129
De Voorzitter: Het ontgaat mij even waarom wij niet datgene kunnen volgen wat mevrouw Branden
burg en de heer De Jong hebben voorgesteld. In de Commissie voor de Dienst voor Reiniging en Brand
weer komt een beleidsnotitie. Wij hebben de heer Niemeijer gehoord, die zaak komt op de rails.
De heer Niemeijer: Ik heb daar op zich geen probleem mee. Wij voegen alles samen en dan zien wij
wel in de tijd hoe het een wat sneller kan lopen dan het ander.
Mevrouw De Haan-Laagland: Wat bedoelt de voorzitter met de beleidsnotitie? Bedoelt hij de PAL-
notitie over huisvuil of de notitie die door de betreffende dienst wordt gemaakt? Wethouder Miedema
heeft gezegd dat de PAL-notitie op de agenda van de Commissie voor de Dienst voor Reiniging en
Brandweer komt, terwijl de voorzitter zegt dat er een beleidsnotitie komt.
De Voorzitter: Als de raad instemt met datgene wat mevrouw Brandenburg en de heer De Jong heb
ben voorgesteld, dan komt deze materie in de Commissie voor de Dienst voor Reiniging en Brandweer.
Wij kunnen ontzettend gaan vechten over de vraag wat een beleidsnotitie is. Als dit punt in de commis
sie aan de orde wordt gesteld, dan komt dat niet alleen op de agenda te staan. Het punt wordt natuur
lijk even ingeleid in de commissie. Bij dit punt worden bovendien een aantal stukken gevoegd en zeker
de notitie van PAL. Misschien hebben wij nog wel meer interessante notities voor de commissies. Ik
constateer dat iedereen, ook de heer Niemeijer, het hier mee eens is.
Paragraaf 4. Beleidssector Onderwijs.
De Voorzitter: De heer Siemonsma zal spreken over het uitbesteden van de schoonmaakwerkzaamhe-
den van schoolgebouwen aan particuliere bedrijven.
De heer Siemonsma: De uitbesteding van schoonmaakwerkzaamheden lijkt op het eerste gezicht
misschien een ondergeschikt punt. De beantwoording van onze vraag 197 hierover in de Memorie van
antwoord naar aanleiding van de ontwerp-begroting 1983 en het ontwerp-beleidsplan 1983-1987 en de
reactie van b. en w. in de betreffende afdelingsvergadering geven de indruk dat het college deze uit
besteding ook als een ondergeschikt punt beziet. Daarom heb ik het ook geclaimd. Wij zouden er op
willen wijzen dat deze problematiek raakt aan twee belangrijke beleidslijnen uit het collegeprogram,
namelijk aan de ene kant de twee centrale hoofduitgangspunten, die bol staan van solidariteit wat be
treft financiële en sociale bestaansvoorwaarden van zwakkeren en het streven naar gelijke verdeling van
arbeid, kennis, inkomen en macht, en aan de andere kant het punt efficiency. "Het uitbesteden van
activiteiten", zo staat er te lezen, "gebeurt na doorlichting van de gemeentelijke activiteiten op effi
ciency en financieel beheer." Het gaat hier om het gemeentebeleid ten aanzien van privatisering.
Concreet beleid ten aanzien van de twee centrale hoofduitgangspunten betekent dat zwakkeren moeten
worden ontzien en bijzondere aandacht moet worden gegeven, werkgelegenheidseffecten extra zwaar
moeten wegen en het emancipatieproces van met name vrouwen moet worden voortgezet. Onze stelling
is nu dat bij de privatisering van schoonmaakwerkzaamheden de centrale hoofduitgangspunten van het
collegeprogram volledig onderuit gehaald worden. Het is denkbaar dat de raad binnen afzienbare tijd
opnieuw privatiseringsvoorstellen voorgelegd zal krijgen. Als men wil dat die centrale hoofduitgangs
punten meer betekenen dan een mooie vlag op een modderschuit, dan zullen de effecten van privatise
ring afgewogen moeten kunnen worden tegen die hoofduitgangspunten. Daarvoor zijn feitelijke gegevens
wat betreft de effecten van die uitbesteding noodzakelijk, bijvoorbeeld de effecten van de kwaliteit
van het werk, van de mensen die er bij betrokken zijn, enz. De uitbesteding van de schoonmaakwerk
zaamheden vraagt om een evaluatie van dergelijke effecten in het licht van het collegeprogram.
Het lijkt er namelijk op dat een uiterst kwetsbare groep vrouwen slachtoffer wordt van privatisering.
Deeltijd-werksters worden in behoorlijk mensonwaardige arbeidsverhoudingen gedrukt door uitbesteding
van werkzaamheden in wat je toch wel mag noemen "een jungle van de schoonmaakwereld"De concur
rentie is groot en de inschrijvingen worden steeds scherper. Maar daar werkt de gemeente in feite ook
aan mee, door te gunnen voor de laagste kostprijs. Uit de toelichting bij eerdere herwaarderingsonder-
zoeken, afdeling Onderwijs, blijkt dat de gemeente uit was op een uiterst scherpe calculatie van de
kosten. In feite wordt er op deze manier aan meegewerkt dat, wanneer dat kan, cao-bepalingen worden
ontdoken. Een en ander kan niet zonder gevolgen blijven voor de arbeidsvoorwaarden: het werktempo
gaat omhoog en de beloning is niet aan cao-bepalingen gebonden. Het gaat meestal om vrouwen die op
deze wijze zorgen voor een noodzakelijke aanvulling op een minimum-inkomen. De werkzaamheden
worden op onmogelijke tijden uitgevoerd, meestal tijdens piekuren in de huishouding. Voor elke
schoonmaakster die er uit vliegt, staat zeker in deze tijden een rij van gegadigden klaar. Door dit soort
130
omstandigheden en een abominabele rechtspositie vanwege het niet verplichte karakter van cao-bepa
lingen, omdat de mensen maar een beperkte aanstelling hebben - minder dan een-derde van een volle
dige werkweek -, hebben wij te maken met de groep "vogelvrije werkneemsters", zo zou ik ze toch wel
willen noemen. Ze gaan gebukt onder omstandigheden van willekeur en ook angst, zo is gebleken. Een
en ander is af te leiden uit onderzoeken die ook elders zijn gedaan. Door een afdeling van de Rijksuni
versiteit Groningen is bijvoorbeeld een onderzoek gedaan naar de omstandigheden in de schoonmaakwe
reld. Het resultaat hiervan circuleert momenteel in de PvdA-fractie; als hiervoor belangstelling is, dan
kan het ongetwijfeld ook door anderen worden ingekeken.
25 januari jl. is er een bijeenkomst geweest, georganiseerd door Vrouwen en arbeid en de Indus
triebond FNV, waarbij schoonmaaksters werden uitgenodigd. Gebleken is dat velen niet durfden te ko
men, uit angst ontslagen te worden. De vrouwen die wel komen zijn veelal vrouwen die al ontslagen
zijn en de moed hebben hun nood te klagen. Ook is er een brief gekomen, waarin enkele gegevens
staan van een van de scholenkoppels die uitbesteed zijn aan een schoonmaakbedrijf, waarvoor recen
telijk het aantal schoonmaakuren is teruggebracht van 84 tot 50. Een vermindering met 40%, waardoor
een van de twee vrouwen ontslagen moest worden. De werkbelasting is door dit ontslag voor de overge
bleven schoonmaakster met 40% toegenomen. U kunt mij niet wijsmaken dat een stijging van arbeidspro-
duktiviteit van 40% redelijk is, dus zal dit gevolgen moeten hebben voor de kwaliteit van het werk.
Concluderend zou ik willen zeggen dat op deze manier gemeentelijke bezuinigingen uiterst kwets
bare groepen treffen in hun werkomstandigheden en in hun inkomen. Bovendien moet de kwaliteit van de
dienstverlening er op achteruit gaan. Diverse fracties hebben in de algemene beschouwingen vrij roe
rend gesproken over het ontzien van zwakkere groepen. Ik zou willen dat die zorg in daden wordt om
gezet, ook ten aanzien van deze groep. Daarbij wil ik het college niet het vel over de oren halen, ik
vraag voorlopig slechts om een onderzoek en om voorlopige opschorting van een verdere uitbesteding
van schoonmaakwerkzaamheden, in afwachting van de resultaten uit dat onderzoek. Het lijkt mij dat ik
nog niet eerder zo'n redelijke motie heb ingediend en ik kan mij haast niet voorstellen dat het college
deze motie niet wil overnemen en daarmee in feite de zaak bespoedigt. De motie luidt als volgt:
"De raad der gemeente Leeuwarden, in vergadering bijeen op 11 en 12 april
1983 ter behandeling van het ontwerp-beleidsplan 1983-1987,
overwegende dat er aanwijzingen zijn dat het uitbesteden van de schoon
maak van een 20-tal scholen aan het LSB er toe geleid heeft dat:
- arbeidsplaatsen verloren zijn gegaan;
- de werkbelasting van schoonmaakpersoneel enorm is toegenomen;
- de uurlonen van schoonmaakpersoneel zijn verlaagd;
- cao-bepalingen niet meer volledig gelden voor het betreffende schoon
maakpersoneel
voorts overwegende dat:
- schoonmaakpersoneel behoort tot de sociaal en economisch zeer kwetsbare
groepen in de samenleving, die volgens het collegeprogramma 1982-1986
zoveel mogelijk moeten worden ontzien en bijzondere aandacht krijgen;
- het eventueel afstoten van gemeentelijke activiteiten naar particuliere
bedrijven niet slechts beoordeeld moet worden op het kostenaspect voor de
gemeente, maar ook op het "centrale hoofduitgangspunt: solidariteit, die
verplicht tot bijzondere aandacht voor financiële en sociale bestaansvoor
waarden van de zwakkeren" (zie collegeprogram 1982-1986);
- binnenkort opnieuw schoonmaakwerkzaamheden (in het voortgezet onder
wijs) uitbesteed zullen worden aan een particulier bedrijf,
is van mening dat:
- op korte termijn een onderzoek wordt verricht naar de gevolgen van het
uitbesteden van de schoonmaakwerkzaamheden aan een particulier bedrijf
met name voor de kwaliteit van de dienstverlening en voor het schoon
maakpersoneel;
- het uitbesteden van schoonmaakwerkzaamheden voor scholen in het voort
gezet onderwijs moet worden opgeschort tot de raad zich over de resulta
ten van genoemd onderzoek heeft kunnen uitspreken."
De motie is mede-ondertekend door mevrouw Van der Werf.
De heer Janssen: Om even met een raadslid te spreken dat hier al niet meer in de raad zit: "Noch
even sturtswylje.Deze woorden zouden van de heer Singelsma kunnen zijn. De heer Siemonsma heeft