49 zen, want die komen vanavond toch niet op tafel. Waar het nu om gaat is goed onderhandelen. Wij on derschrijven de conclusie van het college dat het stadsverwarmingsproject definitief moet worden afge bouwd. De bouwers en Frigas weten dan in ieder geval waar zij aan toe zijn. De heer Van der Wal: Het bij het voorliggende voorstel behorende besluit om het stadsverwarmings project definitief af te bouwen is het meest korte besluit dat ik mij kan herinneren. Mevrouw Branden burg heeft daar ook al op gewezen. Het is echter wel een besluit met zeer ver strekkende en wellicht financieel rampzalige gevolgen. Mevrouw De Jong heeft in een uitstekend betoog een treffende opsom ming gegeven waar de externe adviseurs maar ook de interne adviseurs hebben gefaald. Reeds een jaar geleden is bij ons het vertrouwen in deze adviseurs zodanig gedaald dat wij op dat moment niet meer de moed hadden om op basis van die adviezen nog een keer ongeveer 2,5 miljoen gulden in het stadsver warmingsproject te steken. Er is toen door ons een motie ingediend, die mede was ondertekend door D'66, om de investeringen uit te stellen en het college opdracht te geven met een gedegen rapportage te komen van financiële consequenties en technische realiseerbaarheid van afbouw c.q. alternatieve aanwending van het stadsverwarmingsproject. Die motie is verworpen. Er is toen nog een keer voor ruim 2,5 miljoen gulden de grond ingegaan met het argument dat uitstel niet langer kon omdat, bij wijze van spreken, de heipalen al klaar lagen. Een jaar later kan men constateren dat wel de investeringen voor de stadsverwarming zijn gepleegd, maar dat er nog geen paal, zelfs geen bestekpaaltje, de grond is in gegaan. Daarmee wil ik niet zeggen dat onze fractie zich aan een verantwoordelijkheid onttrekt. Wij zijn destijds, op basis van de rapporten, akkoord gegaan met stadsverwarming. Wij hadden liever een wat kleinschaliger en een wat gedifferentieerder en flexibeler aanpak gezien, maar dat is er niet van gekomen omdat er sprake moest zijn van een groot project. Ik zal het betoog van mevrouw De Jong niet herhalen, maar dit project is via allerlei fases nu op een mislukking uitgelopen. Er rest niets anders dan te constateren dat het stadsverwarmingsproject in een stadsverarmingsproject is veranderd. Het project dient zo snel mogelijk te worden afgebouwd en zo gun stig mogelijk in een soort blokverwarming te worden omgebouwd. De concrete vraag die ik, naar aanleiding van de discussie van ongeveer een jaar geleden, aan de wethouder wil stellen is hoe hij toen zo stellig kon beweren dat er geen uitstel van de investeringen mo gelijk was, terwijl nu een jaar later blijkt dat er nog geen paal de grond is ingegaan. Een investering van ruim 2,5 miljoen gulden in een, naar het zich toen al liet aanzien en nu definitief is gebleken, bo demloze put. De financiële consequenties kunnen rampzalig zijn. Een grof rekensommetje leert dat in het meest gunstige geval het Ministerie van Economische Zaken c.q. de NEOM de negen miljoen gulden achter gestelde leningen voor hun rekening nemen en dat de rest van het bedrag, wanneer wij uitgaan van 20 miljoen gulden, op fifty-fifty basis wordt gedeeld. Een en ander zou op een tekort voor Leeuwarden neerkomen van ongeveer 5,5 miljoen gulden. De meest pessimistische berekening is een tekort van elf miljoen gulden. Als wij daar globaal schattend een beetje tussen in gaan zitten, zo ongeveer acht mil joen gulden, dan betekent dat op jaarbasis ruim acht ton extra te dekken verlies. Dat is zeker in deze situatie een rampzalige ontwikkeling. Dit verlies komt bovenop alle extra bezuinigingen die, als men het geruchtencircuit mag geloven, er aankomen. Ik wil aan de wethouder van Financiën vragen hoe dit tekort, dat ergens in de orde van grootte van acht miljoen gulden zal uitkomen - het kan een paar mil joen gulden meer of minder zijn -, gedekt moet worden en welke gevolgen dat heeft voor de macro- economische huishouding van Leeuwarden. Het lijkt mij van belang om te weten welke eventuele lasten hieruit voortvloeien voor de burgerij van Leeuwarden. Mevrouw De Jong heeft vanavond mede namens ons een motie ingediend om een rapportage op te stellen over de gang van zaken en om openheid van zaken te geven. Door onze mede-ondertekening steunen wij de motie. Destijds en ook op 12 juli 1983 en 13 juli 1983 is de positie van het Gemeentelijk Electriciteitsbe- drijf (GEB) in het geding geweest. Ik heb al eerder in de betreffende commissie gezegd dat met deze af loop van de stadsverwarming ook alle uitspraken die in dit kader gedaan zijn door de meerderheid van de raad ook achterhaald c.q. van de baan zijn. Ik wil graag in deze openbare vergadering van de raad van het college bevestigd hebben dat dat inderdaad het geval is. Ter informatie, toen gevraagd werd aan de provincie om mee te doen aan het stadsverwarmingsproject werd van die kant de eis gesteld dat dan het GEB voor een nader te bepalen bedrag overgedragen zou moeten worden aan de provincie c.q. het Provinciaal Electriciteitsbedrijf (PEB)Nu de stadsverwarming niet doorgaat zijn volgens ons alle claims/afspraken die daaromtrent zijn gemaakt van de baan. Wij willen dat graag bevestigd zien door het col lege Rest mij niets anders dan te melden dat wij ook nu uiteraard akkoord gaan met dit zeer korte be sluit. In september/oktober zullen wij nader in de raad met het college overleggen over de afbouwvari- ant en de financiële consequenties daarvan. 50 De heer Miedema (weth.): Het lijkt mij verstandig dat ik inga op de betogen van de verschillende sprekers en spreeksters. De heer Bijkersma heeft opgemerkt dat zijn fractie al eerder heeft gezegd dat het stadsverwarmingsproject moet worden stopgezet. Deze opmerking is een van de weinige opmerkingen waaraan ik mij wat stoor. Ik zeg dat heel openhartig. Volgens mij is het bij de gehele raad bekend op welke manier wij gestart zijn. De ontwikkeling van het project is door een aantal raadsleden gememo reerd. Op aandrang van de minister zijn wij akkoord gegaan met het stadsverwarmingsproject op basis van een financiële garantie en onder de voorwaarde dat er alleen gestopt zou kunnen worden met het project als wij gezamenlijk tot de conclusie zouden komen dat het project niet haalbaar is. Die clausule - mevrouw De Jong heeft het een en ander voortreffelijk verwoord - bracht met zich mee dat stoppen met het project op een eerder moment dan nu niet mogelijk was. Ik neem aan dat ook de VVD-fractie dit feit weet. Wat dat betreft is de door de heer Bijkersma gemaakte opmerking nauwelijks terecht. Het is bekend dat de VVD-fractie altijd tegen het stadsverwarmingsproject is geweest. Er is inderdaad een aantal externe factoren geweest dat geleid heeft tot de situatie waarin wij nu verkeren. De heer Bijkersma sluit zijn betoog met een opmerking over de technische afbouw. Hij zegt daarin dat er een reserve-motor aanwezig moet zijn in geval van eventuele calamiteiten. Momenteel staan in het fraaie bouwwerk aan de toegangsweg naar Camminghaburen twee hulpwarmteketels waarmee wij de woningen in de wijk verwarmen. Het ligt in de lijn der verwachting dat een van deze ketels gaat ver dwijnen. De andere ketel blijft als hulpbron bestaan, naast de definitieve afbouwvariant. Er blijft dus een hulpbron in het geval van calamiteiten aanwezig. Mevrouw De Jong heeft gezegd dat wij in de financiële zorgen zitten. Die opmerking is erg reëel. Zij vraagt zich af hoe het mogelijk is dat de NEOM op 12 april 1983 nog durfde te adviseren om met de STEG-variant door te gaan. Deze vraag zou eigenlijk aan de NEOM moeten worden gesteld, maar ik wil er wel een antwoord op geven. De NEOM heeft toen, zoals men weet, geadviseerd om een STEG- installatie te bouwen. Het rendement van een STEG-installatie is niet erg slecht, maar de warmtevraag daalde zo sterk dat ook dat advies onder druk kwam te staan. Daar kwam echter nog iets bij. De capa citeit van de elektrische produktie in het Noorden des lands is erg groot. Bovendien draait de PEB-cen- trale erg weinig. Wij konden wat dat betreft alleen maar overgaan tot het instal leren vaneen STEG-in stal latie als er een harde garantie gegeven werd van de Samenwerkende Elektriciteits Produktiebedrijven (SEP) en van het ministerie dat deze installatie inderdaad zou kunnen draaien. Die overwegingen heb ben in laatste instantie het provinciaal bestuur, als beheerder van het PEB, ertoe gebracht dat het niet bereid is om meer vermogen in Leeuwarden op te stellen. Op dat moment heeft ook de NEOM toegege ven dat daarmee het doek viel over het project omdat de warmtebron niet meer aanwezig was. De NEOM was alleen op basis van de STEG-eenheid bereid om door te gaan. Mevrouw De Jong heeft een overzicht gegeven van de stand van zaken vanaf het begin tot dit mo ment. Zij heeft dat op haar eigen wijze gedaan en heeft daarbij bepaalde punten aangehaald waarover wij beiden reeds eerder hebben gediscussieerd in deze zaal. Het is niet nuttig en wenselijk dat ik op al die zaken op dit moment weer inga. Ik wil mij toch wel wat distantiëren van de duidelijk afwijzende toon waarop mevrouw De Jong over de KEMA spreekt. Ik hoef de KEMA niet in bescherming te nemen, maar de KEMA is een goed be drijf. Het gaat mij te ver om de sterk wisselende omstandigheden, waardoor niet alleen Leeuwarden maar vele andere gemeenten die stadsverwarmingsinstallaties hebben in grote problemen zijn geraakt, op conto van dej<EMA te schrijven. Ik kan mevrouw De Jong daarom niet voigen in haar sterke afwijzing ten opzichte van de KEMA en in haar bewoordingen over dit bedrijf. Mijnheer de voorzitter, ik hecht eraan om een en ander hier uit te spreken. Uiteindelijk dient mevrouw De Jong een motie in, waarin wordt gevraagd om een opening van za ken. Ik vind die vraag ergens begrijpelijk, maar ergens ook weer niet. Volgens mij is de opening van zaken door alle tijden heen vrij duidelijk gegeven. Alle rapporten hebben ter inzage gelegen. Ik kan mij evenwel best voorstellen dat er een aantal onduidelijkheden overblijft. Wij moeten ook niet de schijn op ons laden dat wij iets willen verbergen, want daar is geen enkele reden voor. Het is volstrekt duidelijk wat hier aan de hand is geweest. Zojuist heb ik betoogd dat het niet alleen in Leeuwarden fout gaat, want het gaat om een nationaal probleem. Er is een aantal gemeenten gestopt met stadsver warming en er zal nog een aantal gemeenten mee gaan stoppen. Als mevrouw De Jong vraagt om een volledige opening van zaken dan kan men daar verschillende dingen onder verstaan. Ik ben bereid, maar dat zou ik ook geweest zijn zonder een motie, om tijdens het laatste gesprek dat wij in september/ oktober krijgen en waarbij ook het financiële plaatje gepresenteerd zal worden een resumé te geven over de gang van zaken van de laatste jaren. Maar ik heb enige zorg of dat plaatje voor de indieners van de motie genoeg zal zijn. Ik zeg dat heel openhartig. Wanneer alle cijfers en alle gebeurtenissen exact moeten worden beschreven, dan denk ik dat ik een te groot beroep op mijn medewerkers doe om dat daar geen tijd voor is. Wij hebben nog erg veel zaken te regelen voor de afbouw, maar daar kom ik

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1983 | | pagina 26