26 De heer Geerts (weth.): De heer Ten Hoeve pleit er voor niet alleen het gebouw te realiseren, maar ook aandacht te schenken aan de inrichting van het plein. Deze opmerking is eigenlijk een vervolg op de opmerkingen die hij vier jaar geleden maakte, toen het voorstel tot het aanleggen van een parkeer garage aan de orde was. Mijns inziens is het inderdaad zinvol het hele gebeuren te bekijken; het plein maakt immers deel uit van het geheel. Toch kunnen daarbij wel enkele kanttekeningen worden ge plaatst. Ten eerste hebben wij te maken met het plein zoals dat er ligt en met de parkeergarage zoals die er is. In de tweede plaats hebben wij te maken met de kermis en met de weekmarkt. Vooral de weekmarkt vervult een belangrijke functie in het hele gebeuren en ik denk dat wij daarover niet te licht moeten denken. Ik ben het echter met de heer Ten Hoeve eens dat alles in zijn geheel zal moeten wor den bekeken. Ik kan alleen echter niet aangeven wat daarvan dan de consequenties zijn. Het punt architectenkeuze. De heer Ten Hoeve heeft gezegd dat er onder een goede architect moet worden gebouwd en dat dat iemand kan zijn uit het rijtje namen dat hij heeft genoemd, alhoewel het ook een Friese architect kan zijn. "Maar dan moet hij wel kwaliteiten hebben", aldus Ten Hoeve. Nou, ik denk dat die in Friesland ook wel te vinden zijn. Er zal een procedure moeten worden afgesproken zodanig dat wij tot een goede keuze komen wat betreft belegger/projectontwikkelaar en architect. De heer Pruiksma heeft er de nadruk op gelegd dat in die procedure straks wel voldoende ruimte - zo vertaal ik het even - moet zijn voor de invloed van de raad. Tevens wil hij graag dat die procedure ruimte laat voor een marktanalyse met betrekking tot de invulling van de functies van het gebouw. Mijns inziens is het zinvol om over die hele procedure nog eens met elkaar te spreken en er over na te denken. In het voorstel is een en ander namelijk vrij globaal geregeld en ik ben van mening dat een nadere invulling daarvan toch wel nuttig zal zijn. De heer Ten Hoeve zegt dat er wat hem betreft ook wel kan worden gebouwd aan de Wirdumerdijk. Hij spreekt ook over een eventuele verplaatsing van de MercuriusfonteinPersoonlijk ben ik van mening dat deze fontein hoort op de plaats waar hij nu staat. Bij de opstelling van het plan, dat overigens in dit stuk uitgaat van handhaving van de Mercuriusfontein op zijn huidige plaats, moeten wij echter kij ken naar de merites van het totale gebouw. Als dan zou blijken dat de fontein moet worden verplaatst, dan valt daarover natuurlijk te praten, maar vooralsnog is het uitgangspunt van het college dat de Mer curiusfontein moet worden gehandhaafd op de plaats waar hij nu staat. Het verkeer moet op de achtergrond meespelen, het moet een afgeleide zijn, zegt de heer Ten Hoeve. Ik ben het daarmee eens. Ter plaatse is mijns inziens voldoende gelegenheid om het verkeersge- beuren in te vullen. De andere punten waarover de heer Ten Hoeve heeft gesproken wil ik graag vatten onder het proce- durevoorstelwaarop wij nog wel nader terug zullen komen. Op het betoog van de heer Pruiksma ben ik al even ingegaan wat betreft de procedurekwestie. Voor hem geldt dit ook als een zwaar punt. De heer Van der Wal is tegen realisatie van het gebouw, hij heeft ook de reden aangegeven waar om. Ik hoef daar nu niet verder op in te gaan. Mevrouw Van Dijk is ook tegen. Zij komt weer met de kwestie van bewegwijzering naar het cen trum van de stad. Over dit onderwerp hebben wij reeds een- en andermaal gesproken in deze raad en ik denk niet dat het nuttig is een en ander op dit moment te herhalen. Op het betoog van de heer Buurman wil ik toch nog wel even ingaan. Hij heeft namelijk over de procedure bij het tot stand komen van het planologisch plan gesproken. Hij heeft terecht opgemerkt dat in dit geval de artikel 19-procedure niet kan worden toegepast, omdat er geen bestemmingsplan van kracht is en als er geen bestemmingsplan van kracht is, is er ook geen vrijstelling voor nodig. Wij heb ben uitsluitend met de Bouwverordening te maken. U weet dat het bestemmingsplan wordt voorbereid, het zogenaamde voorbereidingsbesluit is genomen. Nu is het zo dat, wanneer een bouwplan voldoet aan de Bouwverordening en in overeenstemming is met het in voorbereiding zijnde ontwerp-bestemmingspian, dat plan niet behoeft te worden aangehouden, maar dat b. en w. de vergunning kunnen verlenen, mits gedeputeerde staten daartegen geen bezwaar hebben. Een en ander kan echter niet zo maar, er geldt een bezwarenprocedure. Belanghebbenden kunnen bezwaren indienen bij b. en w., die deze bezwaren, voorzien van commentaar, doorsturen aan gedeputeerde staten. Voorts kan op grond van de Wet Arob bezwaar worden gemaakt, zowel tegen de verleende bouwvergunning als tegen de afgifte van de verkla ring van geen bezwaar, terwijl tevens schorsing van beide beschikkingen kan worden gevraagd bij de Raad van State, afdeling Rechtspraak. En dan is er ook nog beroep mogelijk bij de Raad van State zelf. Derhalve zijn er mogelijkheden genoeg om in beroep te gaan. Het is zo dat de raad b. en w. gemach tigd heeft initiatieven te nemen om tot dit gebouw te komen. Dat komt niet zomaar uit de lucht vallen, de anticipatiebevoegdheid waarover wij het nu hebben beoogt namelijk het doorbreken van de verstar rende werking die van de aanhoudingsplicht kan uitgaan, welke mogelijkheid bewust in de Wet op de ruimtelijke ordening is aangegeven. Het gebouw zal - wethouder Miedema heeft het ook al gezegd - een zodanige positieve uitstraling 27 hebben dat de negatieve ontwikkelingen minder zullen zijn als het er komt dan wanneer het er niet zou komen. Die negatieve ontwikkelingen dienen te worden gestopt en daarom vindt het college dat er niet moet worden gewacht tot het bestemmingsplan rechtsgeldig is. Hiermee is ook de noodzaak tot de anti cipatie - de procedure zoals die nu wordt gevolgd - aangetoond. De heer Ten Hoeve: Aan het adres van de heer Pruiksma wil ik graag kwijt dat het niet al leen gaat over de raadsbrief, maar ook over het rapport dat wij toegezonden hebben gekregen en over de reacties die op dat rapport zijn verkregen. Vandaar dat ik een aantal dingen in dat verband heb gezegd. Verder zijn er eigenlijk geen nieuwe punten. Twijfel is er bij ons zeker. Waar het in deze raads brief echter over gaat is of wij moeten doorgaan of niet. Wanneer wij nu besluiten door te gaan bete kent dat niet dat wij niet terug kunnen; wij kunnen altijd terug. De grond is van de gemeente en een ander belangrijk punt is dat wij geen financiële risico's nemen. Tot het moment dat wij moeten beslissen of het gebouw wel of niet gerealiseerd moet worden kunnen wij allerlei zaken beoordelen en dan kunnen wij nog nee zeggen. Er wordt gesproken over uitstel van vier jaar, maar dat betekent uitstel van acht jaar. Het gebouw staat er immers toch niet eerder dan over vier jaar. Als wij gaan uitstellen lopen wij het gevaar dat de situatie, waarop de heer Miedema doelde, is ingetreden en dat er dan "no return" meer is, maar dat het afgelopen is. De heer Pruiksma: Uit de woorden van de heer Miedema viel weinig te beluisteren over de proce dure, waarop wij nu juist het accent hadden gelegd, maar dat punt is later door de heer Geerts vol doende en ook tot tevredenheid van de fractie behandeld. Voor alle duidelijkheid wil ik stellen dat mijn fractie wil dat er een procedure komt met voldoende ijkpunten voor de raad om de beleidsuitgangs punten van de raad te toetsen. Tot dat beleid behoort dan niet alleen de discussie van vanavond, maar ook die van 2 november 1981In zoverre zijn wij het wel eens. De heer Van der Wal: Ik zal het verder maar niet hebben over de noodzaak van het gebouw. Wat dat betreft heeft wethouder Miedema in feite ook niets nieuws aangedragen, maar dat had ik ook niet verwacht. Er is nog wel ingegaan op de procedure en wethouder Geerts heeft gezegd het zinvol te vinden daarover nog eens met elkaar te spreken. De heer Pruiksma spreekt over ijkpunten die moeten worden ingebouwd. Wij zijn ook van mening dat die procedure er moet komen en als de meerderheid van de raad vindt dat het gebouw moet worden gerealiseerd, dan vinden wij ook dat het allemaal zo goed mo gelijk moet worden gedaan. Ik wil nog wel opmerken dat wij heel kort geleden een soortgelijk project hebben behandeld. Het was weliswaar wat kleiner, maar ook toen was de grond van onszelf. Ook toen hadden wij ijkpunten ingebouwd en een programma van eisen opgesteld. Op alle fronten is daaraan ech ter niet voldaan en wij zijn er als gemeente zelfs een miljoen bij ingeschoten. Mijn verwachtingen over dit soort procedure-afspraken zijn dus zeer laag. Er worden prachtige plannen gemaakt, waarvan één wordt uitgekozen, en vervolgens begint het deduceerproces. Ik vind het daarom wel een beetje naïef gedacht van de heer Ten Hoeve, die al zo lang in de raad zit, om te zeggen dat wij altijd terug kun nen. (De heer Ten Hoeve: Ik zit inderdaad al heel lang in de raad en ik weet dat wij op heel veel pun ten zijn teruggekomen.) Ik weet dat de meerderheid van de raad nog niet één keer op een vergelijkbaar punt is teruggekomen. Mevrouw Van Dijk—van Terwisga: De wethouders hebben mij niet overtuigd en wij blijven dus bij on ze mening. De heer Buurman: Ik ben van het betoog van de heer Miedema niet veel wijzer geworden. Hij spreekt over verwachting en geloof, maar dat geloof heb ik dus niet. De conjunctuur stoort zich niet aan dergelijke beweringen, dat heb ik in mijn betoog ook al gezegd. Een en ander is niet goed onder bouwd. Over het alternatief dat ik heb aangedragen om de functie "dienstverlening" in overweging te nemen heb ik helemaal niets gehoord. Er wordt gezegd dat er bepaalde gespecialiseerde zaken in het gebouw moeten komen. Winkels in de foodsector komen er niet in, dat zijn meestal geparallelIiseerde winkels. Het moet de vorm hebben van specialisatie, dus bijvoorbeeld een kaaszaak met vele soorten kaas of een warme bakker. Maar als je deze zaken daar nu naar toe brengt, dan vallen er toch gaten in bet hele winkelbestand? Hetzelfde geldt voor iemand die een gebit heeft waaruit een paar tanden val len, dan krijgt die persoon toch een gebit als een chinees kerkhof? Niet meer om aan te zien. (Gelach) Wijn opmerking over deze gaten in het winkelbestand in de stad wordt niet tegengesproken en daar zit !k dus mee Het antwoord van de heer Geerts was mij wel duidelijk.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1983 | | pagina 14