118
117
ben wij een suggestie. Afhankelijk van de politieke wil en de creativiteit van andere fracties kan die
leiden tot een direct resultaat ten gunste van de gebruikers. Wachten wij te lang met besluitvorming dan
zullen de middelen door het college, schoorvoetend gevolgd door de raad, opgeëist worden teneinde
dekking te zoeken voor noodzakelijke bezuinigingen op andere beleidsterreinen. Er is in de begroting
1983-1987, die wij straks vaststellen, een bedrag van vijf ton gereserveerd om een berging annex werk
plaats te realiseren ten behoeve van de DSR. Structureel betekent dat een bedrag van 63.000,-- aan
kapitaal lasten. De raad besliste op 21 februari 1983 tot inrichting van de boerderij Kalverdijkje 79,
hetgeen een beslag legt op een deel der gereserveerde kapitaal lasten, namelijk naar ik meen een bedrag
van 27.000, Resteert structureel dus een bedrag van 36.000, Wanneer de raad besluit om in
het kader van herziening van bestaand beleid dit bedrag te reserveren ten gunste van sportvoorzieningen
en/of gebruikers - ik kies voor het laatste -, dan wordt daarmee voorkomen dat geknabbeld wordt aan
beleid ten gunste van voorzieningen waaraan de bevolking van Leeuwarden op een actieve wijze deel
neemt. Over deze bestemming c.q. reservering zal ik straks een motie indienen. Voor alle duidelijk
heid, deze motie doet geen uitspraak over het wel of niet afbreken van de boerderij Kalverdijkje 74.
Wel moeten wij ons realiseren dat het in stand houden van deze boerderij een structurele verhoging van
de post Onderhoud op de begroting van de DSR betekent van ongeveer 25.000,en dat wij de boer
derij niet voor opslag nodig hebben. Wellicht zou mevrouw Visscher-Bouwer met dit bedrag een dekking
kunnen vinden voor de kosten om de jeugd gedurende de zomervakantie tegen een goedkoper tarief ge
bruik te laten maken van de zwembaden. Inmiddels hebben wij een motie ontvangen waarbij ter dekking
de post nieuw beleid aangevoerd wordt. Op zich heb ik daar geen bezwaar tegen, want er blijft op die
manier meer geld voor de sport gereserveerd. Het zwemmen wordt al genoeg getroffen door bezuinigin
gen. Wellicht kan het college deze suggestie betrekken in een nader voorstel aan de raad.
Mijnheer de voorzitter, zoals ik in mijn inleiding al genoemd heb, wil ik ook nog een enkele op
merking maken over het jaarverslag van de DSR en het beleid met betrekking tot de sector Sport, Recre
atie en Toerisme. Wat het jaarverslag betreft moet geconstateerd worden dat het laatste verslag handelt
over 1980. Een toetsing van begrotingen aan rekeningen en jaarverslag met betrekking tot het beleid is
zinloos, wanneer de rekeningen en het jaarverslag zo laat verschijnen. Het college heeft gezegd voor
alsnog niet met een beleidsnota op dit terrein te komen. Zelfs een ontwerp-begroting kan op deze wijze
niet het karakter krijgen van een beleidsnota. (De Voorzitter: Bent u bijna klaar, mijnheer Boelens?)
Het is zeer te betreuren dat het college niet met een dergelijke beleidsnota komt, daar het in moeilijke
tijden een succesvol beleid in de weg staat en alleen maar bevordert dat er geknabbeld wordt aan het
voorzieningenniveau. Het maatschappelijk rendement ten aanzien van het gebruik van gemeentelijke
voorzieningen daalt, waardoor de potentiële gebruiker of de gebruiker de rekening gepresenteerd krij
gen.
Mijnheer de voorzitter, tot slot wil ik een enkele opmerking maken over het tijdstip en een moge
lijke vorm van de reeds genoemde integratie. Wellicht kan in het kader van het onderzoek van een re
organisatie van de DSO deze problematiek worden meegenomen en worden nagegaan of in het kader van
het verregaande bezuinigings- en herwaarderingsproces gestreefd moet worden naar verdergaande verho
ging van de doelmatigheid door middel van integratie van gelijksoortige activiteiten en werkzaamheden
die nu, over meerdere diensten verspreid, worden uitgevoerd. Daartoe zou dan een onderzoek moeten
worden gestart. Tenslotte is het ter wille van de duidelijkheid misschien nodig een toelichting te geven
op de vraagstelling C 132 in de Memorie van antwoord naar aanleiding van de ontwerp-begroting 1983
en het ontwerp-beleidsplan 1983-1987, waarin, met betrekking tot de integratie, gesteld wordt een
overheveling te bewerkstelligen van DSR naar DSO. Daaraan ligt het organisatieschema en de gedetail
leerdheid van de begrotingsopzet ten grondslag. De afdeling Plantsoenen is beter geëquipeerd, denk
maar aan het ter beschikking staande bedrijfsbureau, en daardoor beter georganiseerd. Een en ander
blijkt onder anderen uit bijlage 3b van de begroting van lasten en baten en van kapitaal inkomsten en
kapitaaluitgaven van de DSO voor het dienstjaar 1983, waarin - het gaat met name om de posten 60 en
61 - een beknopte toelichting gegeven wordt op de apparaatskosten, de wijze van doorberekening en de
te hanteren tarieven. Ook verwijs ik naar de daarin gehanteerde rendementsberekeningen.
Mijnheer de voorzitter, ik ben aan het eind gekomen van mijn betoog en ik vraag het college en de
fracties in te gaan op drie zaken. Ten eerste verzoek ik in te gaan op mijn suggestie inzake besteding
van overgebleven begrotingsgelden ten behoeve van de realisatie van een berging annex werkplaats voor
de DSR. Ten tweede verzoek ik een principe-uitspraak te doen inzake integratie afdeling Plantsoenen
van de DSO en de afdeling Groenvoorzieningen van de DSR, alsmede over het tijdstip waarop dit zou
moeten gebeuren. Ten derde verzoek ik het college er met betrekking tot het jaarverslag van de DSR op
toe te zien dat het concept daarvan tijdig geagendeerd wordt in de Commissie voor de Dienst voor Sport
en Recreatie, zodat vaststelling en beleidsontwikkeling op elkaar afgestemd kunnen worden. Ik verzoek
de voorzitter de punten genoemd in de motie, die ik zal indienen, afzonderlijk in stemming te brengen.
Ik heb de motie reeds aan de fracties gegeven. Het lijkt mij trouwens verstandig om, alvorens ik de mo
tie indien, eerst de reactie van het college af te wachten. Over de drie in de motie genoemde punten
wil ik graag een uitspraak of een reactie van het college. (De Voorzitter: U dient de motie dus niet in,
mijnheer Boelens?) Ik wacht eerst de beantwoording van het college af. (De Voorzitter: Het lijkt mij
verstandiger dat u de motie wel indient, want dan weet ook het college wat er in staat.) Akkoord, ik
dien hierbij de volgende motie in.
"De raad van de gemeente Leeuwarden, in vergadering bijeen op 12 april
1983, behandelende bijlage nr. 135, afdeling III, paragraaf 3,
spreekt uit:
a. dat, met het oog op een efficiëntere aanpak, de afdeling Plantsoenen
van de DSO en de afdeling Groenvoorzieningen van de DSR geïntegreerd
worden;
b. het resterende bedrag dat gereserveerd is ten behoeve van realisatie van
een berging annex werkplaats voor de DSR, hetwelk overblijft na inrich
ting van de boerderij Kalverdijkje 79, te reserveren ten gunste van sport
voorzieningen en/of gebruikers;
c. dat met betrekking tot het jaarverslag van de DSR het college er op toe
ziet dat het concept tijdig geagendeerd wordt in de Commissie voor de
Dienst voor Sport en Recreatie, zodat vaststelling en beleidsontwikkeling
op elkaar afgestemd kunnen worden."
De motie is mede-ondertekend door de heer Pruiksma.
De Voorzitter: Eerst een punt van orde. De heer Boelens heeft in de betreffende afdelingsvergade
ring inderdaad gezegd dat hij het in de raadsbrief, bijlage nr. 135, genoemde punt zou claimen. Toen
kondigde hij ook aan dat hij daar nog iets bij zou vertellen. Ik heb toen niet gezegd dat hij dat niet
mocht doen, want ik wist ook niet wat hij er bij zou vertellen. De heer Boelens heeft echter alleen het
genoemde punt geclaimd. Ik stel voor dat wij vanavond alleen het geclaimde punt behandelen, dus punt
a van de door de heer Boelens ingediende motie. Over de andere punten hebben wij als b. en w. niet
gepraat want die kenden wij niet en ik neem aan de anderen ook niet. Ik herinner mij dat de heer Boe
lens gezegd heeft dat hij bij de behandeling van het geclaimde punt nog een aantal dingen zou zeggen,
maar ik wist niet precies wat hij daarmee bedoelde en daarom vond ik het correct om zijn betoog niet te
onderbreken. Ik stel dus voor om vanavond alleen het in de raadsbrief, bijlage nr. 135, genoemde ge
claimde punt te behandelen over de integratie van materieel- en personeel inzet ten behoeve van het
groenonderhoud door de DSR en de DSO. De heer Boelens moet op een gepast ogenblik de andere punten
maar weer eens in de arena gooien. Stemt de raad met mijn voorstel in? (De heer Boelens: Ik begrijp uw
bezwaren niet, mijnheer de voorzitter.) Wie is tegen mijn voorstel? Ik constateer dat niemand daar te
gen is. Wie wenst het woord te voeren over de reeds genoemde integratie en punt a van de door de heer
Boelens ingediende motie?
De heer Meijerhof: Ik heb begrepen dat de heer Boelens een rapport uit 1973 onder ogen heeft ge
zien, waarin een werkgroep aanbeveelt dat er een integratie moet plaatsvinden. Ik zou de wethouder
willen verzoeken in de beantwoording over dit punt ook het probleem te betrekken dat vandaag eerder
aan de orde is geweest, namelijk het onderhoud van gebouwen. Daarover zijn namelijk ideeën gedaan
die de andere kant uitkoersen, je zou kunnen zeggen naar een schaalverkleining, door het onderhoud
bij de DSO weg te halen en bij het onderwijs een aantal technische ambtenaren te plaatsen. Hier is het
omgekeerde aan de hand en dat staat nogal expliciet in de motie vermeld. De heer Boelens vraagt om
een principe-uitspraak over de integratie van de groenafdelingen van de betreffende diensten. Ik weet
niet of dat een goede zaak is, want dat moeten wij eerst uitzoeken. Er zijn trouwens meer terreinen in
het gemeentelijk beleid die moeten worden bekeken op het aspect van het goed functioneren van de or
ganisatie. De heer Boelens heeft wat dat betreft dan ook terecht het collegeprogramma aangehaald
waarin al deze punten genoemd staan. Ik zou graag van de wethouder een reactie willen hebben, mede
gezien in het licht van het andere voorstel dat ik net genoemd heb. In tweede instantie zal ik het
standpunt van mijn fractie in dezen naar voren brengen.
De heer De Beer: Zonder het collegeprogramma te citeren zijn ook wij van mening dat, wanneer
integratie mogelijk is en die inderdaad bezuinigingen oplevert, het een goede zaak is om daar eens over
te praten. Door de heer Boelens wordt gerefereerd aan een rapport van 1973. Als wij over de integratie
gaan praten, dan lijkt het mij een goede zaak na te gaan of dat rapport ook geactualiseerd moet wor-