14 De heer Miedema (weth.): De heer Meijerhof is begonnen met te stellen - een aantal andere spre kers is hem daarin gevolgd - dat het hier om een in meer dan één opzicht triest verhaal gaat. Als colle ge zeggen wij die woorden van de heer Meijerhof graag na. De heer Meijerhof heeft enige kritiek op de tijd die beschikbaar was voor commissies en raad en zegt dat dit punt overhaast op de agenda is ge plaatst. Ook een aantal andere sprekers heeft hierover het woord gevoerd en ik denk dat het een goede zaak is dat ik daarvoor toch enigszins een verklaring geef. Vorige week heb ik in de betreffende com missie ook getracht een verklaring te geven, maar die wil ik hier graag herhalen. Wij zijn vanaf januari bezig met deze problematiek en wij zagen dat het ook dit boekjaar financieel niet goed zou gaan met de ijshal. Het stichtingsbestuur van de ijshal heeft daarover vergaderd en is tot de conclusie gekomen dat het het beste zou zijn dat de stichting zou worden ontbonden en dat er een nieuwe start zou worden gemaakt. Na die beslissing van het stichtingsbestuur heeft het college zich beraden en is een aantal za ken op een rij gezet. Aanvankelijk hadden wij hoop dat er of via verkoop van de exploitatie van de ijs hal of via een goed plan dat de ijsverenigingen op touw hadden gezet een aanvaardbare redding van en een aanvaardbaar alternatief voor de ijshal zou zijn. Beide voorstellen zijn afgewogen en het college is tot de ontdekking gekomen dat het niet volledig verantwoord is om een van de twee voorstellen te ac cepteren en aan de raad voor te leggen. Toen werd de tijd wat schaars. Als het stichtingsbestuur van de ijshal aan het eind van dit seizoen meent te moeten ophouden, dan is dat zijn eigen beslissing. Wij moeten doorgaan. Ook de trainers van de ijsclubs krijgen haast, want die willen weten of er nog een toekomst in Leeuwarden is voor een ijshal. De gemeente heeft op een termijn van enkele weken een alternatief op tafel gelegd dat wij gezamenlijk - ik vind dat erg belang rijk om te zeggen - met de ijsclubs doorgesproken hebben. De ijsclubs staan daar achter en enkele men sen uit onze samenleving, die nauw verwant zijn met de ijssport, zijn bereid samen te gaan werken. Als ik dan een aantal sprekers hoor zeggen dat de exploitatie van de Ijshal volledig moet worden onderge bracht bij de DMF of de evenementenhal en de gemeente, dan wil ik er toch met nadruk op wijzen dat de goede verhoudingen die wij met de ijsclubs hebben en mede gelet op de opstelling van de ijsclubs in het verleden, een goede samenwerking, ook in de toekomst, volledig rechtvaardigen. Het voorstel dat gedaan is en nu voor ons ligt om gezamenlijk met mensen uit de samenleving tot een commissie met be heersbevoegdheden te komen, maakt het voor de toekomst en voor de exploitatie noodzakelijk dat wij de samenwerking met de sportbonden op een goede wijze onderhouden. Er is een aantal vragen gesteld over de beheerscommissie zoals ons die voor ogen staat. Door een aantal sprekers is in dit verband gesproken over een samensmelting van het beheer van de evenementen hal en de ijshal. In dit kader zou de samenwerking met belangstellenden uit de burgerij op het gebied van de ijssport toch minder moeten worden. Ik wil even in herinnering roepen het feit dat wij in septem ber een nieuwe beheerscommissie voor de DMF/evenementenhal hebben benoemd waarin deskundigen zitting hebben om op het gebied van het evenementenhalgebeuren een adequate oplossing te vinden en te zorgen voor een goed beheer. Het college is van mening dat het nu aan de orde zijnde reddingsplan voor de ijshal een aantal jaren moet worden geprobeerd. Mocht dat niet lukken en mocht de begroting, die de raad is aangeboden, niet re'éel blijken te zijn, wij zullen toch alert moeten blijven op andere oplossingen. In dat kader is het misschien verstandig om de eerste paar jaar het pad gescheiden te hou den, de ontwikkelingen af te wachten en bij het opnieuw benoemen van de commissie dit punt weer on der ogen te zien. Een aantal leden heeft deze wens duidelijk naar voren gebracht en ik zeg de raad toe dat wij bij de voorbereiding, met betrekking tot het instellen van een commissie met beheersbevoegdhe den en het opstellen van het besluit, met de opmerkingen van de raad rekening zullen houden. Bij die gelegenheid zullen wij daarop terugkomen. De heer Visser zegt dat er aanzienlijke tekorten zijn, maar dat voortzetting van de exploitatie van de ijshal niet tot elke prijs mag geschieden. Wij zijn dat met de heer Visser eens. Voortzetting van de exploitatie van de ijshal mag niet tot elke prijs geschieden. Wij menen dat het erg belangrijk is dat de ze hal in exploitatie blijft, maar wij onderschrijven graag de woorden van de heer Visser dat dat niet tot elke prijs mag. De heer Visser zegt ook dat de tarieven kritisch bekeken moeten worden. Hij bedoelt dat in neer waartse richting. Ik had gehoopt dat de heer Visser de andere richting bedoelde, want dat zou begro tingstechnisch een goede zaak zijn. Wij hebben evenwel kennis genomen van de opstelling van de heer Visser. De heer Bijkersma heeft ook het woord gevoerd, mijnheer de voorzitter, echter op een wijze waar ik eigenlijk niet zo gelukkig mee ben. Hij heeft een paar keer het woord "versluieren" genoemd. Ik ben mij er niet van bewust dat er ook maar iets versluierd is. De heer Bijkersma heeft vorige week in de commissievergadering op alle vragen een antwoord gekregen. Ik zeg in alle openheid dat ik moeite heb met het door de heer Bijkersma noemen van het woord "versluieren". Ik vind het volledig onterecht dat de heer Bijkersma zegt dat er met personeel geschoven wordt en dat dat op hem overkomt als een ver 15 sluiering van zaken. Wij hebben vorige week duidelijk opening van zaken gegeven. Er zijn twee men sen in vaste dienst bij de evenementenhal en er was een vacature bij de sporthal. Een van de mensen, die in vaste dienst is bij de evenementenhal, heeft gesolliciteerd naar die vacature bij de sporthal en is als zodanig benoemd. Bij de evenementenhal blijft dus één vaste kracht over, waarvan de kosten in de begroting zijn opgenomen die de raad is voorgelegd. Een deel van het salaris van de adjunct-directeur drukte op de exploitatie van de ijshal. Door de toename van werkzaamheden bij de evenementenhal wordt voorgesteld om dat deel van het salaris van de adjunct-directeur te laten drukken op de exploita tie van de evenementenhal en dan is het plaatje rond. Een en ander is in de commissie uitgelegd en ik heb er moeite mee dat dat versluieren wordt genoemd, want er is niets versluierd. De gang van zaken staat duidelijk en klaar in de stukken. De heer Bijkersma komt ook terug op de snelheid waarmee deze zaak aan de orde wordt gesteld. Hij heeft het in dat verband over haastwerk. De heer Bijkersma zegt vervolgens dat de bestaande stichting kan blijven functioneren en dat er volgens hem wel een oplossing is. Ik kan dat niet beamen, want volgens mij is dat geen oplossing. Als er een duidelijk gewijzigde opzet moet komen, dan zullen wij een nieuwe start moeten maken. Als de huidige stichting op eigen verzoek wordt ontbonden en de exploitatie van de ijshal moet worden voort gezet, dan zal toch iemand leiding moeten geven aan het complex. Om in die lacune te voorzien wordt voorgesteld de commissie via deze weg in het leven te roepen en gezamenlijk met de ijsclubs en de ge meente de zaak verder te dragen. Dat is een oplossing die de raad wordt voorgesteld. Als de heer Bij kersma zegt dat er wel een andere oplossing is, dan zou het erg plezierig zijn als hij zou zeggen welke oplossing dat dan is, want die is nog niet tot deze tafel doorgedrongen. Volgens de heer Bijkersma heeft de begroting geen realiteitswaarde. Ik kan dat moeilijk aannemen en ik ben best bereid om deze begroting te verdedigen, echter niet tot op het laatste cijfer achter de komma. Wij hebben de begroting overgenomen op grond van de cijfers van de laatste jaren. Er is duide lijk bezuinigd op de post personeelslasten en op een aantal andere posten en er is geen enorm hoge toe name van entreegelden geraamd. Wij menen dat het een erg re'éle begroting is. Als de heer Bijkersma met het voorstel zou komen dat er voor een bepaalde post op de begroting een reëler bedrag moet wor den opgevoerd, dan ben ik best bereid met hem daarover te discussiëren. Ik laat echter de woorden van de heer Bijkersma, dat de begroting geen realiteitswaarde heeft, voor zijn rekening. Door de heer Bijkersma is een motie ingediend betreffende een breder onderzoek en het niet ophef fen van de huidige Stichting Ijshal Leeuwarden. Uit mijn beantwoording is wel gebleken hoe ik tegen over deze motie sta. De heer Van der Wal is begonnen met het geven van een historische beschouwing, die ik met ge mengde gevoelens heb aangehoord. Het is echter wel een reële voorstelling van zaken die de heer Van der Wal heeft gegeven. Hij komt erg kort tot de conclusie dat het doorgaan met de exploitatie van de ijshal beter is dan het sluiten van die halOok de heer Van der Wal heeft problemen met het instellen van een aparte beheerscommissie voor de ijshal, maar op dat punt ben ik al ingegaan. Mevrouw De Jong pleit ook voor één complex en voor meer samenwerking. Ook zij heeft het over haastwerk gehad wat betreft het voorstel. Mevrouw De Jong wil de garantie dat er ijs in de ijshal komt en zij wil de zaak breder, duidelijker en nauwgezetter onderzoeken. Wel, mevrouw De Jong, met het reeds nu geven van een garantie, zonder dat wij weten wie die garantie waar gaat maken, heeft het college duidelijk moeite. Wij menen dat hier een goed voorstel ligt en dat wij op deze basis met een exacte bewaking van kosten verantwoord bezig zijn als wij deze lijn gaan volgen. De heer Buurman heeft vele goede eigenschappen gegeven waaraan de commissie zal moeten vol doen. Hij heeft ook veel zakelijke adviezen gegeven. Wij zijn graag bereid die zoveel mogelijk tot ons te nemen en daar ons voordeel mee te doen. Hartelijk dank daarvoor, mijnheer Buurman. De heer Buur man zegt dat uithuilen wel zal moeten, maar dat opnieuw beginnen hem ook een goede zaak lijkt. De Voorzitter: Ik stel voor dat wij bij de verdere discussie de kwestie van de beheerscommissie bui ten beschouwing laten. De raad hoeft daarover vanavond geen beslissing te nemen. Er staat in de raads- brief, en een aantal sprekers heeft dat bevestigd, dat daarover een nader voorstel komt. Het college zal zich nader beraden over deze kwestie. Wethouder Miedema heeft al gezegd dat het college nader na zal gaan welke vorm die commissie moet hebben. Wij moeten kiezen tussen een tijdelijke oplossing, zo als min of meer gesuggereerd is, en een commissie met twee secties. Eén sectie voor de evenementenhal en de ijshal en één sectie voor de veemarkt, de markt en de havens. Die ene commissie hoeft niet eens zovaak bij elkaar te komen. Juridisch is het mogelijk om beide commissies elk voor hun eigen zaken een stukje beheersbevoegdheid te geven en dat zou wel eens erg logisch kunnen zijn. Of wij een en an der zo snel rond kunnen krijgen is punt twee, maar b. en w. zullen zich hierover moeten beraden en bij de raad terug moeten komen. Ik stel dus voor om vanavond niet verder over deze kwestie te discussiëren, maar onze discussie te beperken tot de rest van het voorstel.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1983 | | pagina 8