Het zal het college duidelijk zijn dat wij uit principiële overwegingen tegen de motie van de frac tie van de PvdA zijn inzake subsidie aan het Lesbisch Archief. Hier is geen discriminatie in het geding, maar kennelijk een sterke propagandistisch ingestelde geldingsdrang. Mevrouw Van der WerfIk moet zeggen dat ik toch wel een andere benadering heb van de leesbaar heid van het hele gedoe dat hier op tafel ligt dan door mevrouw VIietstra en de heer Boelens naar voren is gebracht. Wij hebben steeds meer de indruk dat de honderden bladzijden tellende plannen en pro gramma's met zeer kleine lettertjes in feite door een handjevol mensen worden en kunnen worden gele zen. Mijn vingers jeuken dan ook om bij de behandeling van dit programma in te gaan op het steeds meer aan de dag tredende statische en bureaucratische karakter van de hele sociaal-culturele planning. Deze planning sluit totaal niet aan op de actualiteit en de praktijk van het uitvoerend werk, wat ook in meerdere van de bezwaarschriften wordt genoemd. Ook wil ik verwijzen naar de opmerking van wethouder Heere in de Commissie voor Welzijnsaange- legenheden dat, naar aanleiding van reacties uit de commissie dat nog maar zeer enkelen de plannen en de programma's kunnen volgen, dat niet zo erg is omdat de welzijnsorganisaties en -instellingen in feite alleen maar die bladzijden hoeven te lezen die op hen zelf slaan. Ik vraag mij wel af waar dit hele geldverslindende gedoe dan voor nodig is. Een en ander was toch nodig omdat dat de democratie ten goede zou komen? Op al deze problemen zou ik nu wel in willen gaan. Het lijkt mij verstandiger om dat niet te doen, maar het een en ander op te zouten tot de behandeling van de subsidieverordening en de evaluatienota met betrekking tot de welzijnsplanningprocedure die hier binnenkort in de raad aan de orde komen. Laat het echter wel duidelijk zijn dat wij op de punten die ik zonet noemde niet tevreden zijn met de vaststelling van het programma. Integendeel. Ik wil nog een andere algemene opmerking maken. In het Programma Sociaal-cultureel Werk 1983 staat een aantal raadsuitspraken waar mijn fractie niet mee heeft ingestemd. De belangrijkste daarvan is het beleidsuitgangspunt dat de rijkskortingen op de Rijksbijdrageregeling sociaal-cultureel werk 1982 en 1983 binnen deze begroting opgevangen zouden moeten worden. Wij vinden dat de sector Sociaal-cul tureel Werk als geheel al meer dan genoeg heeft ingeleverd. Om die reden zou dan ook van deze, ove rigens in onze ogen veel te algemeen gestelde, randvoorwaarde afgeweken moeten worden. Het is wel van belang om dat nu nog een keer te constateren, want om deze bezuiniging te dekken door een ac crespercentage van 0 voor de subsidiabele niet-personele kosten voor de bewonersorganisaties heeft be slist niet onze instemming. Met name voor de huisvestingslasten van de wijkaccommodaties is dat een zeer nadelig uitgangspunt, want er zijn toch al problemen om die hoge lasten op te brengen. Als het subsidieniveau dan ook nog eens verder achterblijft bij de kostenontwikkeling, wordt de situatie alleen maar erger. Om dat bovendien nog eens te doen op een moment dat wij bezig zijn om door middel van de Accommodatienota een oplossing te zoeken voor die problemen lijkt ons uiterst onverstandig. Een en ander betekent dan ook dat wij in ieder geval de bezwaarschriften van het Centraal Orgaan Leeuwarden (COL), de Wijkvereniging Huizum-West, de Stichting Rengerspark en de Stichting Buurtwerk de Oost hoek, voor zover zij betrekking hebben op dit punt, gegrond zouden willen verklaren. Ik wil ook een opmerking maken over het hoofdstuk in het Programma Sociaal-cultureel Werk 1983 dat gaat over de kinderopvang. In het Programma Sociaal-cultureel Werk 1982 werd met betrekking tof de tussenschoolse opvang een overgangsmaatregel genomen die er op neerkwam dat deze opvang tot één januari 1983 gehandhaafd mocht blijven bij het Kinderdagverblijf Jacobijnerkerkhof, zodat in de tus senliggende periode, juli 1982-december 1982, de scholen de gelegenheid zouden hebben de tussen-de- middagopvang op school te realiseren. Hoewel wij toen al grote bezwaren hadden tegen de aan die overgangsmaatregel ten grondslag liggende raadsuitspraak dat de tussenschoolse opvang afgebouwd moest worden en in principe thuishoorde op de scholen - wij dienden daarvoor een motie in, maar die kreeg helaas maar 4 stemmen -, hadden wij op dat moment nog enige hoop. Met name de vorige wethouder van Welzijnsaangeiegenheden, de heer Geerts, zei toen voortvarend, dat woord gebruikte hij, met die opvang op de scholen bezig te gaan. Bovendien was het zijn bedoeling om voor één januari 1983 tot concrete resultaten te komen. Ik heb al eerder in de raad en in de commissies gezegd, maar het schijnt treurig genoeg steeds weer gezegd te moeten worden, dat er ondanks die toezeggingen helemaal niets is gedaan. Geen voortvarendheid en geen concrete resultaten. Integendeel, ik heb zelden zo'n heen en weer geschuif meegemaakt tussen en het onttrekken aan verantwoordelijkheden van secretarie-afdelin gen en van portefeuillehouders als met betrekking tot de tussenschoolse opvang. Het formele argument in het Programma Sociaal-cultureel Werk 1983 ten aanzien van de tussenschoolse opvang is dat de wijzi ging van de Lager-Onderwijswet 1920, waar het allemaal om begonnen is, nog niet in het Staatsblad is verschenen. Dat slaat natuurlijk alles. Als pleister op de wonde mag, wat het college betreft, de over gangsmaatregel bij het Kinderdagverblijf verlengd worden tot het einde van het schooljaar 1982-1983. Dat die maatregel tot een onaanvaardbare situatie en tot problemen gaat leiden zal hopelijk duidelijk zijn. Wij vinden dan ook dat de tussen-de-middagopvang bij het Kinderdagverblijf vooralsnog om twee redenen gehandhaafd moet blijven. In de eerste plaats moet men niets weggooien voor men er iets nieuws voor in de plaats heeft. Realiseer dus nu eerst maar eens echt de overblijfmogelijkheden op school. In de tweede plaats zal het uit een oogpunt van gevarieerde behoefte aan kinderopvang waar schijnlijk nodig zijn een beperkte tussen-de-middagopvang op het Kinderdagverblijf te handhaven, met name voor die kinderen die daar ook na schooltijd gebruik van maken. Hoe een en ander er precies uit zal gaan zien valt pas echt te beoordelen als de nieuwe situatie duidelijk is. Maar voorlopig moet die opvang blijven gehandhaafd. Ik wil wat dit punt betreft dan ook een voorbehoud maken bij de vaststel ling van het programma. Het nu aan de orde zijnde probleem is duidelijk gekoppeld aan agendapunt 37 over de overblijfmogelijkheden op scholen. Bij de behandeling van dat agendapunt zullen wij met een motie komen, maar dat zal straks wel duidelijk worden. Voor wat betreft de opvang van kinderen in sociaal-culturele accommodaties kan ik mij aansluiten bij de opmerkingen die mevrouw Vlietstra daarover gemaakt heeft. Een soepel beleid dus. Dan kom ik bij de voorstellen in het Programma Sociaal-cultureel Werk 1983 over het emancipatie werk. Wij kunnen daarmee instemmen met uitzondering van datgene wat gesteld wordt ten aanzien van het Lesbisch Archief. Daar kom ik zo op terug. Naar aanleiding van de discussie in de Commissie voor Welzijnsaangeiegenheden en het ingediende bezwaarschrift is het standpunt van het college met betrek king tot de subsidie voor de Stichting Sappho gewijzigd. Wij hebben met instemming kennis genomen van dat feit. In het Programma Sociaal-cultureel Werk 1983 wordt gesteld dat inhoudelijk de activiteiten van de Stichting Lesbisch Archief Leeuwarden passen binnen de doelstellingen van het emancipatiewerk. Wij zijn het daar zonder meer mee eens. Maar dan komt het addertje onder het gras want, zegt het program ma, de subsidie-aanvraag kan niet gehonoreerd worden omdat de rijksbijdrageregeling alleen maar voor activiteiten is bedoeld en niet voor investeringen tenzij die zouden voorzien in een breed gevoelde be hoefte en er sprake zou zijn van algemeen belang. Verder staat er dat het college van mening is dat het belang van deze instelling niet van algemene aard is, dat er sprake zou zijn van precedentwerking en dat het Lesbisch Archief een niet vrij toegankelijke instelling is. Wij zijn het pertinent oneens met deze argumenten. Het Lesbisch Archief staat open voor alle lesbiennes, meiden en andere vrouwen. Het Les bisch Archief is dus breed toegankelijk. Echter niet voor mannen, maar dat geldt voor vrijwel alle emancipatie-activiteiten die wij met dit programma subsidiëren. Wij vinden dat initiatieven, die zich er op richten een bijdrage te leveren aan de emancipatie van de onderdrukte groepering en het onder drukkend gedrag van de meerderheid aan de orde te stellen, zonder meer in het algemeen belang zijn. Met het argument van het college zijn wij het niet eens. Het criterium van een breed gevoelde behoefte mag in zijn algemeenheid nooit een criterium zijn als het gaat om beleid dat maatschappelijke achter stelling van minderheidsgroepen teniet doet. Uit de toeloop die het Lesbisch Archief in de korte tijd dat het nu open is heeft gehad blijkt dat deze activiteit in een brede enorme behoefte voorziet. B. en w. gaan in de Nadere standpuntbepaling en nota van wijzigingen behorend bij het Programma Sociaal-cul tureel Werk 1983 op deze argumentatie, naar aanleiding van het bezwaarschrift dat de Stichting Les bisch Archief Leeuwarden ons inziens zeer terecht heeft ingediend, niet meer in. De argumenten waar om deze activiteiten niet gesubsidieerd zouden kunnen worden spitsen zich nu toe op de interpretatie van de rijksbijdrageregeling en op het hoofdstuk Emancipatiewerk van het Sociaal-cultureel Plan. Wat dat betreft heeft mevrouw Vlietstra al een heel duidelijke lezing gegeven van haar interpretatie, van die van talloze andere gemeenten en, niet onbelangrijk, van die van het hoofd van de Direktie Coördi natie Emancipatiebeleid. Ik zal datgene wat zij heeft gezegd niet allemaal herhalen, maar wij kunnen ons daar zonder meer bij aansluiten. Kortom, wij vinden dat het Lesbisch Archief, gezien de activitei ten, recht heeft op subsidie. Vandaar dat wij de motie die door mevrouw Vlietstra is ingediend mee hebben ondertekend. Ik vind het jammer dat de heer IJestra zo stellig vasthoudt aan datgene wat het college in de Na dere standpuntbepaling en nota van wijzigingen behorend bij het Programma Sociaal-cultureel Werk 1983 heeft verwoord en dat hij daarbij niet ingaat op de uitvoerige argumentatie die mevrouw Vlietstra naar voren heeft gebracht met betrekking tot het zojuist door mij genoemde punt. Het standpunt van de CDA-fractie is duidelijk. De heer Boelens heeft gezegd: waar een wil is, is een weg. Ik concludeer heel duidelijk dat die wil er niet is. Ik heb er wel behoefte aan om mij heel nadrukkelijk te distantiëren van de opmerkingen die de heer Buurman heeft gemaakt. Wat betreft datgene wat is gesteld in het Programma Sociaal-cultureel Werk 1983 over de amateu ristische kunstbeoefening, wil ik er nu alvast op wijzen dat wij bij de behandeling van de subsidieveror dening met voorstellen zullen komen om de huidige subsidieregeling op dit terrein in tweeërlei opzicht aan te passen. Wij vinden dat niet alleen niet-commerciële popgroepen onder deze subsidieregeling moeten kunnen vallen, maar ook groepen die instrumentale muziek voortbrengen maar die niet in aller- ei klassen vallen of op concoursen en dergelijke spelen.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1983 | | pagina 33