14
te trekken en mee leiding te geven aan het tot stand brengen van een zekere tegendruk in de richting
van de Haagse regionen.
Hartelijk dank, mevrouw Brandenburg, voor het verkiezingsprogramma. Ik zal nauwkeurig checken
hoeveel punten u gescoord hebt in het college-werkprogram. Misschien willen de andere fracties voor
mijn gerief zo vriendelijk zijn mij een exemplaar van hun verkiezingsprogram toe te spelen. Het is toch
altijd wel belangrijk die achtergrondinformatie te hebben en in de oertekst na te slaan hoe het allemaal
precies ligt.
Bezorgdheid is door velen uwer uitgesproken over de werkgelegenheidssituatie. Ik heb daarover in
Schiedam ook het een en ander gezegd; ik wil het hier graag in dezelfde sfeer herhalen. Ik weet uit het
verleden hoe ontmoedigend het is voor mensen - in het Noorden van het land vind je ze veel; ik heb ze
in Oost-Groningen talloze malen ontmoet - om twee, drie keer in hun leven te ervaren dat de poort van
de fabriek dicht gaat, omdat er geen werk meer is en zij naar ander emplooi moeten zoeken, om dan na
een aantal malen solliciteren te ontdekken dat hun leeftijd - meestal boven de 40 jaar - de reden is dat
ze niet meer kunnen worden geplaatst. Naar mijn idee zijn aan de ene kant het attent zijn op de werk-
gelegenheidsbevordering en aan de andere kant de gevolgen van de werkloosheid en wat daartegenover
beleidsmatig als gemeentelijke overheid moet worden gezet in de huidige tijdsomstandigheden belangrij
ke aandachtspunten van welk gemeentebestuur dan ook.
Mevrouw Brandenburg wilde mijn echtgenote vogelvrij verklaren. Dat ging mij net even iets te ver,
hoewel ik eraan hecht haar alle vrijheid te geven die zij maar wil. Ik heb echter begrepen dat u haar
de ruimte geeft en wij zullen graag proberen die ruimte voor een groot deel samen op te vullen in de
Leeuwarder samenleving. Wij hopen van harte - wij twijfelen er eigenlijk ook niet aan - dat wij ons
zeer spoedig thuis zullen voelen, zodra wij ons hier "metterwoon", zoals dat heet, gevestigd hebben.
Ik wil de heer Pruiksma graag toegeven dat Friesland natuurlijk de meest markante provincie is,
maar je bent in je formuleringen wel eens wat elegant om anderen niet te veel verdriet te doen. Ik kan
dat nu wat veiliger en nadrukkelijker gaan formuleren.
Voor de teleurstelling van de heer Bijkersma dat hier geen liberale burgemeester is gekomen kan ik
hoogstens begrip opbrengen. Ik kan daar echter niets tegenover zetten, maar ik geloof ook niet dat hij
dat verwacht. In hoeverre burgemeestersbenoemingen er zijn om onevenwichtigheden bij politieke coa
lities te corrigeren, is een punt waarover ik nog wel eens met hem wil praten. Ik heb daarover zo mijn
twijfels, te meer omdat algemeen de wens daar is - dat heb ik deze week in Schiedam ook weer ge
hoord - dat burgemeesters langer dan een korte tijd in een gemeente verblijven. Het is niet ongebruike
lijk om dan te zeggen: ten minste één maar misschien anderhalf tot twee ambtstermijnen. Dat is ook
vandaag weer in mijn richting gezegd toen mijn leeftijd aan de orde kwam. Er werd echter heel mild
over gesproken. Ik kan u zeggen dat ik mij indertijd nogal nijdig heb gemaakt toen er in het Schiedamse
circuit bij mijn benoeming enige keren kritiek werd geuit op het feit dat ik net 50 jaar was. Ik ben niet
gauw gestoken, je leert in dit werk wel heel veel over je kant te laten gaan, maar dat was iets dat mij
stak. Ik was gewoon erg boos over deze uitlating, want ik vond het zelf vervelend genoeg dat ik al 50
jaar was. Als dan nog eens met nadruk wordt onderlijnd dat dat een heel kwalijke zaak is, dan vind ik
dat dubbelop gaan en dat de redelijkheid ver te zoeken is.
Ik ben het met de heer Bijkersma eens - hij heeft het ook in mijn installatierede kunnen beluiste
ren - dat men niet alleen open oren moet hebben voor grote bedrijven, maar ook voor kleine bedrijven.
Er zit wel eens wat onredelijks in de vestiging tussen een groot en een klein bedrijf. Op het moment van
vestiging van een groot bedrijf, wordt hiervan melding gemaakt in de publiciteit: geweldig bedrijf, zo
veel arbeidsplaatsen! Eerst wordt al meegedeeld dat de beslissing is gevallen, dan komt het slaan van de
eerste paal, dan wordt het bedrijf geopend, later gaan de eerste produkten de deur uit. Zo'n vestiging
heeft een reeks van publiciteitsactiviteiten ten gevolge. Het kleine bedrijf, dat een relatief gezonde
maar eenvoudige groei doormaakt en dat als je het optelt bij een aantal gelijksoortige bedrijven min
stens zoveel gewicht in de schaal kan leggen op het werkgelegenheidsfront, blijft weliswaar vaak wat in
de schaduw staan. Met mijn woorden dat de kleinschalige werkgelegenheid zeker niet uit het oog moet
worden verloren, bedoelde ik te zeggen dat wij in de toekomst misschien juist daarop heel erg attent
moeten zijn, omdat grote mogelijkheden wellicht in de kleinschalige sfeer te vinden zullen zijn.
Het pleidooi voor de dorpsbelangen spreekt mij aan. Ik ben te lang plattelandsburgemeester geweest
om niet gevoelig te zijn voor de wensen die vanuit het dorp ten opzichte van de stad leven. Ik noem de
wensen om een stuk eigen identiteit in het dorp te houden. Er is niets zo ontmoedigend als wanneer de
laatste bakker uit het dorp vertrekt en men in zo'n dorpssamenleving alles bij de handen ziet afbreken.
Het is nu eenmaal zo dat alles wat wij in onze samenleving organiseren mogelijk wordt gemaakt door de
getalsmatige verhoudingen van de mensen die er gebruik van maken. Dat tikt door in een stad waar het
bevolkingsaantal achteruit loopt; ik heb dat in Schiedam ervaren. Dat tikt relatief veel harder door in
een kleine, hechte dorpssamenleving, waar de laatste primaire voorzieningen gaan verdwijnen en waar
15
het aantal inwoners terugloopt. Er zit een eigen sfeer in een dorp. Ik denk dat het heel belangrijk is dat
er ook binnen het stramien van een gemeente als Leeuwarden, die een aantal dorpen tot zijn territoir
mag rekenen, de nodige attentie is juist voor die kleinschalige samenlevingen, die allemaal hun eigen,
heel bijzondere waarde hebben.
Dat er ook geluisterd moet worden naar de groeperingen die niet in het college zitten, spreekt voor
mij volstrekt vanzelf.
Mevrouw Van der Werf veronderstelt dat ik, al klarinet spelende, een bijdrage zou kunnen leveren
aan het culturele klimaat. Ik moet tot haar verdriet zeggen dat ik weieens van mijn kinderen heb ge
hoord: Hij speelt wel hard, maar niet mooi, maar hij doet zijn best. Misschien dat dat laatste enig
perspectief voor de toekomst geeft.
Met de benoemingsprocedure zullen wij moeten leven zolang die niet anders is geworden. Ik heb
overigens begrepen dat de wijze van totstandkoming van de burgemeestersbenoeming voor mevrouw Van
der Werf geen beletsel is geweest om toch mee te spelen in de vertrouwenscommissie. Ook heb ik begre
pen dat de heer Bijkersma weer heel andere motieven had om dat niet te doen, maar daaraan ga ik nu
verder maar voorbij.
Politiebeleidsplannen zijn op het ogenblik de zeer hoog scorende "topics" van de Nederlandse ge
meenten. Ik denk dat wij nog een beetje onze draai moeten vinden om een beleidsplan niet als een soort
fopspeen in de vijver van de politieke discussie te laten verdwijnen, maar het een wezenlijke functie te
geven in het lokale gebeuren. Het is een leerproces dat je metelkaar doormaakt, waarbij je eigenlijk
ingeklemd zit tussen de primaire taken die je te verrichten hebt. Ik kan u wel zeggen dat ik er geen
voorstander van ben om de politie te doen devalueren tot een soort maatschappelijke werkinstelIing; het
blijven politiemensen. Daarvoor hebben ze een opleiding gehad. Ze moeten zich niet bemoeien met
dingen waarvoor ze niet zijn opgeleid. Ze kunnen hoogstens zorgen voor doorspeling en voor het geza
menlijk aanpakken van problemen. Ze hebben ook een wezenlijke signaalfunctie: ze moeten de signa
len die ze uit de samenleving opvangen oppakken en doorgeven naar het beleid. Wij zijn er in de Ne
derlandse verhoudingen nog niet geheel in geslaagd om daarin een wat glad lopend circuit tot stand te
brengen. Ik ben echter van mening dat wij op de goede weg zijn. Alleen al het feit dat er beleidsplan
nen worden opgesteld is al een enorme stap vooruit. Het heeft ook te maken met het feit dat vroeger
vanuit de gemeenteraden de interesse in politiezaken niet het allersterkste was ontwikkeld. Het is ver
heugend te constateren dat die interesse de laatste jaren sterk is toegenomen.
Ik vind het juist dat het zo moet zijn dat ingeval van acties beleidsmatig gekeken wordt naar de
achtergronden van waaruit die acties voortvloeien. Aan de andere kant ontkom je er mijns inziens niet
aan om een duidelijk beleid te voeren. Daarin hoop ik zeer sterk en kritisch gesecundeerd te worden
door de Commissie voor Openbare Orde die hier is en aan het bestaan waarvan ik grote waarde hecht.
De Gemeentewet zegt dat de burgemeester verantwoording aflegt van het door hem gevoerde beleid.
Dat is natuurlijk een prachtig verhaal, maar je kunt er in de huidige tijdsomstandigheden niet mee uit
de voeten. Het is verschrikkelijk onverstandig om te wachten totdat alle feiten hebben plaatsgevonden
en dan gaan zeggen hoe het precies geweest is. Een burgemeester doet er in mijn optiek wijs aan om
zich van te voren ervan te vergewissen welke accenten in de raad, als vertegenwoordiger van de lokale
samenleving, worden gelegd, zodat hij bij het beleid dat tenslotte wel voor zijn verantwoording komt
zoveel mogelijk rekening kan houden met gevoeligheden en ook weet, wanneer hij bepaalde beleidslij
nen kiest, welke reacties dat ten gevolge zal hebben. Ik zou echter voor het eventueel onderkennen van
reacties niet uit de weg gaan, wanneer ik overtuigd ben van de juistheid van de te nemen beslissingen.
Er zijn de laatste tijd veel nieuwe onderwerpen in beeld gekomen. De lokale vredespolitiek bij
voorbeeld is genoemd. Uiteraard ben ik geheel op de hoogte van de motie Leeuwarden die in het blad
Noodzaak al in extenso is gepubliceerd. Ik heb de inhoud ervan tot mij laten doordringen. Als een raad
een uitspraak doet, dan spreekt het vanzelf dat het niet de vrijheid van de burgemeester is om een der
gelijke uitspraak maar in de hoek te laten. Hij heeft rekening te houden met de nadrukkelijk geformu
leerde mening die in een raad tot stand is gekomen. Dat zal ook op dit terrein het geval zijn.
Mevrouw De Jong heeft zich bezorgd getoond over de kwaliteit van de democratische verhoudin
gen. Zij heeft gezegd dat in de huidige tijdsomstandigheden het gevaar levensgroot aanwezig is dat de
democratie zou kunnen worden uitgehold. Ik stem daarmee in. Ik denk dat het de verantwoordelijkheid
van het plaatselijke bestuur is om daarop verschrikkelijk attent te zijn en te kijken en met elkaar te be
spreken wat gedaan kan worden om die democratie, die naar mijn smaak nog altijd de beste vorm van
staatkundige vormgeving is met alle bezwaren die daaraan zijn verbonden, zo goed, zo gaaf, zo zuiver
mogelijk in stand te houden en hoe de gevaren, die de democratie bedreigen, zo goed mogelijk te lijf
kunnen worden gegaan, kunnen worden bestreden en waar mogelijk kunnen worden geëlimineerd.
Ik heb nog iets vergeten te zeggen in mijn antwoord aan mevrouw Brandenburg. Zij komt met
vreugde de hopen zand in de stad tegen. Dat is iets voor de Schiedammers om mee naar huis te nemen!