20
feit dat sommige middenstanders, met name die uit de zogenaamde winkelbanaan, zich nogal kritisch,
soms zelfs negatief, hebben opgesteld. Wij delen hun angst echter niet, althans niet voorzover die angst
is gebaseerd op de gedachte dat de positieve uitstraling van dat pleinafsluitend gebouw in de vorm zoals
wij ons voorstellen per definitie zal behoren op te houden bij bijvoorbeeld het eind van de Peperstraat.
Voor het overige is mijn fractie wel van oordeel dat de hele gang van zaken nauwlettend moet wor
den gevolgd. In dat verband wil ik graag de discussie in herinnering roepen die op 2 november 1981 in
deze raad is gevoerd over het pleinafsluitend gebouw en de toezeggingen die toen van de kant van het
college, met name in de richting van mijn fractie, zijn gedaan. Ik herinner met name aan de discussie
over de minimum en maximum variant. Als wij nu als fractie ja zeggen tegen dit voorstel, dan is wat ons
betreft de besluitvorming rond dat gebouw bepaald nog niet op zijn eind, want de invulling van het hele
verhaal qua functie laat nog vragen onbeantwoord. Met name het zogenaamde "upgrading" karakter laat
nogal wat ruimte voor discussie. Zo vinden sommigen, onder wie een lid van mijn fractie, het plan in
feite te hoog gegrepen; anderen vinden het te grootschalig, met name waar het de gedachte oppervlakte
voor winkelruimte betreft. Wellicht mogen wij daarop nog een reactie van het college horen. Naar het
oordeel van mijn fractie staat in ieder geval vast dat het gebouw aan hoge eisen van ruimtelijke orde
ning zal moeten voldoen, gelet op de wel zeer specifieke plaats in de stad.
De gedachten die de heer Ten Hoeve heeft geventileerd over de procedure en de eventuele haken
en ogen die daaraan zouden zitten, leven ook bij ons. In zoverre sluiten wij ons bij zijn betoog aan. Er
zal dan ook een nauwkeurig te volgen procedure moeten komen, die daarnaast naar ons gevoel ook nog
ruimte laat voor een marktanalyse met betrekking tot de invulling van de functies van het gebouw. In
die ontwikkeling en analyse wil mijn fractie steeds gekend worden. Overigens gaan wij akkoord met het
voorstel van b. enw., onder voorbehoud van de reacties van het college op een paar vraagpunten.
Wat het verhaal van de heer Bak betreft, het was meen ik Vondel die ooit heeft gezegd: "Wat van
verre komt gevlogen wordt hier wonderlijk onthaald." Dat moet met mijnheer Bak maar zo blijven.
De heer Van der Wal: Het zal de hier aanwezigen, behalve onze nieuwe voorzitter die zich natuur
lijk nog dagelijks loopt te verbazen over de gang van zaken in Leeuwarden, zo langzamerhand niet ver
bazen dat mijn fractie niet met het voorgestelde besluit kan instemmen. Bij de behandeling van het dis
tributie-planologisch onderzoek in 1981 zagen wij de functie van het toen voorgestelde pleinafsluitend
gebouw niet haalbaar en vol risico's, zeker voor de uiteinden van het hoofdwinkelcentrum oftewel de
banaan en dan met name de Voorstreek. Het rapport dat nu ter discussie is brengt ons niet tot andere ge
dachten, integendeel, het versterkt onze mening dat de argumenten tegen sterker zijn dan voor. Ik vind
het overigens plezierig dat de argumenten voor en tegen in het rapport staan vermeld. Als je een en an
der vanaf blz. 9 leest, dan blijkt dat de twijfels, die er eigenlijk bij iedereen in de raad al bij de be
slissing op basis van het distributie-planologisch onderzoek voor dit pleinafsluitend gebouw waren, in
negatieve zin zijn achterhaald; het is immers allemaal een stuk slechter geworden.
Een kleine 4.000 m2 vloeroppervlakte moet worden ingevuld door winkels in de sector non-food,
waardoor een upgrading effect wordt bereikt. Eigenlijk heeft nog niemand mij ooit duidelijk kunnen ma
ken wat "upgrading" is, laat staan "normaal upgrading", maar goed. Ik heb wel begrepen dat het over
het algemeen om de duurdere goederen gaat, maar die zijn ook het meest conjunctuurgevoelig. En de
conjunctuur is laag. Er is gezegd dat het een gebouw moet worden van allure, namen van architecten
zijn genoemd, de gebruiksmogelijkheden moeten flexibel zijn, het gebouw moet multifunctioneel zijn,
liefst nog met parkeergelegenheid. Nou, dan moet het wel een duur gebouw worden. Maar wat gebeurt
er als er in zo'n duur gebouw geen "dure winkels", winkels die luxe goederen verkopen, komen? Dan
moet het met andere zaken worden gevuld, want zo'n gebouw kan natuurlijk niet renteloos blijven
staan. Dan zullen er zaken in moeten komen die niet meer aan het "normaal upgrading" model - wat dat
dan ook moge zijn - beantwoorden, maar die een breder assortiment voeren, met andere woorden een
rechtstreekse concurrentie voor het hoofdwinkelcentrum.
De argumenten voor, zoals die op blz. 13 van het rapport worden genoemd, komen er op neer dat
er, wanneer het pleinafsluitend gebouw gerealiseerd wordt, minder of zelfs in het geheel geen negatie
ve ontwikkelingen optreden, die zonder de komst van het complex wel zullen optreden. Op deze zin
steunt in feite het hele rapport. De zin wordt nog eens in de conclusie herhaald en in de raadsbrief
wordt er weer naar verwezen. Het is een ontzettend zwak argument, je zou kunnen zeggen een wishful
thinking argument. Een zwak argument wordt natuurlijk niet sterker als je het drie keer herhaalt op ver
schillende bladzijden. Verder zijn er geen argumenten voor bij gekomen, behalve dan dat er kennelijk
beleggers c.q. projectontwikkelaars zijn die belangstelling voor dit project hebben. Daarvan is overi
gens niets in het rapport terug te vinden. Ook van enige wetenschappelijke onderbouwing - ik neem die
term even over van de heer Ten Hoeve - is geen sprake. Er wordt een beetje vaag om het probleem heen
gepraat, zonder daarbij exacte cijfers of ontwikkelingen te noemen. Ik wijs hier even op, omdat de
heer Ten Hoeve zei dat de heer Bak, die het overigens met ons eens was maar die ik verder niet wil ver
21
dedigen, wel een bepaald standpunt inneemt maar dat niet doet op wetenschappelijke gronden. In het
rapport is hooguit sprake van een "wishful thinking", waardoor het eigenlijk nodeloos dik is geworden,
het had wel tot 17 pagina's beperkt kunnen blijven, hetgeen overigens wel zonde geweest zou zijn voor
de mooie illustraties. Daaruit spreekt trouwens wel een groot optimisme over de toekomstplannen voor
Leeuwarden, naar mijn idee hetzelfde ongefundeerde optimisme dat ons ook in het avontuur van de par
keergarage onder het Zaailand, de evenementenhal, de stadsverwarming enz. heeft gestort. Het kon
immers nooit op, de prognoses waren altijd geweldig optimistisch. Het enige voordeel bij dit project is
dat de gemeente niet zo'n groot financieel risico loopt. Wie dat wel lopen zijn met name de midden
stand en misschien zelfs op langere termijn de burgerij.
Ik heb mij er over verbaasd dat de PvdA-fractie, na de droeve ervaring met de projectontwikkeling
aan de St. Jacobsstraat, nu weer zo enthousiast staat te trappelen om een groot markant binnenstadsge-
bied in handen van een projectontwikkelaar te geven. Eufemistisch wordt dan wel steeds belegger ge
zegd, maar dat komt natuurlijk op hetzelfde neer. Verder denk ik dat de heer Ten Hoeve Progressieve
Actie Leeuwarden verwart met Projectontwikkelingsactie Leeuwarden en dat is heel iets anders.
Ik ben blij dat de heer Ten Hoeve met nadruk namens zijn hele fractie heeft gesteld dat er wat met
het plein moet gebeuren. (De heer Ten Hoeve: Wij geven wel eens een fout toe.) Ik zou er net bij zeg
gen dat de heer Ten Hoeve en de huidige wethouder van Ruimtelijke Ordening, de heer Geerts, als eni
gen van de fractie destijds tegen de bouw van de parkeergarage hebben gestemd. Wij moeten er met zijn
allen voor zorgen dat er iets gebeurt en dan kom je er niet alleen met een pleinafsluitend gebouw. Ik
wil trouwens nadrukkelijk stellen dat wij niet per definitie tegen een vorm van pleinafsluiting zijn,
eventueel door middel van een gebouw, die het plein en de wereld daar omheen veel aantrekkelijker
maakt. Daarbij kan echter ook aan een veel goedkopere oplossing worden gedacht en zelfs aan een tus
senoplossing. Wij zouden namelijk een groengebied kunnen aanleggen en dan over een jaar of 6 of 7 of
10, als de conjunctuur de eerste tekenen tot herstel geeft, kunnen overwegen of wij wel of niet over
gaan tot de bouw van dit complex. Dat de indruk wordt gewekt dat er nu niets gebeurt in de binnenstad
moet ik ontkennen. Je hoeft immers maar te proberen met de fiets door de binnenstad te komen, dan
ontdek je wel dat er op het ogenblik van alles gebeurt. (De heer Ten Hoeve: Dat heb ik ook niet ge
zegd.)
Er moet wat gebeuren, Leeuwarden heeft een oppepper nodig. In 1974 - veel te laat naar mijn
smaak - hebben wij besloten om de binnenstad inderdaad die oppepper te geven. Wij zijn nog steeds met
die oppepper bezig, bepaalde werkzaamheden zijn nu in de uitvoeringsfase, en het effect er van weten
wij nog niet eens. Waarom is er dan zo'n verschrikkelijke haast met dit pleinafsluitend gebouw? Ik be
grijp dat niet en ik denk dat onze plannenmakers in de gemeente wel betere dingen te doen hebben dan
zich bezig houden met deze "hersenschimmen van allure".
In de Commissie voor de Ruimtelijke Ordening heb ik al enige stedebouwkundige kanttekeningen bij
het rapport gemaakt. Wij zijn ook van mening dat, als zo'n gebouw er moet komen, over de ingang van
de parkeergarage heen gebouwd moet worden. Winkels op de verdiepingen lijkt ons uit den boze. Wij
zijn van mening dat de fontein in eerste instantie maar moet blijven staan. Als er een geweldig ontwerp
voor de inrichting van deze omgeving komt, waarin de fontein kan worden geplaatst, dan valt er over
verplaatsing te praten.
Hierbij wil ik het in eerste instantie laten; detailpunten hebben wij in de Commissie voor de Ruim
telijke Ordening al naar voren gebracht.
Mevrouw Van Dijk—van Terwisga: Toen wij een jaar of drie geleden in deze raad bij de behandeling
van het distributie-planologisch onderzoek en de toekomstontwikkeling van het kernwinkelapparaat voor
de eerste keer geconfronteerd werden met de plannen voor een pleinafsluitend gebouw, hebben wij als
VVD-fractie niet ingestemd met deze plannen, die werden gemaakt in een tijd van economische achter
uitgang. Wij vreesden toen een negatieve invloed op de bestaande winkels in het centrum. Wij hadden
geen bezwaar tegen een pleinafsluitend gebouw als stedebouwkundig element om het Wilhelminaplein
wat kleinschaliger, gezelliger en sfeervoller te maken en een wat andere functie te geven, maar be
hoefte aan extra vloeroppervlakte voor winkels hadden wij toen niet. Daarna heeft een werkgroep het
rapport "Het pleinafsluitend gebouw als upgrading centrum" gemaakt en thans ligt een tweede rapport
voor ons, waarin een vervolgstudie met aanvullende functies, randvoorwaarden enz. vorm heeft gekre
gen. Wij vinden beide rapporten leesbaar en interessant, maar tegen de conclusies hebben wij als frac
tie wel bezwaren. Juist wat de luxe artikelen betreft, dus de niet-dagelijkse artikelen, wordt de laatste
drie jaar een sterke afname in de omzet geconstateerd. Uit het rapport blijkt dat in Friesland de omzet
reeds op een lager peil per vierkante meter vloeroppervlakte ligt dan in de rest van Nederland, dat de
bevolking hier niet sterk groeit en dat de werkloosheid hier hoog ligt. Hoe wil men dan een upgrading
centrum in Leeuwarden aan voldoende omzet, aan winstmogelijkheden helpen? Men gokt dan op het te
rugwinnen van koopkracht uit de regio, maar wij vinden dat toch een onzekere factor. Als het zou luk-