113
114
de PvdA en D'66 een conferentie organiseren over de problemen die gemeentebestuurders kunnen onder
vinden rond de plaatsing van kernwapens in hun gemeenten. Het is de bedoeling dat lokale bestuurders
tijdens die conferentie discussiëren over hun rol bij de introductie van kruisraketten en de daarbij beho
rende voorzieningen, zoals bijvoorbeeld enorme lanceerinrichtingen en huisvesting van Amerikaanse
soldaten. Wij vinden deze conferentie uitermate zinvol vooralle partijen: voorstanders, tegenstanders
en overheden van allerlei soort. Het lijkt uit de verte misschien een beetje op voorbereiding tot burger
lijke ongehoorzaamheid - minister Rietkerk durft een en ander althans zo te kwalificeren -, maar dat is
het niet. Het is eerder een aanvulling op de openbare discussie in het parlement. Die aanvulling is no
dig omdat de hogere overheden menen dat de Nederlandse gemeenten maar hebben uit te voeren wat het
rijk beslist. Wij vinden het vanzelfsprekend dat de gemeenten zich afvragen wat zij kunnen doen tegen
kernwapens die zij niet willen hebben. Daarom willen wij het college met klem verzoeken om in ieder
geval deel te nemen aan genoemde conferentie.
Mijnheer de voorzitter, de gemeente Venray heeft vorige week een notitie gepubliceerd over haar
beleid ten aanzien van eventuele plaatsing van kruisraketten, omdat stationering voor deze gemeente
zeer actueel werd. B. en w. van de gemeente Venray deden daarmee wat verwacht mocht worden, na
melijk het scheppen van duidelijkheid in de vraag of en hoe stationering met alle wettelijke middelen kan
worden tegengegaan. Wanneer ook in onze gemeente waarde gehecht wordt aan de uitspraak dat regeren
vooruitzien is - wie zal daaraan twijfelen -, dan vinden wij het gewenst dat, op basis van de informatie
tijdens de conferentie van juni en op basis van bestudering van de beleidsnotitie van de gemeente Ven
ray, een eigen beleid geformuleerd gaat worden. Wij verwachten dat in de te maken notitie de moge
lijkheden en naar wij vrezen vooral de onmogelijkheden worden aangegeven om plaatsing zo lang moge
lijk tegen te houden.
Zo zal de plaatsing van kruisraketten moeten passen binnen het raam van de ruimtelijke ordening,
met name het wijzigen van bestemmingsplannen en het aanspannen van procedures bij de Kroon. Daar
naast spelen er allerlei zaken die samenhangen met de openbare orde, zoals demonstraties en burgerlijke
ongehoorzaamheid indien de gemeente gedwongen wordt tot plaatsing van de kruisraketten. Duidelijk
heid moet geschapen worden over de verdeling van bevoegdheden tussen lokale overheden en de natio
nale overheid. Bij steeds meer gemeenten rijst de vraag of de rijksoverheid over deze zaken kan beslis
sen zonder zeggenschap van de betrokken gemeentebesturen. Zelfs, zoals velen veronderstellen, wan
neer noch gemeentelijk verzet noch gemeentelijk beleid enige kans zullen maken, zien wij dat graag
deskundig onderbouwd zwart op wit tegemoet.
Ergo, mijnheer de voorzitter, om te voorkomen dat In tijden, waarin plaatsing van kruisraketten
voor Leeuwarden reëel lijkt te worden overwogen, een ad hoe beleid moet worden gevoerd, lijkt het ons
gewenst nu reeds in dezen een mogelijk beleid uit te stippelen. In dat kader pleiten wij bovendien voor
een hoognodig overleg tussen de rijksoverheid en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten over de rol
van gemeentebesturen bij plaatsing van kruisraketten.
Wij vinden het belangrijk dat het verzet tegen die afschuwelijke kernwapens een steeds breder
draagvlak krijgt. Bekendmaking van gemeentelijke standpunten ten aanzien van kernbewapening, geba
seerd op in deze zaal op democratische wijze genomen beslissingen, kan de verdere gedachtengang op
lokaal niveau stimuleren. Te midden van allerlei gemeentelijke mededelingen zal een dergelijke be
richtgeving in Aan de Grote Klok niet mogen ontbreken.
Tot zover onze visie over de drie elementen in de motie en onze bijdrage in deze discussie.
De heer De Beer: De minister van Binnenlandse Zaken heeft eerder al duidelijk gemaakt dat de ge
meentebesturen geen rol spelen in het besluit tot plaatsing van kruisraketten. Terwijl andere raden te
rugkomen op een eerder genomen'besluit om in hun gemeenten geen kruisraketten te plaatsen, slaan wij
steeds verder op holIn het verlengde van de in december 1982 aangenomen motie, komt men nu weer
met een nieuwe motie. Wij waren tegen de vorige motie en zullen vanavond ook tegen de thans inge
diende motie stemmen om de reeds genoemde redenen.
De heer Pruiksma: Na hetgeen wij op wettelijke gronden en op basis van de beschikbare jurispru
dentie daaromtrent op 13 december 1982 over dit onderwerp naar voren hebben gebracht en bovendien
op basis van datgene wat wij gisteren tijdens de algemene beschouwingen als ons principiële standpunt
naar voren hebben gebracht, namelijk de ruimte die wij claimen om te vinden dat wij ten aanzien van
deze materie geen taak hebben, zullen wij tegen de thans ingediende motie stemmen. Ik laat mij verder
over de inhoud van de motie niet uit.
De heer Buurman: Na hetgeen ik gezegd heb tijdens de algemene beschouwingen, kan ik nu kort
zijn. Ik wil alleen een opmerking maken over de te houden burgemeestersconferentie. Volgens mij be
wegen de burgemeesters zich toch wel op het randje van bestuurlijke ongehoorzaamheid.
Het is overigens wel mogelijk in het kader van de ruimtelijke ordening wat dit onderwerp betreft
hindernissen aan te brengen, maar ik meen stellig te weten dat een dergelijke zaak door middel van een
procedure door het rijk nietig verklaard zal worden.
Ik wil nog wel opmerken dat wij geen Ministerie van Oorlog meer hebben, maar een Ministerie van
Defensie.
Ik dacht eerst uit de motie een kreet van een bezorgd geweten te horen, maar het gaat hier om een
puur staaltje van propaganda.
Mevrouw De Jong: De zorg die door de fracties van PAL en PvdA is uitgesproken, is ook de onze,
mijnheer de voorzitter. Ik schaar mij achter de betogen van de beide partijen. Wij zijn van mening dat
Leeuwarden een heel duidelijk antwoord mag geven ten aanzien van plaatsing van kruisraketten op haar
grondgebied. Waar burgers van onze stad steeds meer hun weerzin laten horen tegen plaatsing van de
kruisraketten, past naar ons gevoel niet het zwijgen van de gemeente. De gemeente mag een heel dui
delijk antwoord geven en daarom zie ik niet hoe een dergelijke burgemeestersconferentie kan worden
betiteld als een stap van burgerlijke ongehoorzaamheid van burgemeesters die hun zorg willen uitspreken
en kenbaar willen maken. In feite gaat het om de zorg die ook hun burgers hebben. Mijnheer de voor
zitter, ik steun, zoals u duidelijk zal zijn, van harte de ingediende motie.
De Voorzitter: Ik breng dan nu de motie in stemming.
De motie van de heren Siemonsma en Bron wordt aangenomen met 20 tegen 17 stemmen.
(Tegen de motie stemmen de leden van de fracties van het CDA, de VVD en GPV/RPF/SGP.)
De heer Bijkersma: Ik heb een vraag van orde, mijnheer de voorzitter. In de motie wordt het colle
ge uitgenodigd om aan de burgerij van Leeuwarden bekend te maken wat het standpunt van de raad is.
Mijn verzoek is dat het college, wanneer het tot die bekendmaking overgaat - dat zal het college moe
ten doen -, kenbaar maakt wat het standpunt van de VVD-fractie in dezen is.
De heer Buurman: Ik sluit mij bij de woorden van de heer Bijkersma aan, mijnheer de voorzitter.
De Voorzitter: Wij hebben een aantal afspraken gemaakt in de Commissie voor Bestuurlijke Aange
legenheden. B. en w. zijn akkoord gegaan voor wat betreft het bekendmaken van moties wanneer deze
naar de regering moeten worden gestuurd. Wij worden hier geconfronteerd met een opdracht die niet in
die discussie is besproken. Ik heb begrepen dat de fracties die hebben tegengestemd verzoeken om,
wanneer het standpunt van de raad bekend wordt gemaakt zoals dat in de motie aan b. en w. wordt op
gedragen, daarbij duidelijk aan te geven wie voor en wie tegen het standpunt is. (De heer Bijkersma:
Ja, mijnheer de voorzitter.)
Paragraaf 3. Beleidssector Ruimtelijke Ordening, Openbare Werken, Verkeer en Vervoer.
De Voorzitter: De heer Boelens zal spreken over de integratie van materieel- en personeel inzet van
het groenonderhoud door de Dienst voor Sport en Recreatie (DSR) en de Dienst Stadsontwikkeling (DSO)
(afdeling Plantsoenen) met het oog op een efficiëntere aanpak.
De heer Boelens: Zoals in de raadsbrief, bijlage nr. 135, is omschreven, wil ik een zaak aan de
orde stellen waarover de gemeenteraad ons inziens nu een uitspraak kan doen. Blijkens het antwoord op
vraag C 132 in de Memorie van antwoord naar aanleiding van de ontwerp-begroting 1983 en het ont-
werp-beleidsplan 1983-1987, is het college vooralsnog niet voornemens om hierover een uitspraak te
doen. Wij willen echter verwijzen naar een der hoofdlijnen van het collegeprogramma 1982-1986,
waarin gesteld wordt dat maatschappelijke ontwikkelingen de gemeente nopen tot nieuwe initiatieven en
tof nieuw beleid. Volgens het collegeprogramma vraagt dit om kritisch onderzoek naar efficiëntie en
doelmatigheid van de uitgaven en een herwaardering van bestaand beleid waardoor middelen vrijkomen
voor nieuw beleid. Wij willen de efficiëntie en de doelmatigheid van de uitgaven op het terrein van het
groenonderhoud aan de orde stellen en vragen ons daarbij af of het bestaande beleid aan een kritisch
onderzoek in deze onderworpen dient te worden en wanneer dat kan of moet gebeuren. Ook daarover
doet het collegeprogramma uitspraken. Onder de punten 6, 7, 8 en 9 van de Hoofdlijnen van het colle
geprogramma 1982-1986 wordt een en ander nog eens nader toegelicht. Onder punt 6 van genoemde
hoofdlijnen staat dat er een fundamentele en systematische bezinning nodig is op het bestaande gemeen-