74
wat bouwen, men moet weten of datgene wat men bouwt ook inderdaad aftrek vindt. Over de behoefte
aan deze categorie woningen is een aantal rapporten verschenen. Bovendien blijkt uit het centraal regi
stratiesysteem dat die behoefte er nog steeds is. Geconstateerd kan worden, dat is dan een wat subjec
tieve beoordeling die wel te onderbouwen is, dat de weegschaal wat dat betreft voor de binnenstad wat
is doorgeslagen. Aan een cijfermatige onderbouwing zal in het komende Volkshuisvestingsplan aandacht
geschonken worden.
De heer Pruiksma heeft zijn zorg uitgesproken over het blokkeren van subsidies in het kader van de
Interim Saldoregeling. Ik heb die zorg ook al uitgesproken en wij denken daar dus hetzelfde over. Het
zou een ramp zijn als de subsidies voor kortere of langere tijd zouden worden geblokkeerd. Wij zullen
er in ieder geval alles aan doen, ik heb dat in eerste instantie ook al gezegd, om de toezeggingen die
in het verleden zijn gedaan gehonoreerd te krijgen.
Wat de problematiek groot onderhoud versus renovatie betreft, wil ik de raad verwijzen naar datge
ne wat ik daarover in eerste instantie heb gezegd. Deze problematiek zal ook aan de orde komen in het
kader van het Volkshuisvestingsplan.
De heer Pruiksma heeft nog gereageerd op opmerkingen die ik in eerste instantie heb gemaakt. Die
reacties behoeven nu geen commentaar meer.
De heer Bijkersma heeft ook een aantal opmerkingen gemaakt. Op twee daarvan ben ik al inge
gaan, namelijk de bouw van woningen voor een- en tweepersoonshuishoudens en het groot onderhoud
versus renovatie. Door de heer Bijkersma is nogmaals het probleem van het vervuilen van de stad aan de
orde gesteld, hetgeen te maken heeft met het onderhoudsniveau. Ik heb gisteren al opgemerkt dat het
onderhoudsniveau van parken, want daarover hebben wij het nu specifiek, - op basis van een raadsuit-
spraak is het budget voor het onderhoud verlaagd - een grens bereikt heeft waarbij je je moet afvragen
of er nog wel verder bezuinigd kan worden. Het is echter bij alle bezuinigingen zo dat je je zult moe
ten afvragen of die kunnen worden doorgevoerd en of de gevolgen daarvan niet te groot zijn.
Mevrouw Van der Werf heeft opgemerkt dat zij nog niet eerder geconstateerd had dat het uitgangs
punt van het college is: prioriteit voor het "inbreiden" en CamminghaburenHet woord "inbreiden" is
nog niet eerder aan de orde gekomen. Wat wel aan de orde is gekomen is de prioriteit voor het stadsver-
nieuwingsgebeuren, voor het contingent voor het stadsvernieuwingsgebied en voor Camminghaburen.
Met "stadsvernieuwingsgebied" wordt hetzelfde bedoeld als met "inbreiden", want een en ander heeft
betrekking op bestaande plaatsen in de stad. Wat dat betreft kan men "inbreiden" als aanvulling be
schouwen. Door de raad is bij de behandeling van de Knelpuntennota al uitgesproken dat de prioriteit
bij de contingenttoewijzing in de eerste plaats valt op de stadsvernieuwingsgebieden en in de tweede
plaats, vanwege het probleem van de renteverliezen, op Camminghaburen.
Mevrouw Van der Werf vraagt nogmaals hoe het staat met de bouwplannen voor de Snekerkade. Ik
heb niets toe te voegen aan datgene wat ik daarover heb meegedeeld in de afdelingsvergadering. Er zijn
geen nieuwe feiten en ik wil mevrouw Van der Werf dan ook graag verwijzen naar de beantwoording in
de afdelingsvergadering.
Over het maken van een bestemmingsplan voor de Snekertrekweg heb ik gisteren al gezegd dat ik
dat graag wil inkaderen in de prioriteitenstelling met betrekking tot het maken van bestemmingsplannen.
Ik heb ook gezegd dat die materie aan de orde zal komen in de Commissie voor de Ruimtelijke Ordening
nadat de nota over de stadsvernieuwing aan de orde is gesteld. Ik wil hierover nu geen uitspraken doen.
(De heer Van der Wal: Het gaat om het principe of wij, nu in dat gebied ontwikkelingen op gang komen,
daarvoor ook een ontwerp-bestemmingsplan moeten maken.) De heer Van der Wal kent het principe van
het college. Wij trachten zoveel mogelijk voor ons grondgebied bestemmingsplannen te maken, hetgeen
ook voor dit gebied geldt.
Over het St. Anthoon ben ik, volgens mevrouw Van der Werf, tamelijk vaag geweest. Volgens mij
ben ik niet vaag maar erg duidelijk geweest. Ik heb gesteld dat er hier een belangenafweging plaats
moet vinden. Enerzijds hebben wij te maken met een beschermd stadsgezicht waar wij serieus aandacht
en inhoud aan willen geven. Anderzijds hebben wij te maken met het feit dat wij voor de bestaande
panden een goede bestemming moeten vinden. Verder hebben wij te maken met het feit dat er op deze
plek misschien al een paar honderd jaar - historisch dus - van bejaardenhuisvesting sprake is. Deze za
ken moeten wij afwegen. Daarover zijn wij in gesprek en hebben wij een zorgvuldige procedure opge
bouwd. De raad zal er zeker aan te pas komen om straks definitieve uitspraken over het een en ander te
doen. Het geheel is ingekaderd in het Structuurplan voor de binnenstad en het beschermd stadsgezicht.
Mevrouw Van der Werf vindt dat er op de Westerkade/hoek Willemskade bedrijfjes moeten komen.
Gisteren heb ik al gezegd dat het college van mening is dat op die plek woonbebouwing moet worden
gerealiseerd. Deze mening is ook voorgelegd aan de Commissie voor de Ruimtelijke Ordening die heeft
ingestemd met de plannen om daar woningbouw te realiseren. De raad zal nog geconfronteerd worden
met eventuele concrete invullingen van de plannen.
Door mevrouw Van der Werf is een suggestie gedaan met betrekking tot de Westerkerk. Het is een
suggestie en ik sta graag open voor mogelijk nog andere suggesties.
Mevrouw De Jong stemt in met de invoering van de maximumsnelheid van 30 km. Ik heb gisteren al
gezegd dat wij dienaangaande plannen zullen ontwikkelen. Ik ben ook blij dat mevrouw De Jong heeft
geconstateerd dat Leeuwarden heel wat doet aan de voorzieningen voor gehandicapten. Zij heeft ook
gezegd dat de goedkope woningen moeten worden gespaard. Het college vindt dat ook, alleen, dat wil
ik er nog aan toevoegen, in stand houden moet financieel wel verantwoord zijn. Het college is van me
ning dat dat laatste voor de woningen in de Driehoek niet het geval is.
De heer De Vries (weth.): Ik wil nog even ingaan op de reacties die gemaakt zijn over de sectoren
sociale zaken en onderwijs. Ik begin bij de sector sociale zaken. Mevrouw Brandenburg is teruggekomen
op de bijstandskosten en zij heeft gevraagd wat de gemeente heeft gedaan om ten aanzien van de stij
gende lasten een tegemoetkoming van het rijk te ontvangen. Ik heb gisteren al meegedeeld dat voor 23-
jarigen de WWV omgebouwd zal worden tot de RWW en dat het rijk genegen is om de gemeentelijke bij
drage van 10% te compenseren. Niettemin heeft de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) met
klem bij het rijk geprotesteerd tegen de ombouw van deze wettelijke regeling. Wij moeten dus afwach
ten wat er door de Kamer wat dit punt betreft wordt besloten. Het gaat hier om een wetsvoorstel, zodat
er een mogelijkheid is dat een en ander er anders uit komt te zien.
Ik wil ook nog een opmerking maken over het versoepelen van het sanctiebeleid. In de wandelgan
gen hoorde ik dat men zich afvroeg of het beleid van de gemeente Leeuwarden nu haaks staat op het
rijksbeleid, omdat ik gisteren meldde dat de rijksconsulent wel enige moeite had met de versoepeling
van het sanctiebeleid. Zo is het niet helemaal. De rijksconsulent heeft zijn aarzelingen over de richt
lijnen zoals die in Leeuwarden, via het DiVoSa-rapport, door b. en w. als beleid zijn geaccepteerd.
De rijksconsulent is namelijk van mening dat landelijke richtlijnen de autonomie van de afzonderlijke
gemeenten aantasten en wellicht kunnen leiden tot standaardisering van de sancties. Voorafgegaan door
de mening van zowel de RWW-commissie als de WWV-commissie menen ook wij dat van dat laatste geen
sprake is. Bij deze mening heeft de Commissie voor de Gemeentelijke Sociale Dienst zich aangesloten.
Het is de heer Bijkersma duidelijk geworden dat integratie van het CBB en de Stichting project
Mensen zonder Werk geen haalbare kaart is. Wij zijn het wel met hem eens dat wij doublures, als daar
in ons beleid sprake van zou zijn, in ieder geval zullen moeten trachten te voorkomen. Deze beleids
velden liggen echter zover uiteen dat van doublures geen sprake is.
Enkele raadsleden spitsten hun opmerkingen over het onderwijs toe op het feit dat ik mij zou hebben
aangesloten bij de opmerkingen van de heer Pruiksma over het afschaffen van experimenten. Ik heb geen
oordeel gegeven over het afschaffen van experimenten, ik heb alleen geconstateerd dat de heer Pruik
sma dat feit noemde als een van zijn opmerkingen ten aanzien van de bezuinigingen. De heer Pruiksma
heeft in tweede instantie ook nog gezegd dat er in allerlei potjes 1 miljard gulden zit. Ik wil stellen dat
experimenten, welk niveau het onderwijs in de komende jaren ook zal krijgen, altijd nodig zullen blij
ven. Het rijk zal namelijk proefgebieden nodig hebben om ook op lager niveau te kunnen zien welke
effecten het een en ander heeft. Het is natuurlijk niet zo dat wij de heer Bijkersma gelijk kunnen geven
wanneer hij zegt dat de onderwijsbezuinigingen het niveau niet aantasten. Natuurlijk, ze tasten het ni
veau wel aan. Het is alleen de vraag of het offer dat gebracht wordt in het kader van de bezuinigingen
verantwoord is. Ik wil de heer Bijkersma adviseren om toch ook eens te gaan praten met mensen die in
het onderwijs werkzaam zijn en die te maken hebben met het feit dat de klassen worden vergroot. Deze
mensen zullen de heer Bijkersma stuk voor stuk duidelijk kunnen maken dat er hier wel degelijk sprake is
van aantasting van het niveau van het onderwijs.
De hele onderwijsproblematiek kunnen wij op dit moment nog niet overzien. Er zijn nog allerlei
circulaires onderweg en wanneer straks het prentje volledig is, zullen wij in ieder geval de raad, via de
Commissie voor het Onderwijs, een duidelijk en compleet overzicht geven hoe de zaak er in Leeuwar
den voor staat. Het is geen prettige zaak om te weten dat er nog tientallen onderwijskrachten uitgeran
geerd zullen worden. Alleen dat feit al veroorzaakt in de onderwijswereld een stuk spanning hetgeen de
hele sfeer daar bepaald niet ten goede komt. Zodra echter het prentje compleet is zullen wij hierop te
rugkomen.
De heer Miedema (weth.): Mevrouw Brandenburg is teruggekomen op haar opmerking aangaande de
Commissie voor de Welstandszorg. Zij heeft mijn opmerkingen over de termijn dat deze commissie werkt
gerectificeerd. Met die rectificatie, die inhoudt dat de Commissie voor de Welstandszorg al langer dan
een jaar volgens de nieuwe richtlijnen werkt en al langer dan een halfjaar een nieuwe voorzitter heeft,
ga ik akkoord. Ik zal trachten te bevorderen dat de evaluatie binnen een periode van een jaar binnen
is.