 6 miljard, terwijl het even
redige aandeel van het Gemeentefonds, uitgaande van de totale rijksuitgaven, in die totale bezuinigin
gen ongeveer 8,5% zou moeten zijn.
De wethouder heeft in dit verband ook gesproken over deregulering. Ik heb hierover in mijn bijdra
ge aan het debat bewust niet gesproken, omdat wij van oordeel zijn dat aan het punt van deregulering
teveel haken en ogen zitten om daarover hier vlotweg uitspraken te doen. Ik denk namelijk dat het uit
gangspunt van deregulering op zich zonder meer verwoestend op bepaalde beleidsterreinen zal uitwer
ken. Als ik wethouder Kessler verder goed heb beluisterd dan noemt hij deregulering dat wat ik geneigd
ben aan te duiden als vormen van decentralisatie. Misschien dat onze gedachten daar weer bij elkaar
komen. De wethouder heeft ook gereageerd naar aanleiding van onze opmerking over de opbrengsten/
winsten die ontstaan uit de overheveling van taken naar de gemeenten. Die opbrengsten/winsten zullen
inderdaad ten goede moeten komen aan de gemeenten.
Over de belastingen heeft wethouder Kessler gezegd dat die nog niet op artikel 12-niveau zitten.
Als je de huidige hoogte van de belastingen bekijkt dan mag je hopen dat dat niveau nooit zal worden
bereikt, want wij zitten nu al vrij hoog in de boom. Bovendien zegt de wethouder dat er in de belas
tingsector, en met name in de sector van de onroerend goedbelasting, natuurlijk meerdere niveaus zijn
die de wettelijke bovengrens bepalen. Naast het bestaan van het artikel 12-niveau is er ook nog de
wettelijke limiet die aan de opbrengst van de onroerend goedbelasting is gesteld, hetgeen een bepaald
probleem zal kunnen vormen.
Wij hebben met instemming kennis genomen van het feit dat er nagegaan zal worden of er voor jon
geren op korte termijn, vooruitlopend op de werkgelegenheidsnota, iets kan worden gedaan. Wij zijn
ons er inderdaad van bewust dat men een en ander niet van de ene op de andere dag tot stand kan bren
gen. Wij hebben er begrip voor dat nieuwe prioriteiten door het bestaande apparaat moeten worden op
gehoest, zodat wij in zoverre niet de neiging hebben om de wethouder op dat punt de pin op de neus te
zetten. Wij hebben wel nadrukkelijk de aandacht van het college voor dit aspect gevraagd. Onze con
clusie is dat het college en de CDA-fractie het eens zijn over het feit dat en hoe deze materie wordt
aangepakt. Dat met de nota Mag ik u helpen niet over één nacht ijs moet worden gegaan is in zijn al
gemeenheid juist, maar wij willen toch niet nalaten op te merken dat vraagstukken, zoals de wethouder
zich uitdrukte, nog niet noodwendig problemen hoeven te zijn.
Wethouder Geerts heeft gesproken over de algemeen geconstateerde overmaat van vestigingsmoge
lijkheden voor een- en tweepersoonshuishoudens. Wij hebben daar niet over gesproken, dus kan er van
een algemene constatering nauwelijks sprake zijn. Voor men zo'n uitspraak doet, zou men wat cijferma
teriaal over dit punt moeten hebben. In dit verband wil ik eraan herinneren dat wij nooit de eerste zijn
geweest om in deze sector rücksichtslos en overmatig te bouwen. Wij zouden in dit stadium eerder het
standpunt innemen dat je pas een eindoordeel over deze hele affaire kunt geven, mede gelet op bijvoor
beeld het probleem van de bejaardenhuisvesting, als het cijfermateriaal daaromtrent op tafel zou komen.
Het bewaarheid worden van onze vrees dat subsidies in het kader van de Interim Saldoregeling (ISR)
worden geblokkeerd of teruggedraaid, met name ten aanzien van het rioleringsplan, doet ons meer ver
driet dan wij hier zo kunnen uiten omdat, zoals de wethouder heeft gezegd, het vertragen of ophouden
van rioleringswerkzaamheden ook andere plannen opschort. Ik heb uit de woorden van de wethouder be
grepen dat het nog maar zeer de vraag is of wij alle toegezegde subsidies voor 1983 zullen ontvangen.
Het zou best eens kunnen zijn dat daarin gaten vallen. Niettemin hebben wij er alle vertrouwen in dat
dit college naar Den Haag toe de nodige stappen zal ondernemen. In het verleden heeft men dat conse
quent gedaan, hetgeen het nodige heeft opgeleverd. In mijn eerste instantie heb ik er al op gewezen
dat er geen reden is om te veronderstellen dat dat nu niet zal gebeuren.
Ik wil dan nu een opmerking maken over de discussie over groot onderhoud versus renovatie. Op
zich is er nauwelijks een reéel bezwaar tegen het groot onderhoud aan te voeren. Ik denk wel dat er
dan wat meer zicht op de beschikbare middelen zou moeten zijn. Vooralsnog ligt er te weinig cijferma
teriaal op tafel om er volgens mij zonder meer vanuit te gaan dat deze suggestie de juiste zal zijn.
Wij wachten de behandeling van de nota Bijstelling Beleidsnota Stadsvernieuwing 1983 in b. en w.
en in de betreffende commissies met belangstelling af.
oorts hebben wij met instemming kennis genomen van het feit dat de voorzieningen in Cammingha-
buren de kritische aandacht van het college hebben. Uit de woorden van wethouder Geerts heb ik be
grepen dat dienaangaande de nodige creativiteit aan de dag wordt gelegd.
wethouder De Vries heeft over de onderwijsaffaire gesproken. Ik wil daarop het volgende antwoor
den. Als wij spreken over een nieuw stabilisatiepunt dan lijkt het mij niet juist daaraan zonder meer de
consequentie te verbinden dat een en ander een verlaging van het niveau zal betekenen. Wij wachten
voor het overige de inbreng van b. en w. in de VNG over de experimenten enz. gaarne af. Ik merk in
dit verband op dat uit allerlei rare potjes er in het onderwijs voor 1 miljard per jaar verspijkerd wordt
can experimenten. De wethouder giet mijn opmerking dan in een ander verband door te zeggen dat het
best fraai zou zijn dat ook het landelijke CDA-kader wat spontaner zou meewerken. Als a priori ene
heer Nijpels, daarin bijgestaan door de bij het college niet geheel onbekende heer Van Kemenade,