62
bepaalde zekerheid voor het eigen leven inbouwt, geen bezwaar kan zijn. Ik zie graag dat het systeem
wordt ingevoerd en dat 10,wordt betaald, want het kan oudere mensen ervan weerhouden om in een
bejaardenhuis te gaan wonen. De mogelijkheid om zelfstandig te blijven wonen wordt door het alarme
ringssysteem vergroot en ook dat zal wel iets kosten.
Wethouder Heere staat positief tegenover onze suggestie met betrekking tot het PrincessehofIn een
persoonlijk onderhoud met de wethouder wil ik hem graag datgene vertellen wat ik nog verder weet. Ik
wil nu nog een reactie geven op datgene wat de leden van de verschillende fracties hebben gezegd.
Mevrouw Brandenburg heeft gezegd dat de onderbouwing van de VVD van een aantal zaken wat on
deugdelijk is. Liberalen gaan er vanuit dat er altijd een twijfel in hun hart is en zij gaan er nooit van
uit dat zij alleen de waarheid weten. Ik respecteer u ten zeerste, mevrouw Brandenburg, maar ik heb
toch het idee dat u niet goed geluisterd hebt naar mijn verhaal. U hebt mijn beschouwing niet kunnen
lezen, maar volgend jaar zal ik ook u een copie van mijn verhaal geven zodat u duidelijk weet wat ik
gezegd heb. Ik heb namelijk een aantal aspecten naar voren gebracht, mevrouw Brandenburg, waarbij
ik echt wel duidelijk ben geweest.
Mevrouw Brandenburg is in tweede instantie ook ingegaan op mijn opmerking over de maandagmid-
dagmarkt. Zoals ik al gezegd heb is de mogelijkheid tot het houden van een andere marktdag al eerder
aan de orde geweest. (De heer Meijerhof: Dat is helemaal niet waar, mijnheer Bijkersma. De heer De
Jong heeft zonet ook al gereageerd. Het ging destijds om een aanvraag om de zaterdagmarkt te ver
plaatsen, dat is een heel ander verhaal.) U zit niet in de Commissie voor de Dienst voor het Marktwe
zen en de Frieslandhal, mijnheer Meijerhof. (De heer Meijerhof: Ik zat van 1970 tot 1974 in die com
missie, mijnheer Bijkersma, en toen is deze kwestie ook wel eens aan de orde geweest.) Nou, dan is
die markt toch te laat van start gegaan? (De heer Meijerhof: Toen was de verplaatsing van de zaterdag-
markt aan de orde.) Dat heb ik geconstateerd, mijnheer Meijerhof.
Ik wil nog een opmerking maken over het feit dat de subsidieverordeningen niet goed zouden wor
den nageleefd. Sportverenigingen in Leeuwarden krijgen per lid een bepaald bedrag. Het is de bedoe
ling dat er met dat geld opleidingen worden betaald voor het noodzakelijke kader. Mijn vraag is welke
controle er is dat dat geld ook inderdaad in die richting wordt besteed. Volgens mij is er geen controle.
Ik heb in mijn verhaal ook gezegd dat mijn opmerking geldt voor alle instituten waar wij subsidie aan
geven en ik sluit daar niemand bij uit. (De heer Meijerhof: U legt de nadruk op de eenmalige subsidies.
In het voorbeeld dat u aanhaalt gaat het om een structurele subsidie, mijnheer Bijkersma.) Ik heb een
voorbeeld aangehaald, mijnheer Meijerhof. Wij zijn bezig met de algemene beschouwingen en ik wil
verder niet meer op deze kwestie ingaan.
Mevrouw Brandenburg heeft naar voren gehaald dat moet worden voorkomen dat men, door de her
inrichting van de binnenstad, elders inkopen gaat doen. Ik vind dat een echt liberaal geluid en daar
ben ik haar dankbaar voor. De opmerking van mevrouw Brandenburg is juist, want ik heb al eens vaker
gezegd dat de middenstanders van onze stad veelal de mensen zijn die de kar moeten trekken. Volgens
mij zitten vele middenstanders beneden het minimumloon. Deze mensen hebben onze steun nodig en te
vaak worden zaken geregeld waarover zij weinig te zeggen hebben maar die hen wel raken. In het al
gemeen zijn de middenstanders echter geen mensen die met spandoeken lopen en soms ruiten ingooien.
Mevrouw Brandenburg heeft ook het groot onderhoud in het Valeriuskwartier aangehaald. Ik heb al
in de richting van wethouder Geerts gezegd dat groot onderhoud meer woongenot kan veroorzaken, het
geen betaald zal moeten worden. (De heer Van der Wal: Dan is het geen groot onderhoud meerl) Oh,
nou kom ik bij het onderhoud, dat spreekt jullie aan. (Gelach) Jullie krijgen straks wel tijd om daarop
in te gaan.
De heer Pruiksma heeft de budgettering in het onderwijs naar voren gehaald. Datgene wat de heren
Nijpels en Van Kemenade hebben gezegd heeft de heer Pruiksma ook naar voren gebracht. Wij hebben
ten aanzien van dit onderwerp gezegd dat er een maximum moet worden gesteld aan de overschrijding
van de rijksuitkeringen. Volgens mij heeft de heer Pruiksma dezelfde gedachte als wij, alleen hij zegt
het op een andere manier. De heer Pruiksma is het volgens mij wel met ons eens dat men de overschrij
ding van de uitkeringen moet bewaken. (De heer Pruiksma: Nee!) Mevrouw Brandenburg denkt dat een
en ander de kwaliteit van het onderwijs zal aantasten. Ik heb reeds eerder gezegd dat de kwaliteit van
het onderwijs niet ligt in de outillage maar in de inspiratie van het onderwijzend personeel. (Mevrouw
Brandenburg—Sjoerdsma: Niet alleen, mijnheer Bijkersma!) Voor mij is het nog de vraag of een iets gro
tere klas slechtere resultaten op zal leveren. De heer Pruiksma heeft over het onderwijs gezegd dat wij
rijp zijn voor een zelfonderzoek. Volgens mij is dat een juiste opmerking. Zoals met zoveel zaken het
geval is is ook het onderwijs op een bepaald gebied zich zelf voor de voeten gaan lopen.
Met de opmerking van de heer Pruiksma dat de neiging naar burgerlijke ongehoorzaamheid zo
krachtig mogelijk moet worden bestreden ben ik het volledig eens. Burgerlijke ongehoorzaamheid past
niet in onze samenleving, want dat is de ondermijning van de samenleving. Als sommige sprekers zeggen
63
dat ondermijning van de rechtsorde alleen maar reacties van rechts teweeg zal brengen, dan ben ik het
daar niet mee eens. Die ondermijning kan net zo goed reacties van links teweegbrengen. Een linkse
dictatuur is even gevaarlijk als een rechtse dictatuur.
Over het permanente proces van herwaardering heb ik al iets gezegd. Ik denk dat zo'n permanent
proces gevaren inhoudt.
Dan wil ik nog een opmerking maken over de door de PAL-fractie ingediende moties. Mevrouw Van
der Werf eindigde haar algemene beschouwingen met het voorlezen van een citaat uit de werken van
Marx. Ik heb mijn mening wel over Marx. De visie van mevrouw Van der Werf staat lijnrecht tegenover
de onze. Zij is voor een heel andere economische orde dan wij. Ook de moties gaan van die visie uit
en wij hebben geen behoefte aan deze moties.
Mevrouw Van der WerfIk wil beginnen met het maken van een opmerking over het verloop van de
ze zitting. Het kan aan mij liggen, maar ik moet zeggen dat ik zelden zo'n weinig geïnspireerde en
nietszeggende beantwoording heb meegemaakt van de zijde van b. en w. Het is voor het eerst dat b. en
w. het nodig vonden om al voor het weekend een afschrift van de algemene beschouwingen te ontvan
gen. Wat mij betreft heeft dat niet erg veel zoden aan de dijk gezet, het heeft er alleen maar toe ge
leid dat deze zitting van maar liefst twee dagen steeds meer op een soort ingestudeerd toneelstuk gaat
lijken waarbij het er soms om lijkt te gaan om met zoveel mogelijk woorden zo weinig mogelijk con
creets te zeggen. Als ik zeg dat de beantwoording nietszeggend is dan doel ik daarmee bijvoorbeeld op
het feit dat onze moties van de zijde van het college zijn afgedaan met een opmerking van de voorzitter
dat het aan de raad is om op de moties, die voor een deel zijn gericht op het regeringsbeleid, in te
gaan. De voorzitter heeft deze opmerking ook niet gemaakt over de moties ten aanzien het Sociaal Ho
ger Onderwijs Friesland en de rijkswegen 9 en 32, want ook deze moties sluiten heel duidelijk aan bij
een stuk gemeentelijk beleid dat wij niet op een goede manier kunnen uitvoeren, hetgeen wij willen
kenbaar maken aan de regering.
Met betrekking tot de nietszeggende beantwoording van het college doel ik ook op de beantwoor
ding van wethouder Kessler over de door mij in eerste instantie gemaakte opmerkingen over het ver
schijnsel deregulering. De wethouder zegt in zijn beantwoording dat het nu niet meer gaat om de vraag
of maar dat het gaat om de vraag hoe. Vervolgens gaat hij dan in op een verhaal over decentralisatie
van rijkstaken naar de gemeentelijke overheid. Op geen enkele manier gaat wethouder Kessler inhoude
lijk in op de opmerkingen die in eerste instantie door mij over het verschijnsel deregulering zijn ge
maakt.
Onze opvatting over het aanbieden van vacatures voor 32 uur wordt afgedaan in de zin van: er is
kennelijk verdeeldheid over dit punt en men komt daar nog wel eens op terug.
Ik ben ook uitvoerig ingegaan op het cultuurbeleid. Daarbij heb ik niet alleen gesproken over de
experimentenpot en over het feit dat ik morgen over het cultuurbeleid een motie wil indienen, maar ik
ben ook ingegaan op de inhoudelijke uitgangspunten van het cultuurbeleid. Op deze opmerkingen is van
de kant van het college niet ingegaan.
Wethouder Miedema is ingegaan op het verhaal van mevrouw De Jong en heeft het daarbij gehad
over topjes van de ijsberg, over kleine onderdelen van grote problemen en over aspecten waar verder
niet op wordt ingegaan. Wat mijn fractie betreft staat de hele beantwoording van b. en w. bol van dit
soort uitspraken. Ik wil dan nu ingaan op de verdere beantwoording door b. en w.
Door wethouder Kessler is een opmerking gemaakt met betrekking tot hetgeen er gesteld wordt in
het rapport van de Commissie Christiaanse. In dit rapport worden plannen ontwikkeld om de verdubbe
ling van gemeentelijke inkomsten mogelijk te maken door een daarmee gepaard gaande verlaging van de
rijksbelastingen. Ik wil hierbij opmerken dat wij een en ander een heel ongunstige ontwikkeling vinden.
Toen wij in deze raad hebben gediscussieerd over een al dan niet wenselijk geachte verhoging van de
gemeentelijke belastingen, hebben wij er op gewezen dat zo'n verhoging tot een enorme ongelijkheid
kan leiden tussen de verschillende gemeenten in Nederland die, wat de positie betreft, ver uiteen lo
pen. Ik denk daarbij dan bijvoorbeeld aan veel rijkere gemeenten, aan forensengemeenten met veel rij
kere inwoners, aan gemeenten die erg ver van de Randstad liggen met alle problemen vandien en aan
het feit dat je niet een progressief beleid kunt voeren in gemeentelijke belastingen. Al dergelijke over
wegingen leiden ertoe dat wij nu al willen opmerken dat wij deze ontwikkeling zeer ongunstig vinden.
Wethouder Geerts heeft naar aanleiding van hetgeen ik gezegd heb over de volkshuisvesting opge
merkt dat de inbreidingsgedachte op dit moment al een uitgangspunt van de raad is. Bij ons weten is dat
uitgangspunt nog niet zo duidelijk uitgesproken door deze raad, maar goed, ik heb goede nota genomen
van de woorden van de wethouder en kennelijk worden zijn woorden daarmee een raadsuitspraak. Een en
ander geldt ook voor de opmerking van wethouder Geerts over de contingenten die evenredig verdeeld
zouden moeten worden tussen Camminghaburen en de inbreidingsgedachte in en rondom de binnenstad.