83
Er wordt veel gesproken over de decentralisatie van de monumentenzorg, hoewel het de laatste tijd
daaromtrent wat stiller is geworden. Het is van belang dat wij daar als gemeente achter aan gaan. In
dat verband is het ook van groot belang dat wij in Leeuwarden een documentalist krijgen, zoals wij die
hier een tijd in het kader van een bepaalde werkgelegenheidsregeling hebben gehad.
Ik heb enkele suggesties gedaan, die uitmonden in een voorstel tot samenvoeging van de fondsen om
zo te komen tot één nieuw monumentenfonds met nieuwe criteria.
Tenslotte stellen wij voor om de op bladzijde 19 van de nota Herwaardering 1983-1987 genoemde
bedragen onder punt h Fonds voor stimulering monumentenzorg ad 110.000,en onder punt i Fonds
voor restauratie van monumenten ad 6.000,niet over te boeken naar de risicoreserve, maar jaarlijks
een bedrag te storten in het door mij genoemde nieuwe fonds. De gemiddelde storting van de laatste ja
ren is 55.000, Globaal kan dat bedrag worden aangehouden als jaarlijkse storting in dit nieuwe
fonds.
Mevrouw De Haan—Laagland: Ik wil graag het woord voeren over de Stichting Beeldende Kunst (SBK)
en over de Buitenschool. Van de kant van onze fractie willen wij het werk van de SBK graag steunen.
Wij zijn daarom blij met het feit dat het aantal donateurs van de SBK ieder jaar nog toeneemt evenals
het bedrag waarvoor kunstaankopen kunnen worden gedaan. Zowel voor de SBK als voor de gemeente
lijkt het ons een goede zaak dat de stichting kan verhuizen naar de Beurs. Voor de SBK betekent vesti
ging in de Beurs dat men meer bekendheid krijgt en dat de mensen misschien gemakkelijker de stap ne
men om eens binnen te lopen. Voor de gemeente betekent die vestiging een aanzienlijke besparing. Het
moet echter niet zo zijn dat de SBK door deze verhuizing haar identiteit verliest. Wij hebben vernomen
dat het bestuur van de Openbare Bibliotheek de wens te kennen heeft gegeven om beide instellingen be
stuurlijk te integreren. Wij zijn daar geen voorstander van. Naast identiteitsverlies van de SBK vrezen
wij allerlei andere praktische bezwaren die rechtstreeks met het werk van de stichting te maken hebben.
Maar een ander, zeker voor de gemeente, belangrijk bezwaar tegen die integratie van besturen is het
feit dat de SBK een regionale functie heeft. De SBK wordt namelijk gesubsidieerd door het rijk en de
provincie. Bovendien is men gebonden aan een gemeenschappelijke regeling. Als wij de SBK bestuurlijk
zouden onderbrengen in een lokale instelling als de Openbare Bibliotheek, dan lopen wij vast en zeker
de kans dat subsidi'énten zullen afhaken, hetgeen een financiële strop voor de gemeente Leeuwarden zou
betekenen
De SBK geeft in een brief aan hoeveel ruimte men nodig denkt te hebben voor het uitoefenen van
de werkzaamheden. Wij willen in het midden laten hoeveel m2 er precies nodig is als de SBK naar de
Beurs zou verhuizen. Wij zijn van mening dat in goed overleg tussen de Openbare Bibliotheek en de
SBK een nadere invulling moet worden gegeven aan de plannen. Als het om m2's voor de uitleen van
kunstwerken gaat, dan zal in eerste instantie niet gedacht moeten worden aan m2-vloeroppervlak maar
aan m2-wandoppervlak. Wij hopen dat de betreffende wethouder dit overleg wil stimuleren, ook in die
zin dat misschien bepaalde ruimten gemeenschappelijk gebruikt kunnen worden. Wij denken dan bij
voorbeeld aan garderoberuimten, toiletten en misschien bestuursruimten.
Tot slot wil ik het college wijzen op een foutje in de tekst op bladzijde 13 van de nota Herwaarde
ring 1983-1987. Wij hebben namelijk vernomen dat het huurcontract van de SBK niet op 1 april 1985
afloopt, maar op 1 juli 1985.
Dan wil ik nog iets zeggen over de Buitenschool. Op bladzijde 21 van de nota Herwaardering
1983-1987 worden twee mogelijkheden aangegeven om het bedrag van de taakstelling te realiseren. In
de eerste plaats gaat het om bijdragen van andere gemeenten die leerlingen op deze school hebben. Het
gaat daarbij om kinderen die voor het eerst op de Buitenschool komen. Wij willen het college verzoeken
om ook die gemeenten aan te schrijven waaruit nu al kinderen op de Buitenschool zitten. Zeker als wij
bedenken dat er aan de Buitenschool een kleuterafdeling, een kernafdeling en een voortgezette afdeling
zijn verbonden, zullen de kinderen die nu op deze school zitten nog wel een jaar of tien, voor wat be
treft het verzorgingsgedeelte, voor rekening van de gemeente Leeuwarden komen. Wij zijn van mening
dat de verantwoordelijkheid voor deze kinderen bij het eigen gemeentebestuur behoort te liggen.
In de tweede plaats gaat het om een bezuiniging van 90.000,in de exploitatiesfeer. Ten aan
zien van deze taakstelling hebben wij op dit moment geen opmerkingen; wij zijn het daarmee eens.
Ik wil nog enkele opmerkingen maken over het onderzoek naar de taak en de functie van de Buiten
school waarover in het ontwerp-dekkingsplan wordt gesproken. Een dergelijk onderzoek lijkt ons zinvol
want ook onze fractie heeft enkele vragen ten aanzien van de taak en de functie van de school, zoals
bijvoorbeeld het volgende. De Buitenschool is een in allerlei opzichten prachtige school. Wij zijn er
kort geleden nog geweest. De school heeft daken die men helemaal op zij kan schuiven, er zijn rustka
mers, er zijn eetkamers, enz. Bovendien zijn er allerlei voorzieningen zoals drie maaltijden op een
dag, drie dagen in de week een arts, een fysiotherapeut en noem maar op. De school is bedoeld voor
84
ziekelijke kinderen, van oudsher voor TBC-patiëntenNu is de medische factor, een bepaalde ziekte,
een van de vele factoren die de toelatingscommissie doet besluiten een kind al of niet toe te laten. Ook
sociale en maatschappelijke factoren bepalen mede het besluit of een kind al of niet wordt toegelaten.
Ik heb te weinig inzicht in de normen van de toelatingscommissie om daarover nu een oordeel te geven.
Wij vragen ons echter wel af of bij de verbreding van het toelatingsbeleid de concurrentie ten opzichte
van andere vormen van het buitengewoon onderwijs, zoals bijvoorbeeld de LOM-school, sociaal verant
woord is, zeker als wij weten dat zo'n school zelf ook kan werven.
Wij hebben ook nog een paar andere vragen. Is het per se noodzakelijk dat er drie keer per dag op
school gegeten wordt? Wij kunnen ons best voorstellen dat het voor een gezin en ook voor het kind zelf
plezierig is om gewoon thuis een keer mee te kunnen eten. Hoe nodig is het dat er drie keer per week
een arts op school is? Het zijn wat losse vragen waar wij helemaal geen uitspraak over willen doen op
dit moment, maar misschien geven de resultaten van het onderzoek ons daar enige duidelijkheid over.
De heer Timmermans: Ik wil een enkele opmerking maken over de sector Cultuur en dan met name
over het Frysk Orkest. Het college heeft in een van de afgelopen afdelingsvergaderingen gesteld dat het
rijk voornemens is om tot september 1984 zijn aandeel voor het Frysk Orkest te handhaven. Met andere
woorden, als de provincie en de gemeente hun aandeel ook handhaven dan hebben wij nog even de tijd
en kunnen wij wachten op het voorstel van de regering ten aanzien van het orkestenbeleid. De gemeen
schappelijke regeling van de gemeente zal dan wel met een jaar moeten worden verlengd. Wordt deze
regeling verlengd of haken sommige gemeenten af? Is de maximale subsidie van 1,1 miljoen voor 1984,
zoals wordt voorgesteld, voldoende of komen wij anders in moeilijkheden?
De heer Pruiksma: Ik wil een paar korte opmerkingen maken over de nota Herwaardering 1983—
1987. Mijn fractie gaat in hoofdlijnen akkoord met het voorstel zoals het college dat aan ons heeft ge
presenteerd. Ik zal hier niet herhalen wat ik vorig jaar november namens de fractie bij de behandeling
van het ontwerp-dekkingsplan over de verschillende onderwerpen heb gezegd. Kortheidshalve wil ik
daar naar verwijzen. Voor zover het definitieve voorstel niet afwijkt van het ontwerp zal ik op die za
ken dan ook niet opnieuw ingaan. Er zijn echter nog wel een paar krenten in de pap aangetroffen.
Ik wil eerst iets zeggen over de sector Ruimtelijke Ordening, Openbare Werken, Verkeer en Ver
voer. Mijn fractie betreurt het dat er op dit moment nog geen concrete voorstellen zijn te doen op basis
van het door het college zo fundamenteel genoemde onderzoek in de sector Ruimtelijke Ordening. Het
heeft in dat verband wel sterk onze aandacht getrokken dat het college de raad over waarschijnlijk niet
al te lange tijd gaat voorstellen om een externe organisatie-adviseur in te schakelen. Als ik mij de me
dedeling in de Commissie voor de Financiën goed herinner, dan gaat dat onderzoek een bedrag van 4
ton kosten plus 4 ton aan tijdschrijverij van de Dienst Stadsontwikkeling (DSO) zelf. Nu al wil ik stel
len dat mijn fractie ten aanzien van dat voorstel het grootst mogelijke voorbehoud wenst te maken. Acht
ton is een boel geld om op papier te zetten dat het donker wordt als het licht uitgaat. Wij kunnen ons
voorstellen dat het college nu reeds op voorhand bepaalde maatregelen gaat nemen bij de DSO, met na
me met betrekking tot die afdelingen die op dit moment een feitelijke onderrentabiliteit laten zien. Op
papier is alles natuurlijk boekhoudkundig rendabel, maar dat zegt niets, omdat je de uren kunt weg
schrijven naar andere afdelingen, diensten en projecten. Via de theorie van x=x blijft men dan renda
bel. Wij zouden liever zien dat via een eigen onderzoek door bijvoorbeeld de afdeling Economische
Zaken, Beleidsplanning en Organisatie (EBO) dit bedrag zou kunnen worden bespaard, althans terugge
draaid zou kunnen worden tot aanvaardbare proporties. Om deze reden verzoeken wij het college om
deze zaak zo spoedig mogelijk aan de orde te stellen in de Commissie voor Bestuurlijke Aangelegenhe
den.
Het tweede punt waarover ik iets wil zeggen is het schoolzwemmen. In het verleden heeft mijn
fractie altijd op het standpunt gestaan dat schoolzwemmen op zich een wenselijke voorziening is binnen
het onderwijs. Dat standpunt huldigen wij nog. Bij de behandeling vorig jaar november van het ont
werp-dekkingsplan is door het college gesteld dat de taakstelling in de sfeer van het schoolzwemmen
zou kunnen worden gehaald uit de reorganisatie van dat schoolzwemmen. Wanneer wij het huidige voor
stel ;ezen dan gaat dat toch wel iets verder, met name als het college voorstelt om het rooster anders te
gaan invullen. Het rooster wordt evenwel zodanig anders ingevuld dat ouders en leerlingen straks andere
aanspraken hebben, want het is immers zo dat, wanneer men in plaats van schoolzwemmen gymnastiek
op het rooster zet, het probleem van de kosten zich in feite tussen de coulissen oplost. Wij zouden dat
betreuren. Misschien kan een niet onbelangrijk deel van de problemen worden opgelost wanneer alle
ouders, waarvan de kinderen lessen in schoolzwemmen volgen, een soort van ouderbijdrage zouden be
talen. Wij realiseren ons echter ook dat wij als gemeente niet in een positie verkeren om zo'n bijdrage
te vragen. Toch zouden wij ons kunnen voorstellen dat binnen het onderwijs, in de overlegstructuur van